In de Statenvergadering van 26 mei werd gesproken over het nieuwe Veenweideprogramma.  Het Friese veenweidegebied is een uniek landschap met veel agrarische bedrijvigheid. In het gebied daalt de bodem, als gevolg van oxidatie van het veen. Deze ontwikkeling is onomkeerbaar en van invloed op de inrichting en het gebruik van het gebied. Veenoxidatie zorgt ook voor uitstoot van CO2, een broeikasgas en draagt dus bij aan de klimaatontwikkeling. In het “akkoord van Parijs” zijn afspraken gemaakt over vermindering van de uitstoot van CO2. Op grond van dit akkoord heeft het Rijk bepaald dat er in veenweidegebieden maatregelen moeten worden genomen om de uitstoot van CO2 terug te dringen.

Het Veenweideprogramma 2021 – 2030 is opgesteld in overleg tussen provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân, veenweidegemeenten, vertegenwoordigers namens zeven agrarische belangenbehartigers, vertegenwoordigers namens de natuurorganisaties en een vertegenwoordiger namens de recreatiesector. In het programma is beschreven welke stappen gezet kunnen worden om de gestelde doelen te bereiken. Die doelen zijn:

  • de negatieve effecten van bodemdaling beperken en compenseren;
  • de uitstoot van CO2 beperken;
  • de landbouw heeft een duurzaam toekomstperspectief;
  • het watersysteem is robuust en klimaatbestendig ingericht.

Samen met boeren, natuurorganisaties, ondernemers, inwoners en overheden, verenigd in een gebiedsplatform, zullen de plannen verder worden uitgewerkt. Vooreerst voor de gebieden De Hege Warren en Aldeboarn De Deelen, omdat daarvoor het nodige geld beschikbaar is. Andere gebieden komen later aan de beurt, op het moment dat ook daarvoor voldoende geld beschikbaar is. In 2022 vindt de eerste evaluatie plaats, dan wordt ook duidelijk welke opgave er in het kader van de CO2 uitstoot nog ligt voor de gebieden die nu nog niet van start gaan. Uiteraard zijn maatregelen wel mogelijk als het initiatief daarvoor van onder op komt. Het uitgangspunt voor alle plannen in het veenweidegebied is voor het CDA: maatwerk, draagvlak en evenwicht tussen ecologie en economie. Wij vinden ook dat het beschikbare geld moet worden besteed om de doelen van het veenweideprogramma te halen en niet aan andere zaken, zoals plannen voor een nationaal park of een nieuwe vaarweg. “Goed rintmasterskip sjocht net allinne op miljeu en lânskip, mar ek op in goeie besteging fan jild”, aldus Maaike Prins.

In het veenweidegebied is schade ontstaan aan houten funderingen, o.a. veroorzaakt door de veenoxidatie. Het CDA is van mening dat (alle) overheden een maatschappelijke opdracht hebben om de gedupeerden te helpen om de problemen zo goed mogelijk op te lossen. Dat kan met verschillende instrumenten, ook met financiële ondersteuning. Volgend jaar verwachten we daarvoor een voorstel van het college. Maar voor schade die nu echt op zeer korte termijn moet worden verholpen moet dat sneller en dat is ook toegezegd door het college.

De agrarische functie in het veenweidegebied is, wat het CDA betreft, essentieel. Een duurzaam toekomstperspectief voor deze sector is dan ook noodzakelijk. Hoe het er in de toekomst precies zal uitzien is een vraag die in de gebiedsprocessen moet worden beantwoord. Dat wordt een proces van proberen en leren. Wij zijn wat dat betreft heel hoopvol. Er gebeurt al heel veel in alle gebieden. Er worden veel onderzoeken en proeven gedaan. Succesvolle proeven worden verder uitgewerkt en overgenomen. Er is al heel veel creativiteit ontstaan onder de boeren in de gebieden, die moet benut worden. Geen eenheidsworst, maar maatwerk! Een goed toekomstperspectief en een fatsoenlijk inkomen voor de boeren is heel belangrijk, zo werd onlangs ook weer duidelijk bij het werkbezoek van CDA-tweede kamerlid Derk Boswijk aan de Groote Veenpolder.

 

 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.