Ik ben het spuugzat: het geweld dat tegen de politie wordt uitgeoefend. Dit weekend nog in Rotterdam, politiemensen die een gebroken arm en een hersenschudding oplopen. De brief van de echtgenote van één van deze dienders raakte mij zeer. We kennen al jaren deze verhalen en ondanks alle maatregelen en alle aandacht blijft het maar doorgaan. Niet alleen tegen politiemensen, ook tegen handhavers, brandweermannen, ambulance-personeel, medewerkers op de spoedeisende hulp, leerkrachten op school, in de spreekkamer van de huisarts. Ik ben het echt helemaal spuugzat en ik denk dat het gros van de Nederlanders dat evenzeer is. Wanneer houdt dit op en wat is daar voor nodig?

De afgelopen jaren zijn er heel veel maatregelen genomen om het geweld een halt toe te roepen. Al jaren loopt het programma Veilige Publieke Taak. Straffen op geweldpleging tegen hulpverleners zijn verdubbeld, soms verdriedubbeld. Er is meer werk gemaakt van schadevergoeding, snelrecht, supersnelrecht en lik op stuk. Er wordt gewerkt aan een aparte strafbaarstelling van het hinderen van hulpverleners, er komt een taakstrafverbod voor geweld tegen ambtenaren, de bodycam wordt ingevoerd en hetzelfde zal gelden voor het stroomstootwapen, de taser, nadat jaren geleden al het traangas was ingevoerd.
Ondanks al deze maatregelen blijft het maar door gaan. Het roept de vraag op: wat doen we fout? Wat zien we over het hoofd? Moeten we doorgaan op de weg van het steeds meer bewapenen van onze politie, is dat ook nog wel de politie die we willen? En, heeft het nog harder straffen en aanpakken van daders effect, leidt het tot minder geweld? Is er niet iets anders nodig?

Ja, dat is er zeker. De maatregelen tot nog toe hebben zich gericht op de politie en op de daders. Maar nog niet zozeer op de rest van de Nederlanders, op ons. Ooit zong De Dijk: “Natuurlijk zijn er hufters, klootzakken en slijmjurken”, “Maar kijk om je heen, wij zijn er ook nog, wij zijn met de meesten”. En zo is het. Het overgrote deel van de Nederlanders walgt van het wangedrag dat een aantal van ons zich permitteert in de richting van hen die in een uniform of in een ambt voor ons allemaal werken. Maar spreken we ons uit, laten we het merken? Staan we op als in een volle wachtkamer van een ziekenhuis iemand zich misdraagt tegen een baliemedewerker? Blijven we stilstaan als op straat een politieagent aangevallen wordt? Maken we foto’s, manen we mensen tot rust, laten we merken dat we er zijn en dat we het afkeuren? Hoe kan, hoe kan het in Godsnaam, dat niemand in een trouwstoet optreedt, zich uitspreekt, actie onderneemt als één van de deelnemers een diender in elkaar slaat. Ik vraag niet om fysieke bemoeienis, ik vraag om morele bemoeienis.

De komende jaren komen er 17.000 nieuwe politiemensen in Nederland. Veelal jonge gasten, die met veel enthousiasme aan de slag gaan. In wat voor samenleving gaan zij aan de slag? Wat kunnen wij - burgers van Nederland - hen bieden: een onverschillige samenleving waarin zij het voor ons mogen rooien? Of een samenleving waarin we laten zien en laten merken dat we dankbaar zijn dat ze de klus voor ons klaren. Waarin mensen zich uitspreken als hulpverleners op straat in de problemen komen, waarin wij gezamenlijk achter onze politie staan.

Iedereen die deze oproep leest als ‘in Den Haag weten ze het ook niet meer en nou mogen wij burgers het gaan doen’ leest dat verkeerd. Ik knok al jaren voor de veiligheid van politiemensen, binnen en buiten het korps. Maar laten we ons bewust zijn dat veiligheid primair begint bij onszelf. Dat wij voor onszelf, maar ook voor onze familie en vrienden de grootste kracht en bron zijn om ons te gedragen. Daar heeft onze politie en al die andere hulpverleners recht op. “Wij zijn er ook nog en we zijn met de meesten.”

Chris van Dam,
CDA Tweede Kamerlid, woordvoerder politie

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.