Financiële kaders

Gemeentelijke maatregelen en voorzieningen kosten geld. Het overgrote deel van de inkomsten ontvangen gemeenten van de rijksoverheid (Algemene uitkering uit het Gemeentefonds). Slechts een gering deel van de inkomsten bestaat uit lokale belastingen en heffingen / leges. Vanuit de systematiek “samen trap op en trap af” zal de gemeente minder geld ontvangen van het Rijk wanneer het Rijk minder kan uitgeven. De gemeente heeft de afgelopen jaren flink moeten bezuinigen. Dit heeft niet geleid tot hogere aanslagen WOZ voor de inwoners maar in aanpassing van de uitgaven voor groenonderhoud, wegen, huisvesting onderwijs, welzijn enz.

De waarde voor de WOZ is nu op het laagste punt in een reeks van jaren. Het CDA is er voorstander van om de huidige opbrengst uit de WOZ in 2014 als grondslag ten nemen. Bij verdere waardedaling van het onroerend goed kan het tarief iets stijgen om dezelfde opbrengst te kunnen genereren, bij stijging van de waarde van het onroerend goed kan het tarief weer dalen. Het CDA wil deze afwegingen kunnen maken in relatie tot het uit te voeren beleid van de gemeente.

De gemeente zal ook in de komende periode eerst haar eigen organisatie moeten aanpassen zodat er sprake is van een klantgerichte, effectieve, kwalitatief hoogwaardige, en professioneel werkende organisatie. Het CDA vindt dat kortingen op de overheidsuitgaven niet volledig op de burger zijn te verhalen.

Het financiële beleid dat het CDA voor ogen staat, is gericht op een duurzaam begrotingsevenwicht en het op peil houden van het weerstandsvermogen. Daarbij is het financieel beleid transparant en is duidelijk voor de burger waar het geld aan wordt besteed. De begroting en jaarrekening wordt zodanig ingericht dat de raad een instrument heeft om daadwerkelijk te kunnen sturen. De raad moet een afweging kunnen maken en de “oud voor nieuw” discussie kunnen voeren.

Voor nieuw beleid en voor aanpassingen in bestaand beleid zal de gemeente voortdurend moeten evalueren en opnieuw moeten afwegen:

-    Is de noodzaak voldoende onderbouwd en voorzien van kwantitatieve gegevens;
-    Kunnen nieuwe taken of ontwikkelingen betaald worden uit het beschikbare budget;
-    Wat doen we niet meer / minder? (oud voor nieuw)
-     Is er “nieuw” geld nodig?

De inkomsten uit WOZ in 2014 zijn de referentie voor het totaal. Stijging of daling van de waarde van onroerend goed compenseren met het tarief WOZ, gecorrigeerd naar inflatie.

Bij deze afwegingen past het niet dat er beleidsvelden worden uitgezonderd, en dat bestaand budget volledig wordt gereserveerd voor één bepaald beleidsonderdeel.

De heffingen en leges zijn marktconform en in principe kostendekkend bij een reële kostentoerekening  voor de op te leggen heffingen en leges. Aandachtspunt is dat de legeskosten voor begraven betaalbaar blijven en dat er aansluiting is bij de tarieven van aangrenzende gemeenten. Dit kan betekenen dat deze tarieven niet kostendekkend zijn. Een zelfde uitzondering vormen de marktgelden.

Tarieven belastingen en leges
Het CDA gaat in principe uit van een verhoging met maximaal het inflatiepercentage voor het tarief van de belastingen.

Gelet op de aangekondigde forse korting op het Gemeentefonds, kan een beperkte extra verhoging van de gemeentelijke belastingen noodzakelijk zijn. Voor het CDA speelt dat eventueel nadat de mogelijkheden van een verdere afslanking van de gemeentelijke organisatie zijn verkend en uitgewerkt.

Ten aanzien van de hondenbelasting is het CDA voorstander om deze belasting aan te wenden voor het verminderen van de overlast (uitwerpselen) van honden.

Keuzes CDA:

1.    Transparant financieel beleid.

2.    Begroting en jaarrekening moeten een sturingsinstrument zijn.

3.    Noodzakelijkheid van uit te voeren beleid moet (kwantitatief) onderbouwd worden zowel     voor bestaand als nieuw beleid, en eveneens voor toevoegingen of onttrekkingen aan     bestaande begrotingsposten.

4.    Onderzoek / aanpassing naar reële kostentoerekening.

5.    De leges zijn marktconform en in principe kostendekkend (m.u.v. marktgelden en kosten     begraafplaatsen).

6.    Uitgangspunt is dat de WOZ opbrengst van 2014 in principe referentie is voor de totale     opbrengst (geïndexeerd) in de navolgende jaren. Waardestijgingen en -    dalingen van het     onroerend goed compenseren met het tarief. 
 
7.    Bij opbrengstverhogingen altijd de afweging maken tussen de verdergaande        bezuinigingen (verdere afslanking van beleid) en een (gedeeltelijke) OZB-verhoging.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.