08 december 2016

Blok aan het been

Het woningbeleid van dit kabinet begint zo langzamerhand een blok aan het been te worden. Voor huurders, corporaties maar ook van het kabinet zelf. Er wordt te weinig gebouwd, en met de complexe regelgeving in de huursector wordt de chaos vergroot. De grote woorden van minister Blok (VVD) over hoe rijk de corporaties wel niet zouden zijn, lijken een rookgordijn voor het echte probleem. Dat blijkt tevens uit de conclusies van de Autoriteit woningcorporaties (Aw). Het is tekenend voor dit kabinet, met de vinger wijzen in plaats van zoeken naar passende oplossingen met de sector. Terwijl juist daar de sleutel ligt voor de alsmaar groeiende kloof op de woningmarkt.

De Autoriteit woningcorporaties (Aw) voert het integraal risicogericht toezicht op woningcorporaties uit, zoals opgedragen in de Woningwet. Zij valt onder de politieke verantwoordelijkheid van de minister voor Wonen. Afgelopen week kwam de Aw met ‘de woningcorporatiesector in beeld 2016’. Daarin wordt aangegeven dat het verstandig is om de financiële ruimte over een langere periode evenwichtig in te zetten. Voorzichtigheid en behoud voor wendbaarheid zijn daarbij van groot belang. Juist om de kwaliteit van besluitvorming, planning en risicobeheersing ten goede te laten komen. Maar ook om onnodige (prijsverhogende) druk op de bouwmarkt te voorkomen. Dit vergt wijsheid van alle betrokkenen in de sector; de neiging om de huidige gunstige situatie te verjubelen is gevaarlijk groot. Ik betwijfel of de houding die minister Blok zich aanmeet de “wijsheid” is die de autoriteit bedoeld.

De gunstige financiële situatie geldt op het totaalniveau van de sector. Het beeld per regio of individuele corporatie kan daar echter sterk van afwijken. Voorzichtigheid is geboden bij het trekken van algemene conclusies over de financiële ruimte bij woningcorporaties. Dat de sector er als geheel financieel goed voorstaat betekent namelijk nog niet dat er overal en bij elke corporatie evenveel ruimte zit, aldus de toezichthouder. Er zijn grote verschillen tussen woningmarktregio’s en tussen corporaties onderling. Algemeen geldende conclusies of plannen ter aanwending van het vermogen vragen dus om de nodige voorzichtigheid. In dit verband vraagt de Aw ook aandacht voor de interactie tussen het huursombeleid, het passend toewijzen, het woningwaarderingssyteem en de verhuurderheffing binnen het stelsel. Deze generieke beleidsinstrumenten zijn ontwikkeld vanuit deels verschillende uitgangspunten. In de praktijk kunnen hierdoor spanningsvelden ontstaan.

En hier slaat de toezichthouder de spijker op zijn kop. De beleidsinstrumenten die zijn ontwikkeld blijken tezamen niet te brengen wat wordt beoogd. In de praktijk wordt er te weinig gebouwd, passend toewijzen zorgt voor problemen voor specifieke groepen en de verhuurdersheffing werkt remmend op ontwikkelingen die nodig zijn. Het ingezette beleid faalt op dit vlak.

De Autoriteit Woningcorporaties ziet positieve ontwikkelingen, maar spreekt ook haar zorgen uit over de huursector. De minister geeft zijn eigen interpretatie van de conclusies die de autoriteit heeft getrokken en maskeert de uitkomsten die niet van pas komen. Minister Blok moet stoppen met het vingerwijzen naar de betrokkenen in de sector en juist met hen om de tafel gaan. De positieve ontwikkeling van de financiële posities van corporaties moet juist worden omgezet in beleid zodat meer mensen een passende woning kunnen krijgen.


Erik Ronnes
CDA Tweede Kamerlid

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.