Ruimtelijke visie buitengebied

 

Ruimtelijke visie buitengebied

Er zijn in ruimtelijke zin in Nederland een tweetal zaken bijzonder actueel. Allereerst de woningnood en daarnaast de inrichting van de open ruimte. Ook in onze gemeente spelen deze zaken een zéér belangrijke rol. Recent heeft de voltallige raad uitgesproken dat de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie binnen de afgesproken termijn tot stand dient te komen. Hetgeen betekent dat eind 2005 deze visie aan de orde komt.

Het CDA heeft recent een visie uitgebracht over wonen. Even grote waarde wordt toegekend aan de inrichting van ons mooie buitengebied. Om die reden is door het CDA stilgestaan bij vraagstukken die het buitengebied aangaan. Dit heeft geleid tot het indienen van een initiatiefvoorstel met beleidsuitgangspunten voor de ontwikkeling van een visie voor de toekomst.

In de nota is een analyse vastgelegd en worden tevens uitspraken gedaan welke richting wenselijk is. Deze samenvatting strekt enerzijds tot leeswijzer van de nota en legt anderzijds kernachtig de gekozen uitgangspunten neer. Het is de uitdrukkelijke wens van het CDA om met de raad overeenstemming te bereiken over de uitgangspunten, om daarna met het college samen de Ruimtelijke Ontwikkelingsvisie gestalte te geven als basis voor de toekomst.

Inrichting en hoofdlijnen van de nota.

Allereerst wordt aangegeven wat onder het buitengebied moeten worden verstaan, begrippen als natuur en landelijk cultuurgebied worden toegelicht. Op basis hiervan wordt stilgestaan bij het karakter van het beeld van het

Hierbij wordt samengevat dat het gebied bestaat uit echte natuur en uit landelijke cultuurgebieden, die beiden een eenheid vormen en het landschappelijk karakter van de gemeente bepalen.

Hierna wordt ingegaan op de het economische draagvlak en de ontwikkeling van het recht van eigendom en de eigendomsverhoudingen door de jaren heen. Hierbij komt naar voren dat het in hoofdzaak de agrariër was en is die door de eeuwen heen het landelijk gebied vorm heeft gegeven.

Kernachtig wordt uitgelegd dat de agrariër in het gebied onder druk staat en dat er bedreigingen zijn die dienen te worden afgewend. Diverse landbouwcrises, toenemende eisen en een sterk wijzigend Europees landbouwbeleid, die omslagen in de bedrijfsvoering met zich mee zullen brengen.

Het economisch draagvlak van het agrarisch bedrijf is aangetast en in verband daarmee wordt het beheer van het cultuurlandschap verzwakt. Daardoor wordt ook het landschappelijk karakter bedreigd.

Voorts is een relatie gelegd met ontwikkeling van woningbouw. De recente ontwikkelingen op het gebied van de woningbouw , met name die het gevolg zijn van het woonkwaliteitplan zullen in geval van uitbreiding, ten koste gaan van cultuurgrond. Tevens wordt de trend gesignaleerd van

toenemende belangstelling voor vrijgekomen agrarische woningen onder de wens van woningsplitsing. Het landelijk gebied komt hierdoor onder druk.

Op deze druk op het landelijk gebied wordt uitvoerig ingegaan. Hierbij worden de verschillende claims op rij gezet. Woningbouw, aangescherpte Europese regelgeving, ecologische hoofdstructuur en verbindingszones en eventuele dijkverlegging worden behandeld.

Als belangrijk aspect is naar voren gebracht de keuze waarvoor de agrariër komt te staan, waarbij rendement, kwaliteitsproductie en veranderende bedrijfsvoering belangrijke invalshoeken zijn. De keuzes waarvoor de agrariër komt te staan zijn van invloed op de inrichting van het cultuurgebied. Bedrijfsuitbreiding of bedrijfsbeëindiging. Ecologische productie of niet. Schaalverkleining met aanvullende bedrijfsactiviteiten of niet. Kortom, een scala van keuzes die direct leiden tot veranderingen in het buitengebied.

Brummense buitengebied.

Beschreven beleidsconsequenties.

Op basis van dit alles worden de consequenties voor het te voeren beleid getrokken. Hierbij wordt ingegaan op de kaders, het beleid voor de agrarische sector en de bebouwing met behoud van het landelijk gebied alsmede de op handen zijn ontwikkeling van het plattelandsbeleid van de Europese Unie, hetgeen zal worden vastgelegd in de zogenaamde 2

De richting die wordt aangegeven is van tweeërlei aard.

Allereerst het zoveel mogelijk in stand houden van het landschappelijk karakter van de gemeente. Daar is een zo veel mogelijke ondersteuning van de agrarische en daarmee verbonden bevolking bij het beheer ven het cultuurlandschap nauw mee verbonden. Bij de behandeling van de beleidsconsequenties worden zo concreet mogelijk doelstellingen, zo men wil piketpalen benoemd, welke als vaste vertrekpunten kunnen worden aangenomen.

De voorgestelde uitgangspunten (piketpalen) zijn hierna gegroepeerd weergegeven.

e pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Uitgangspunten

.

1.

De gemeente zorgt ervoor dat bij uitbreidingen van de woonkernen in Eerbeek , Brummen en Empe minimale schade aan het landelijk gebied wordt aangericht

2.

De uitbreidingen concentreren zich in Brummen , Eerbeek en Empe

3.

 

voor de gemeente beschikbaar in het kader van de plattelandsontwikkeling.Die moeten worden benut.

De 2e pijler van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid(GLB) biedt voor de periode 2006-2011 ruime mogelijkheden voor gebiedontwikkeling. Aanzienlijke Europese gelden komen

4.

Een robuuste (circa 1 a 1,5 km brede ) ecologische verbindingszone vanaf Eerbeek over Tonden-Oeken naar de IJssel, direct onder de Hoven, is gepland en is ook gewenst.

5.

De gemeente zorgt ervoor dat in alle relevante gremia , bijvoorbeeld die in het kader van de Stedendriehoek,duidelijkheid gegeven wordt over de met de bevoegden afgesproken grenzen van de ecologische hoofdstructuur en verbindingszone en het beheer ervan. Voor zover er nog sprake is van een onderhandeling- of overlegsituatie geeft ze duidelijk aan welke bedoelingen(visie) de gemeente heeft met de genoemde gebieden.

6.

De gemeente hanteert het principe enkelvoudig rood voor enkelvoudig rood in het landelijk gebied.Voorts zal ze er naar streven verspreide "rode" leegstand te voorkomen

7.

Ook niet -agrarische werkfuncties kunnen in het buitengebied de vitaliteit van het platteland ondersteunen of versterken.

8.

Daar waar er in de lopende discussies van de ruimtelijke ontwikkeling van de Regio Stedendriehoek alsmede in het nieuwe concept-Streekplan sprake is van landhuisbebouwing in de zogenoemde bundelinggebieden, is uitsluitend die in Hall en Empe aanvaardbaar. Een eventuele geringe verdichting van de landhuisbebouwing langs het kanaal is toegestaan. Geen uitbreiding.

9.

§ oppervlak: om en de nabij 25 a 30 hectare

§ aansluitend aan bestaande natuur en alleen rood voor rood;

§ een hoofdgebouw en maximaal twee kleinere bijgebouwen.

Uitsluitend nieuwe landgoederen zijn acceptabel indien voldaan wordt aan de volgende drie eisen:

10.

 

Indien er percelen van aanzienlijke omvang (5 tot 10 hectare) geïsoleerd in het landschap dreigen te verrommelen kan overwogen worden de eigenaar, in ruil voor het betreffende perceel, een klein perceel geschikt voor landhuisbebouwing aan te bieden..

11.

De gemeente zorgt ervoor door uitoefening van haar voorkeursrecht gronden te verwerven in Hall, Empe, Oeken en langs het kanaal om het hiervoor genoemde beleid te kunnen uitvoeren.

Als extra instrumenten zet zij het voorkeursrecht en vereveningsinstrumenten in.

NOTA RUIMTELIJKE VISIE BUITENGEBIED

EMEENTE BRUMMEN

Hoe behouden we het landschappelijk karakter van het buitengebied van de Gemeente Brummen?

1 maart 2005

Integrale tekst notitie

1-Wat verstaan we onder landschappelijk karakter?

Landelijk gebied.

We willen ons hier concentreren op de gebieden in de gemeente Brummen buiten de bebouwde kommen. Dat noemen we het landelijk gebied (soms ook wel buitengebied genoemd, als onderscheidend van de woonkernen Brummen en Eerbeek). Dat gebied is deels

Een aantal landgoederen (voorname,meestal historische herenhuizen of kastelen, met in omvang aanzienlijke bossen en landerijen) maakt onderdeel uit van de natuurlijke gebieden.

Maar het grootste oppervlak heeft een veehouderijbestemming of is in gebruik als landbouwgrond. Deze gebieden worden gekenmerkt door in cultuur gebrachte grond en "onderhouden natuur" in de vorm van beken, sloten en bosranden, integraal horend bij de grond. Het Brummens landelijk gebied is deels een natuurlijk zand-, veen-, en kleigrond-gebied met bossen en weiden. Voor een aanzienlijk deel is het een in meer of mindere mate natuurlijk coulissen landschap met agrarische bedrijven die als economische drager fungeren voor dat gebied.

natuur, zoals we dat kennen als ongerept gebied. Het behelst natuurgebieden,bos, water(meertjes) ,parken behorende bij landgoederen, beken en rivieren, retentiebekkens en meer of minder begroeide veen-, zand- en kleigronden.In sommige gevallen wordt onderhoud gepleegd, maar vaak blijft het ongerept. Afgewaaide takken en afgestorven bomen blijven liggen. Dat is het landelijke cultuurgebied.

Hier en daar zijn in het verleden kleine woonkernen ontstaan die midden in het landelijk gebied liggen.

Landschappelijk karakter.

Het landschappelijk karakter duidt op een open gebied, doorsneden met beken,sloten en houtwallen met verspreid liggende landelijke,in hoofdzaak agrarische bebouwing.

Dat beeld overheerst in de gemeente Brummen. Door ruilverkavelingen is meer of minder grootschalige, vrij intensieve rundveehouderij het overheersende gebruik,maar er zijn wel vele natuurlijke beken, houtwallen en andere begroeiingen behouden gebleven. De landerijen geven een

aanblik van rust en ruimte, waarbij de grazende koeien eigenlijk integraal onderdeel uitmaken van het landschap. Ook vinden we verspreid liggende, niet aaneengesloten bossen, die al of niet bij enige landgoederen horen. In het noordwesten van de gemeente zijn de uitlopers van het Veluwe Massief en de Veluwse bossen het overheersende beeld. In het zuidoosten vormt het stroomgebied van de IJssel met de uitgestrekte uiterwaarden een natuurlijke grens van de gemeente.

Het Apeldoorns-Dierens kanaal stroomt dwars door het gemeentelijke gebied en heeft behalve een landschappelijke en recreatieve functie ook een belangrijke waterregulerende functie.

Samenvattend kunnen we dus zeggen dat

Bebouwing ,met een niet gebiedseigen vorm en karakter zou de eenheid van het landschap verstoren. Dat geldt ook voor nieuwe wegdoorsnijdingen of sterke verbredingen van plattelandwegen. Er heerst nog rust en er is nog ruimte, waarbij de rustverstoringen voornamelijk veroorzaakt worden door gebiedseigen geluiden van machines en voertuigen van de agrariër.

het landelijk gebied bestaat uit echte Natuur en uit het Landelijke cultuurgebied. Maar ze vormen min of meer een eenheid en zijn bepalend voor het landschappelijk karakter van de gemeente Brummen.

2-Economisch draagvlak en de eigendom van de gebieden

Om te voorkomen dat het gebied verrommelt en de natuurlijke waarden verloren gaan, moet het gebied ook in geldelijke zin wat opbrengen. Kortom een economisch draagvlak moet aanwezig zijn. Een investering in de grond moet de eigenaren van de grond een privaat en/of een maatschappelijk rendement opleveren.

Als we ons afvragen hoe we het landelijk gebied kunnen behouden, dan moeten we in ieder geval ook weten wie de eigenaren zijn van de betreffende gebieden en de vraag beantwoorden of zij verwachten dat de grond hen voldoende economisch en maatschappelijk rendement oplevert.

Hun gedrag is bepalend voor de landschappelijke ontwikkeling en we moeten onze inspanningen mede op hen richten om dat gebied, landschappelijk gezien, veilig te stellen.

De eigendomsverhoudingen en de inrichting van het gebied ontwikkelden zich als bijna autonome processen. Behoorde het land aanvankelijk aan landheren, adel en kerk, in de 17e, 18e en 19e eeuw verschoven de eigendomsrechten geleidelijk naar vermogende landeigenaren en beleggers en weer later ook naar de individuele boer. Sinds ongeveer 1970 zijn daar ook terrein- en natuurbeheerders bijgekomen, zoals Staatsbosbeheer, Vereniging van Natuurmonumenten en het Gelders Landschap. Thans is de eigendom in nogal wat gevallen bij de individuele agrariër geconcentreerd, hoewel ook individuele landeigenaren en kerken nog een rol spelen alsmede institutionele beleggers. In een aantal gevallen wordt de grond dan ook door beleggers aan de agrariër verpacht.

De agrariërs hebben door de eeuwen heen het landelijk gebied vorm gegeven.

Ook beheerden zij dat landschap en de "natuur", bijvoorbeeld de beken, sloten en houtwallen alsmede het kleinwild en de vogels.

De koeien in het grasland versterken (nog altijd) het landschappelijk karakter en kunnen dan ook niet weggedacht worden. Daarnaast is er de verbouw van primaire voedingsmiddelen zoals diverse granen , suikerbieten en aardappelen. Nu zien we ook veel maïsverbouw als voedsel voor de dieren van de rundveehouderij.

De agrarische sector raakt door allerlei ontwikkelingen steeds meer in de knel. Het economisch draagvlak versmalt, waardoor ook het landelijk gebied wordt bedreigd.

3-Bedreigingen voor het landschappelijk karakter

A-Problemen van de agrarische sector

De afgelopen decennia heeft een aantal problemen op het platteland veel aandacht gekregen. Men kan bijvoorbeeld denken aan de diverse landbouwcrises, varkenspest, mkz en de vogelpest. Als uitvloeisel van deze crises in de agrarische sector zijn maatregelen getroffen en zijn onder andere zogenoemde intensiveringgebieden aangewezen in het kader van de reconstructiewet. Verplaatsingen van bedrijven kunnen daarvan het gevolg zijn.

Voor de gemeente Brummen zijn de gevolgen van de reconstructie overigens zeer beperkt.

Maar ook de Europese regelgeving zoals de flora- en faunawet en de habitatrichtlijn hebben gevolgen voor de agrarische sector. Zo gelden er ondermeer beperkende regels voor de uitstoot van ammoniak om de verzuring tegen te gaan en regels voor de bescherming van plantensoorten en dieren. Uitbreiding van cultuurgronden en of intensivering van de bedrijfsvoering worden door de regelgeving bemoeilijkt, en in sommige gevallen onmogelijk.

Voorts zijn er ter bescherming van waardevolle natuurgebieden door de Nederlandse overheid ecologische hoofdstructuren en ecologische poorten en verbindingszones aangewezen. Voorbeelden daarvan treffen we ook in de gemeente Brummen aan, zoals de Beekbergense poort en de Soerense poort..

Cultuurgrond wordt verder geëxtensiveerd en krijgt een meer natuurlijke bestemming.

De opwarming van de aarde heeft onder meer tot gevolg dat het risico op grote wateroverlast is toegenomen, waardoor er plannen zijn gemaakt om cultuurgrond op te geven teneinde de rivier meer ruimte te bieden. Ook dat speelt in de gemeente Brummen in verband met de eventuele verlegging van de bandijk van de IJssel waardoor een omvangrijk agrarisch gebied als een soort overloopgebied zal gaan functioneren. Daardoor is de noodzaak van de agrariërs in dit gebied om zich intensief op de overlevingsmogelijkheden te oriënteren in een stroomversnelling geraakt.

Samenvattend kunnen we dus stellen dat de agrarische sector in de gemeente Brummen door "natuurlijke" oorzaken ernstig onder druk is komen te staan.

Daar komt nog eens bovenop, dat ook de bedrijfseconomische structuur van het agrarisch bedrijf sinds kort wordt verzwakt door een andere wijze van vergoeding voor de geleverde producten, voornamelijk

melk, mede door de uitbreiding van de Europese Unie.

De veehouderijsector, en die overheerst in de gemeente , is jarenlang via een systeem van garantieprijzen en interventies gesubsidieerd.Sinds kort is het Europees gemeenschappelijk landbouwbeleid (GBL) in deze 180 graden gedraaid en wordt dat systeem omgezet in een oriëntatie op (wereld) marktprijzen en een inkomenssteun in de vorm van een bedrijfstoeslagregeling (BTR). Deze toeslagregeling is gebaseerd op en gerelateerd aan de naleving van beheerseisen op het gebied van natuurbeheer, milieubeheer, dierenwelzijn en voedselkwaliteit.

Dit dwingt de veehouder vroeger of later tot belangrijke keuzes om te kunnen overleven.

Al met al is ook het economisch draagvlak van het agrarisch bedrijf aangetast en wordt in verband daarmee eveneens het beheer van het cultuurlandschap verzwakt. Daardoor wordt ook het landschappelijk karakter bedreigd.

B-Nieuwbouw en Verstedelijking

Ontwikkeling van de woonkernen.

Men kan het platteland niet geïsoleerd bekijken. We zullen het in relatie moeten zien met de woonkernen die in het gebied liggen.

Bijna parallel aan de ontwikkeling van de agrarische sector constateren we dat de grote kernen (Eerbeek en Brummen) in de gemeente, maar ook de kleinere als Hall en Empe, te kampen hebben met problemen die verband houden met de langzame veroudering van de bevolking. Door een zeer terughoudend beleid op het gebied van de huisvesting zijn de kernen de laatste jaren beperkingen opgelegd aan de mogelijkheden tot nieuwbouw. Dat heeft ertoe geleid dat Eerbeek en Brummen verder vergrijsden en ze hun middenstand deels zagen vertrekken. Ook het voorzieningenniveau kwam daarmee onder druk te staan. We denken daarbij onder meer aan het openbaar vervoer en de inspanningen die nodig zijn om de culturele voorzieningen op peil te houden.

In de nieuwe woonvisie van de provincie wordt er een eind gemaakt aan de boekhoudplanologie. Dit houdt in dat de provincie afstapt van de kwantitatieve woningbouwcontingenten en zich meer richt op kwaliteit.

Voor de gemeente Brummen houdt deze nieuwe visie in dat het contingent verruimd wordt en dat er op korte termijn gebouwd kan worden op de zogenoemde inbreidingslocaties.

Dat zal kunnen betekenen dat er mogelijk enige zogenoemde doorstroming plaats zal vinden, waardoor er iets meer mogelijkheden komen voor jonge starters op de plaatselijke woningmarkt. (zie ook de woonvisie van het CDA)

Maar een flinke impuls kan er pas komen indien de provincie het fiat geeft op het Woonkwaliteitplan van de gemeente en er ook toestemming komt om voor de eigen woonbehoefte op de

uitbreidingslocaties te mogen bouwen. Het ziet ernaar uit dat die toestemming komt. Maar dat zal wel betekenen dat een stuk landelijk gebied bij de woongebieden wordt getrokken en er een verdere vermindering van het agrarisch cultuurgebied optreedt.

Verstedelijking en behoefte aan natuur

Die uitbreiding zullen we mede moeten bekijken in het licht van de huisvestingsmogelijkheden en daarmee de bouwmogelijkheden in de regio Stedendriehoek.

De plannen die ter tafel liggen duiden erop dat Zutphen (en dat is essentieel voor de gemeente Brummen en haar landelijk gebied) een aanzienlijk deel van haar uitbreiding zal willen uitvoeren via de zogenoemde IJsselsprong waardoor het landelijk gebied van Brummen ernstig zou kunnen worden aangetast. Niet allen fysiek, maar ook aanschouwelijk.

De zuidoostelijke rand van de gemeente krijgt een verstedelijkte aanblik.

{Het Concept Streekplan 2005 van de provincie maakt melding van een nieuw programma wonen via de twee IJsselsprongen (dus ook een bij Zutphen, zie pag.107)}

Bovendien geldt dat ook de behoefte aan natuur en een agrarische leef- en recreatieomgeving van de Nederlandse bevolking groeit.

We zien bijvoorbeeld dan ook dat de migratie van (gepensioneerde) Nederlanders naar de gemeente toeneemt. Er is veel belangstelling voor vrijkomende boerderijen.

Tegelijkertijd kan geconstateerd worden dat de plaatselijke bevolking veel waarde hecht aan de natuurlijke en eveneens de agrarische omgeving. Dat blijkt ondermeer uit de vele ingezonden brieven in de streekpers.

Resumerend kunnen we dus stellen dat de claims op de grond in verband met de nieuwbouw de komende jaren aanzienlijk zullen zijn, waardoor het areaal cultuurgrond vermindert en het landschappelijk karakter verder onder druk komt.

4-Het landelijk gebied onder druk.

Hiervoor hebben we aangegeven dat het landelijk gebied bestaat uit

Aan het totale areaal cultuurgrond dreigt steeds meer te worden onttrokken en het economisch draagvlak van de agrariër, en daarmee van de beheerder van het landschappelijk gebied, wordt zwaar op de proef gesteld. In het voorgaande zijn daarvan de oorzaken opgesomd. We zetten de verschillende claims nog eens op een rij.

1-De woningbouw in de gemeente Brummen en ook die van de gemeente Zutphen, zal geleidelijk aan steeds meer oppervlakte cultuurgrond opslokken. Daar kunnen we de eventuele aanleg van nieuwe wegen nog aan toevoegen.Het totaal oppervlak neemt af waardoor ook de weidsheid en de rust nadelig worden beïnvloed.

2-De Europese regelgeving rond de natuurbescherming en de zorg voor de habitat heeft in meerdere gevallen inkrimping van de veestapel tot gevolg of verhindert uitbreiding ervan, dan wel het buiten laten weiden van het vee. Dit tast het economisch draagvlak van de agrariër aan.

3-Voor de ecologische hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones zullen gronden worden aangekocht door het Rijk of er zullen meer beperkingen aan de agrarische bedrijfsvoering worden opgelegd.Staatsbosbeheer heeft onlangs besloten de aankoopprogramma’s wat meer in de tijd te faseren. Ook is het aankoopbeleid sinds het kabinet Balkenende1 enigszins aangepast, waardoor niet alle gronden zullen worden aangekocht, maar tot waardevolle natuur kunnen worden omgevormd middels beheercontracten met agrariërs.

4-Door een eventuele dijkverlegging, in verband met ruimte voor de rivier, worden aanmerkelijke oppervlaktes cultuurgrond in Brummen en het nabijgelegen Voorst (samen zo’n 400 hectare) geëxtensiveerd, waardoor de betreffende agrariërs voor belangrijke keuzes komen te staan ten aanzien van de ontwikkelingsrichting in verband met de continuïteit van hun bedrijven.

Een en ander heeft tot gevolg dat de economische dragers van het landelijk cultuurgebied in de gemeente Brummen in de problemen zijn gekomen. Zij zullen op korte of langere termijn gedwongen zijn een keus te maken uit de opties die minister Veerman onlangs in algemene zin voor de Nederlandse agrarische sector heeft geschetst.

De keuzes behelzen :

Natuur en het Landelijke Cultuurgebied. Niet zozeer de Natuur staat onder druk, maar het Landelijk Cultuurgebied, dat voornamelijk wordt gebruikt door de agrarische sector. grotere bedrijven, betere bedrijven of andere bedrijven.

Grotere bedrijven

Om een renderend bedrijf te houden zal men in het algemeen de melkproductie moeten uitbreiden om te kunnen profiteren van schaalvoordelen en efficiencyvoordelen.

Dat vraagt om nieuwe investeringen in grond, vee en machines. Dat betekent extra kapitaalbeslag en de noodzaak grond (in eigendom of pacht) te verwerven als de veebezetting al hoog is of vanwege bijvoorbeeld habitatregelgeving niet kan worden verhoogd. Braakliggende gronden zijn er niet zodat uitbreiding alleen mogelijk is indien er grond van anderen kan worden gebruikt of gekocht.

Betere bedrijven

Hiermee bedoelt de minister dat agrariërs zelf, of in samenwerking met anderen, bijvoorbeeld de zuivelindustrie, meer kwaliteitsproducten (eco-producten) gaan aanbieden om een hogere prijs te kunnen bedingen.

Andere bedrijven

Hierbij gaat het om een omvorming van het bedrijf. Dat kan in de richting van het agrarisch natuurbeheer of in de richting van de recreatieboerderij of bijvoorbeeld als zorgboerderij.

In deze gevallen zal de agrariër in toenemende mate beoordeeld worden op het vervullen van een maatschappelijke functie, naast agrariër tevens natuurbeheerder en/of recreatieondernemer. Die functie zal ook financieel vertaald worden in inkomen voor de agrariër. De doelstelling hierbij is tweeledig: het versterken van het economische draagvlak en het bevorderen van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

We kunnen de alternatieve keuzes van de agrariërs, alsmede de gevolgen van hun eventuele beslissingen voor het landelijk gebied van de gemeente Brummen als volgt concreter uitwerken.

a. Om de bedrijfsvoering renderend te houden zullen diverse agrariërs een groter areaal cultuurgrond willen zien te bemachtigen. Dat kan alleen indien er ook agrariërs zijn die de bedrijfsvoering staken (zie ook onder b). Veelvuldig zal dit betekenen dat de gewenste gronden dan niet meer aan elkaar grenzen en geen geheel meer vormen. Dit betekent dat er verkavelingen, ruilingen en splitsingen nodig zijn.Daarmee dreigt er "verrommeling van het gebied.

b. De bedrijven die niet willen of kunnen uitbreiden zullen wellicht de bedrijfsvoering staken. Dit kan eveneens tot gevolg hebben dat er een zekere mate van verrommeling en verruiging optreedt om de volgende redenen . Het is onzeker wat er met de landerijen gebeurt. Het kan zijn dat er immigratie van buiten de gemeente optreedt. Maar het kan ook zijn dat de grond verkocht wordt aan een bedrijf dat wil intensiveren (zie ook onder a). Of de eigenaar op de boerderij blijft is onzeker. Het is niet onmogelijk dat het hoofdgebouw en/of de bijgebouwen in verval raken. Wellicht dat er vrije verkoop plaatsvindt, of dat er een wildgroei aan bebouwing ontstaat. Het is heel goed mogelijk dat er kavels geïsoleerd in het landschap komen te liggen. Ook valt te denken aan slordige en willekeurige omheiningen en bepalingen. Het is goed mogelijk dat hekwerk gaat afbreken,dat schuren wegzakken en dat alles overwoekerd wordt.

c- Om een ecologische productiewijze in te voeren zullen er wellicht agrariërs zijn die om die reden extra vraag naar cultuurgrond zullen uitoefenen. Immers die productiewijze is extensiever. Dat zal waarschijnlijk ook gaan gelden voor de agrariërs in de Cortenoeverse uiterwaarden, indien het verplaatsen van de bandijk doorgang vindt.

d- Wellicht dat er agrariërs zijn die zich verder willen ontwikkelen in de richting van het agrarisch natuurbeheer. De productieschaal van hun bedrijf zal geleidelijk aan te klein worden, waardoor er neveninkomsten nodig zijn. Dat kan de verrommeling tegengaan en een positieve uitwerking hebben op het landschappelijk karakter van het gebied.

5-Beleidsconsequenties.

Doelen

Het gaat er nu om dat we als gemeente beleidsconsequenties trekken uit de geschetste ontwikkelingen met als doel de gevolgen te sturen in een door ons gewenste richting.

Die richting is voor de CDA-fractie van tweeërlei, met elkaar verbonden, aard.

beheer ven het cultuurlandschap, parallel aan het tweede doel, het landschappelijk karakter van de gemeente Brummen zoveel mogelijk in stand houden en waar mogelijk versterken.

Beleidskaders

Zo veel mogelijk ondersteuning van de agrarische en daarmee verbonden bevolking waar het gaat om het

De onderhavige notitie is een kadernotitie. Het geeft beleidsuitspraken die moeten doorwerken in de verdere uitwerking van de gemeentelijke visie op de aard en de functie van het buitengebied. We delen de beleidsuitspraken groepsgewijs in.

Beleid met betrekking tot nieuwe huisvesting: uitbreidingen

1-De gemeente zorgt ervoor dat bij uitbreidingen van de woonkernen in Eerbeek, Brummen

en Empe minimale schade aan het landelijk gebied wordt aangericht.

2-De uitbreidingen concentreren zich in Brummen, Eerbeek en Empe. (Zie eventueel ook de woonvisie van het CDA-Brummen). Indien het voor de (sociale) leefbaarheid echt noodzakelijk is kan ook een summiere uitbreiding in de kern van Hall en enige huizenbouw in de kern Oeken toegestaan worden. Maar dit kan alleen in een situatie om nieuw "rood" in het landschap te voorkomen en/of de leefbaarheid van de buurtgemeenschappen in stand te houden.Daarnaast geldt het gestelde onder punt 10.

Beleid voor de agrarische sector en de agrarische bebouwing met de bedoeling het landelijk gebied te bewaren

Uit de bovenstaande beschrijving is duidelijk geworden hoezeer de agrariër, die eeuwenlang het cultuurgebied heeft beheerd en bewaard, nu onder druk komt te staan, met als gevolg dat het landschappelijk karakter van het gebied wordt bedreigd. Het CDA dringt er daarom op aan dat het college er alles aan doet om te bevorderen dat de agrariër zo veel mogelijk zijn conserverende rol ten aanzien van het gebied kan blijven behouden. Want het agrarisch bedrijf hoort eigenlijk in het landschap en de agrariër kan het gebied heel wel effectief en efficiënt binnen de geldende habitat en milieu regelgeving beheren.

Het CDA pleit voor de volgende beleidskaders in deze:

3- De 2e pijler van het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GBL) biedt voor de periode 2006-2011 ruime mogelijkheden voor gebiedontwikkeling. Aanzienlijke Europese gelden komen voor de lidstaten beschikbaar in het kader van de plattelandsontwikkeling. Voor Nederland gaat het om € 225 mln. Die mogelijkheden moeten door de gemeente Brummen worden benut. Maar ook landelijke subsidies moeten zo mogelijk worden aangewend. We denken hier aan gelden in het kader van Programmabeheer van grond langs HEN- en SED- oppervlaktewateren en zogenoemde Koopmangelden.

De agrariër die in het kader van de ontwikkeling wil overgaan tot agrarisch gebiedbeheer dient van de gemeente dan ook zoveel mogelijk ondersteuning te ontvangen, met name ook waar het gaat om voorlichting over (Europese) subsidies en actieve begeleiding ter verkrijging van deze gelden.

Ecologische zones doorsnijden het gebied.

4-Een robuuste (circa 1 a 1,5 km brede) ecologische verbindingszone vanaf Eerbeek over Tonden en Oeken naar de IJssel, direct onder de Hoven, is gepland en is ook gewenst. Het doel is behoud van het landschappelijk karakter, als doortrekgebied van bedreigde diersoorten en als buffer tegen de opdringende verstedelijking uit Zutphen. De gemeente bespreekt dit met de betreffende bevoegde instanties die hiervoor de eerste projecties hebben gemaakt. Het college wordt ook opgeroepen de agrarische sector volledig duidelijkheid te geven omtrent de ligging en de status van de gebieden van de ecologische hoofdstructuur en van de ecologische verbindingszone als boven beschreven alsmede die van de Soerense poort.

Dat is nodig omdat de agrariërs met hun bedrijf in de zones in voortdurende onzekerheid verkeren met betrekking tot de levenskansen van de bedrijven. Daardoor loopt ook de landschappelijke kwaliteit van het gebied gevaar omdat eventueel beheer uitblijft of in de tijd gezien, opgeschort en vooruitgeschoven wordt. Het college treedt onmiddellijk in overleg met de betreffende agrariërs met als doel om naar vermogen ruimtelijke oplossingen te zoeken voor hun eventuele bedreigde bedrijfsvoering. Daarvoor is ook de 2e pijler van het GBL bedoeld. Het college zal zich actief inspannen om over de grondarealen van de ecologische hoofdstructuur en de ecologische verbindingszone met de betreffende eigenaren beheersafspraken te maken. Waar nodig en wenselijk worden landgoedeigenaren, eigenaren van natuurgebieden, natuurbeheerinstanties en de Dienst beheer Landelijk Gebied (DLG) van het ministerie in de gesprekken betrokken. Gebiedsruil is een van de instrumenten om een en ander te realiseren.

De raad wordt van de ontwikkelingen voortdurend op de hoogte gehouden.

5-De gemeente zorgt ervoor dat in alle relevante gremia, bijvoorbeeld die in het kader van de Stedendriehoek, duidelijkheid gegeven wordt over de met de bevoegden afgesproken grenzen van de ecologische hoofdstructuur en verbindingszone en het beheer ervan.

De gemeende dient beleid te gaan voeren gericht op duiding en beheer van de zones.Onderstaand schetsen we de hoofdlijnen daarvan. Voor zover er nog sprake is van een onderhandeling- of overlegsituatie geeft ze duidelijk aan welke bedoelingen (visie) de gemeente Brummen heeft met de genoemde gebieden, zoals hierboven en hieronder beschreven.

6-De gemeente hanteert het principe enkelvoudig rood voor enkelvoudig rood in het landelijk gebied.Voorts zal ze er naar streven verspreide "rode" leegstand te voorkomen.

Bij bestemmingswijziging van een agrarisch bouwperceel kan functieverandering van de aanwezige bedrijfsgebouwen naar maximaal twee wooneenheden (onder een dak) plaatsvinden.Dat geldt ook indien eerst sloop van de bedrijfsgebouwen aan de orde is.

Indien het voor de sociale cohesie noodzakelijk is, wat aangetoond moet worden, is woonsplitsing of een meergeneratie woning van het hoofdgebouw acceptabel .De stijl moet in alle hiervoor genoemde gevallen passen binnen het agrarisch karakter van het gebied.

7-Ook niet-agrarische werkfuncties kunnen in het buitengebied de vitaliteit van het platteland ondersteunen of versterken. We denken hierbij onder meer, maar niet uitsluitend, aan functies die passen binnen de 2e pijler van het GLB. In ieder geval moet voorkomen worden dat er grootschalige

effecten voor het gebied optreden en veel mobiliteit. Per geval oordeelt de raad over een dergelijke functieverandering. Voor wat betreft de bebouwing zie onder punt 6.

Beleid met betrekking tot de Landhuizen en Landgoederen

8-Daar waar er in de lopende discussies van de ruimtelijke ontwikkeling van de Regio Stedendriehoek alsmede in het nieuwe concept Streekplan sprake is van landhuisbebouwing in de zogenoemde bundelinggebieden, is uitsluitend die in Hall en Empe aanvaardbaar. Een eventuele geringe verdichting van de landhuisbebouwing langs het kanaal is toegestaan. Geen uitbreiding.

9-Uitsluitend nieuwe landgoederen zijn acceptabel indien voldaan wordt aan de volgende drie eisen:

a –oppervlak: om en de nabij 25 a 30 hectare.

b -aansluitend aan bestaande natuur.

c -alleen rood voor rood; een hoofdgebouw en maximaal twee kleinere bijgebouwen.

Uitgangspunt is dat er een duidelijke win-situatie moet optreden voor de vitaliteit en het landschappelijk karakter van het buitengebied.

10-Indien er percelen van aanzienlijke omvang (5 tot 10 hectare) geïsoleerd in het landschap dreigen te verrommelen kan overwogen worden de eigenaar, in ruil voor het betreffende perceel, een klein perceel geschikt voor landhuisbebouwing aan te bieden aan de rand van de grote woonkernen Eerbeek, Brummen en Empe; in het uiterste geval in Oeken of Hall, of langs het Apeldoorns-Dierenskanaal. Per geval oordeelt de raad.

Het ruilperceel wordt toegevoegd aan bestaande natuur, of wordt via het agrarisch natuurbeheer onderhouden.

Aanscherping instrumenten

Om dit beleid uit te kunnen voeren heeft het college de vigerende instrumenten, zoals de goedkeuring van bestemmingsplannen tot haar beschikking.

11-Als extra instrumenten zet zij het voorkeursrecht en vereveningsinstrumenten in.

De gemeente zorgt ervoor door uitoefening van haar voorkeursrecht gronden te verwerven in Hall, Empe, Oeken en langs het kanaal om het hiervoor genoemde beleid te kunnen uitvoeren.

Ook dient ze gebruik te maken van de zogenoemde vereveningsinstrumenten in de Grondexploitatiewet om onrendabele natuurprojecten te financieren, dan wel het agrarisch natuurbeheer te ondersteunen.

Tenslotte wil het CDA van het college vernemen welke financiële consequenties er eventueel aan de voorgestelde beleidsmaatregelen verbonden zijn, om daar in toekomstige begrotingen mee rekening te kunnen houden

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.