Inbreng debat wetgevingsoverleg begrotingsonderdeel Sport en Bewegen
(alleen het gesproken woord telt)

Voorzitter,

Dit debat is altijd weer kiezen uit echt heel veel belangrijke onderwerpen. En mijn eerste vraag is dan ook of we niet vaker over sport moeten praten? En met het benoemen krijg ik meteen de opdracht om het te gaan regelen, vermoed ik zo. Maar ik denk echt wel dat het belangrijk is om hier meer tijd aan te besteden met elkaar. Kijk naar de hoeveelheid stukken die we zeven dagen voor het debat nog hebben gekregen en de breedte aan onderwerpen. Van veiligheid voor sporters kunnen garanderen tot dopinggebruik, van hoe een sportinfrastructuur voor iedereen te kunnen realiseren tot topsportaccomodaties. 

Dit debat wil ik deze keer met name aandacht vragen voor het sportbestel en de beweegbrief, en onze verenigingen en maatschappelijke organisaties als belangrijke drager van breedtesport.

Voorzitter,

Het moet anders. Dat schrijven mevrouw Helder en meneer Van Ooijen in de zgn. 'beweegbrief'. En inderdaad: het moet anders. En ik onderschrijf volledig de ambitie om Nederland in beweging te krijgen. Maar ambities zijn mooi, maar zonder concrete acties zijn deze simpelweg onvoldoende. Sinds 2011 is bewegen een speerpunt van het overheidsbeleid. En tot de dag van vandaag constateren we: het moet anders.  

Ik wil beginnen met de stukken die we hebben gehad over een toekomstbestendig sportbestel en de beweegbrief.

Er wordt gesteld dat een 'sportwet' niet nodig zou zijn, want het draagt niet bij aan het oplossen van de problemen. Maar ik lees geen oplossing voor het grootste probleem, namelijk wie is uiteindelijk verantwoordelijk en dus aanspreekbaar? Want dat heel veel verenigingen, sportbonden, sportbedrijven, gemeenten enz. vanuit hun verantwoordelijkheidsgevoel willen bijdragen, daar twijfel ik echt geen seconde aan. Sterker nog, dat zien we dag in dag uit gebeuren. Maar hoe gaan we er zonder wettelijke erkenning van de overheid voor zorgen dat sport gezien en behandeld wordt als publieke voorziening? Dat er geen excuses zijn, waardoor sport iedere keer naar ergens onderaan de prioriteitenlijst verschuift. En hoe zorgen we dat vanuit het kabinet de middelen om de stappen te zetten die nodig zijn om Nederland in beweging te krijgen, er ook gaan komen? Kan de minister ons daarin geruststellen?  

Dan de beweegbrief. Want ook hier lees ik echt mooie ambities, maar zonder de benodigde scherpte en concreetheid die wel nodig zijn. En dat wil ik graag even verder toelichten.

De Beweegalliantie. We spraken er ook het vorige debat sport over. Dit is alweer enige tijd geleden en tot nu toe lijkt het bij praten te blijven. Concrete acties ontbreken tot de dag van vandaag en de Prinsjesdagplannen geven ook geen hoopvol beeld met betrekking tot budget voor plannen uit de Beweegalliantie. De brief zegt: de Alliantie zal in elk geval (op korte termijn) aan de slag gaan met plannen en voorstellen om bewegen in de leefdomeinen onderwijs, zorg, werk en leefomgeving te stimuleren. En leefomgeving. Dan denk ik aan speeltuinen, wandelroutes, fietsroutes en voldoende grasvelden in de wijken. Om deze ambitie te realiseren, daar is gewoon heel plat geld voor nodig. En ik vrees wederom met grote vrees dat naar lokale overheden gekeken wordt, zonder dat ze extra budget krijgen. Want weet de minister wat de aanleg van bijvoorbeeld een fatsoenlijke speelvoorziening kost? En zeker als we deze breed toegankelijk willen maken, en dat willen we. De brief die we ontvangen hebben van Jantje Beton geeft een mooie doorkijk naar de bedragen waarover we dan praten om dit te kunnen realiseren. En dan is het alleen nog maar aangelegd. Incidentele middelen voor structurele uitgaven dus. Het structurele gat in de begroting ligt weer bij de lokale overheden en daarmee lopen plannen niet rond. Terwijl de hele Kamer nadrukkelijk heeft uitgesproken, in een debat over de Financiële Beschouwingen: geen extra taken zonder extra knaken. Ik zeg dit ook omdat juist structureel investeren in de leefomgeving, wat vaak bij gemeenten ligt, ervoor zorgt dat ook met weinig budget mensen kunnen blijven bewegen. Wat ontzettend belangrijk is. En de overheden moeten samen optrekken om dit te realiseren. Hoe kijkt de minister hiernaar en is ze bereid dit doel ook concreet te gaan maken ook met knaken?

Bewegen integraal onderdeel volksgezondheidsbeleid. En nu zal de minister antwoorden met: aan het Sportakkoord II worden financiële middelen toegevoegd om gemeenten concreet invulling te laten geven aan de gezamenlijke ambities om meer mensen aan het sporten en bewegen te krijgen. En dat klopt. Maar mijn vervolgvraag is dan of vooraf ook overleg is geweest met gemeenten hoeveel budget ze hiervoor nodig hebben om ook echt de gewenste grote stappen te kunnen zetten? Dan: Rijksbreed beweegbeleid. Goed dat er Rijksbreed samengewerkt wordt. Maar je kunt wel stoppen met Rijksbreed beweegbeleid als je verenigingen en maatschappelijke voorzieningen maar ook sportbedrijven letterlijk in de kou laat staan. 

Voorzitter,

Waarom moeten de gemeenten en verenigingen zo lang wachten op duidelijkheid of er geld komt en hoeveel? Ik begrijp dat gewoon niet. In de motie-Heerma/Hermans was gevraagd om duidelijkheid voor  1 november. Waarom wordt die gewoon niet gegeven binnen de gevraagde termijn, vraag ik me af? En ik ben blij met ruim 200 miljoen voor zwembaden en ik snap de keuze van het kabinet om dit een hoge prioriteit te geven. Zwemlessen moeten door kunnen gaan. Een noodfonds van 6 miljoen snap ik minder. Waar is dat minimale bedrag op gebaseerd, vraag ik me af? Is dat een potje voor bijvoorbeeld Thialf? Die komen echt niet uit komend jaar en ik heb nog geen reactie van het kabinet gelezen hoe het om wil gaan met energieproblematiek en specifiek de topsportlocaties.

En ik ben ook blij met de ruim 300 miljoen voor gemeenten. Wat ik echter verwarrend vind, is dat er in de Najaarsnota verwezen wordt naar 1,6 miljard voor het overeind houden van verenigingen en maatschappelijke voorzieningen, maar dat de bedragen verdeeld zijn over alle ministeries. En ik vraag me dus oprecht af wat de miljoenen bij Defensie en Financiën bijvoorbeeld gaan doen in relatie tot dit duidelijk beschreven doel van de middelen? Maar even terug naar die ruim 300 miljoen. Er is natuurlijk altijd een risico dat het geld niet daar terechtkomt waar het terecht moet komen. Het zijn immers geen geoormerkte middelen. Maar ik heb die angst eerlijk gezegd niet. Afgelopen week heb ik alle fractievoorzitters van onze lokale CDA-afdelingen een mail gestuurd met een voorstel om een motie in te dienen om deze gelden te oormerken voor verenigingen en maatschappelijke instellingen. Ik heb inmiddels van 76 lokale afdelingen een reactie, waarvan 43 afdelingen al moties hebben ingediend op dit onderwerp en 33 deze motie ook daadwerkelijk gaan indienen. Iedere reactie is positief en de mails aan mij staan vol met argumenten waarom het overeind houden van onze verenigingen en maatschappelijke instellingen zo belangrijk is. Eenmaal weg, is het bijna onmogelijk om ze weer terug te krijgen. En onze samenleving in stand houden mag geld kosten. En waar verschillen in de diverse gebieden in Nederland soms groot zijn, is dit een thema wat ons verbindt. De reacties komen van Tynaarlo tot Someren, van Landsmeer tot Bergen, van Wageningen tot Utrecht en van Leeuwarden tot Sittard-Geleen.

Voorzitter, 

Het is een principiële keuze of de overheid wil bijdragen om ons verenigingsleven in stand te houden of niet. En de minister zegt: niet alles kan. En dat is ook zo. Maar je zou door creatiever om te gaan met bestaande regelingen veel meer kunnen doen. En daartoe wil ik dan ook oproepen. Naast compenseren onze verenigingen en maatschappelijke instellingen helpen om zichzelf te helpen. Hoe dan? Daar heb ik een aantal voorstellen voor. 

Allereerst zou ik graag zien dat we een 'revolverend fonds' gaan inrichten om verduurzaming en het toegankelijk maken van sport bij onze verenigingen te versnellen. Nu kunnen verenigingen via de BOSA 30% terugkrijgen van investeringen, als daar ook in duurzaamheid en toegankelijkheid wordt geïnvesteerd. Maar de investering moet wel eerst gedaan worden, wat veel verenigingen niet op kunnen hoesten. Waarom draai je het beleid met betrekking tot investeren niet om? Verenigingen krijgen 100% en moeten in een aantal jaar een gedeelte, bijvoorbeeld 70%, terugbetalen. Wat mogelijk zou moeten zijn, omdat ze gaan besparen als gevolg van de duurzaamheidsmaatregelen.
Een mooi voorbeeld waarom dit kansrijk is. Vorige week zaterdag stond in de krant een artikel over dat Zeeuwse sportclubs samen miljoenen kunnen besparen op hun energiegebruik. Maar dan moeten we ze wel een duwtje in de rug gaan geven. En dat doe je dus door beleid in mijn ogen om te draaien. En ook in het Jaarrapport duurzame infractructuur 2022 zien we dat hier nog heel veel kansen liggen op duurzaamheid, en dat ook dat op het gebied van toegankelijkheid nog veel te verbeteren is. En laat dat nou net ook een ambitie zijn van dit kabinet. Dus laten we dan ook meteen een grote stap zetten, waarbij het van belang is dat we verenigingen blijven attenderen op dat deze maatregel bestaat. 
Letterlijk een verzoek tot omdenken dus en daar zal ik in 2e termijn dan ook een motie voor indienen.

Voorzitter, 

Naast dat ik sportwoordvoerder ben, valt onder mijn portefeuille ook de fiscaliteit. En ik las in het verslag van de vorige keer dat deze minister e.e.a. over fiscale regelingen al neer ging leggen bij haar collega van Fiscaliteit. En mijn vraag is of onderstaande punten ook op haar lijstje staan en of het antwoord hierop voor het Belastingplan 2024 bij de Kamer kan liggen. Ik heb het in dit geval over de zgn. 'kantineregeling'. Hierover heb ik een aantal vragen:

Ten eerste. Onder die regeling, formeel voor sportverenigingen de 'vrijstelling voor fondsenwervende activiteiten', geldt een bepaald maximumbedrag voor een vrijstelling voor de btw. Dat is voor verenigingen vooral een administratieve vereenvoudiging, maar kan soms ook voordelig zijn als de btw over de inkoop lager is dan de btw over verkopen. Nu is het bedrag dat maximaal aan omzet behaald mag worden voor toepassing van de regeling € 68.067, dat is sinds 2002 niet meer aangepast. We begrijpen vanuit de sector dat een sportclub gemiddeld al wel aan de € 65.000 komt, maar met de stijging van inkoopprijzen zien sportclubs zich genoodzaakt ook de verkoopprijzen te verhogen, waardoor ze al snel over het maximum heengaan. Zou de minister in afstemming met haar collega, de staatssecretaris van Financiën, willen onderzoeken of een verhoging van het maximumbedrag onder de huidige omstandigheden op zijn plaats is? Ook vraag ik me af waarom voor deze regeling geen keuzemogelijkheid geldt, zoals bij de KOR voor kleine ondernemers? Het kan voor sommige clubs die investeringen hebben gedaan namelijk ook gunstiger uitkomen als zij de btw wel kunnen aftrekken. 

Ten tweede. Als een sportclub hogere inkomsten heeft dan het maximum, geldt wel dat zij een gemiddeld tarief van 13% btw mogen toepassen op alle leveringen, als administratieve lastenverlichting. Maar we begrijpen dat bijvoorbeeld voetbalclubs vaak maar gemiddeld op een tarief van 12,35% uitkomen als ze wel alles zouden splitsen. Dus waar de regeling administratief voordeel oplevert, kan die wel tot financieel nadeel leiden. Nu vraag ik de minister, is dat de bedoeling? Ik zou haar graag vragen met de staatssecretaris van Financiën te onderzoeken of de hoogte van het forfaitaire tarief passend is, of dat daar aanpassing nodig is om sportclubs beter te ondersteunen?

Voorzitter,

Naast geld om verenigingen en maatschappelijke instellingen te ondersteunen, wil ik het ook hebben over de mensen die van onbetaalbare waarde zijn en die het ook vaak zwaar hebben. En dat zijn onze vrijwilligers.

In de afgelopen twee debatten heb ik hierbij aandacht gevraagd voor Signi Zoekhonden en hoe regels vanuit de arbeidsinspectie mooie initiatieven kapotreguleren. Maar hetzelfde geldt voor regels omtrent witwassen. Of de Koninklijke Wandelbond die een noodkreet uitdoet omdat hoge regeldruk ervaren wordt en ingewikkelde vergunningstrajecten. En wat denk je van verenigingen die een activiteit organiseren, een klacht krijgen van de omgeving over verkeersdrukte, en voor die 5 uur per jaar dat de activiteit is nu verplicht worden een verkeersplan te maken en verkeersregelaars in moeten zetten die ook nog eens een cursus moeten doen voordat ze dit mogen doen voor hun club. 

Dat er bepaalde regels moeten zijn om ongewenst gedrag te voorkomen en veiligheid te waarborgen, begrijp ik volkomen. Maar wordt er in de uitwerking ooit gekeken naar wat dit betekent voor onze verenigingen en vrijwilligers? Wordt hier in de consultatie van wetten bijvoorbeeld rekening mee gehouden? Ik wil de minister dan ook vragen om in overleg te gaan met haar collega’s binnen het kabinet hoe dit aan de voorkant slimmer in te regelen. Frustraties van onze vrijwilligers voorkomen is me een lief ding waard. Het is al lastig genoeg om deze mensen te vinden en te houden. Laten we dan ook samen zuinig op ze zijn.

Nog een puntje met betrekking tot onze vrijwilligersvergoeding. Deze onbelaste vrijwilligersvergoeding is in 2007 ingevoerd met een maximumbedrag van 4,50 euro per uur en 1.500 euro per jaar. En dit bedrag is jarenlang gelijk gebleven. In 2017 is afgesproken dat de onbelaste vrijwilligersvergoeding verhoogd zou worden, waar wij erg blij mee waren omdat we hier in 2015 al om vroegen. Per 1 januari 2023 gaat de vergoeding waarschijnlijk naar 1.900 euro en sinds 2020 wordt de vrijwilligersvergoeding jaarlijks geïndexeerd. Maar de vraag die ik heb is of er een beeld is wat verenigingen en vrijwilligers een redelijke vrijwilligersbijdrage zouden vinden? Is dat inderdaad deze 1.900 euro per jaar of is dit bedrag niet meer van deze tijd? Ik zou dan ook graag zien dat hier een keer goed naar gekeken wordt. Indexeren verhogen is mooi, maar weten we of dit voldoende aansluit bij wat de praktijk nodig heeft om vrijwilligers te kunnen aantrekken of behouden?

Voorzitter,

Ten slotte nog een onderwerp van een hele andere orde. Helaas heeft de sport soms ook een donkere kant. Bijvoorbeeld als het gaat om 'matchfixing'. Spelers die wedden op het resultaat, de voortgang of het verloop van wedstrijden en competities waar zij zelf aan meedoen. En dat is een groot probleem. In andere landen zien we al dat stadions nauwelijks gevuld zijn, simpelweg omdat de mensen de wedstrijden niet meer vertrouwen. We moeten alles op alles zetten om te voorkomen dat ook onze competities hun geloofwaardigheid kwijt raken. Vorige maand publiceerde de spelersvakbond VVCS een enquête waaruit blijkt dat ongeveer de helft van de actieve voetballers in de Eredivisie af en toe wel eens op wedstrijden gokt, voor een deel zelfs op wedstrijden uit de eigen competitie.  Dat betekent natuurlijk niet meteen dat er sprake is van matchfixing, maar problematisch is het wel. Het is immers niet voor niets dat de KNVB dit in het tuchtrecht heeft verboden. De sport is primair verantwoordelijk voor de aanpak van matchfixing. Maar we weten dat zij dat niet alleen kunnen. Wij hebben signalen ontvangen dat bij het OM meerdere verdenkingen van matchfixing bekend zijn, maar dat die informatie niet met de sportbonden gedeeld mag worden. Daarom een aantal vragen.

Ziet de minister mogelijkheden om deze informatie-uitwisseling wel mogelijk te maken, zodat gevallen van matchfixing ook tuchtrechtelijk aangepakt kunnen worden? Zou bijvoorbeeld een samenwerkingsprotocol tussen OM en sportbonden een optie zijn?
Strafrechtelijk kan matchfixing aangepakt worden onder de generieke strafrechtbepalingen van omkoping en oplichting. Het is voor sporters nu echter vaak niet helder dat matchfixing strafbaar is gesteld. Zouden we daarom niet – net zoals landen als Frankrijk en Spanje – matchfixing specifiek strafbaar moeten stellen? Daarmee zouden we een heldere norm stellen. Bovendien versterkt dat de rechtszekerheid van sporters als het voor henzelf helderder is dat matchfixing strafbaar is. Graag een reactie van de minister.
We moeten natuurlijk ook zorgen voor preventie, dus voorkomen dat sporters verleid worden om vals te spelen. Kan de minister ingaan op het verzoek van de KNVB om de meeropbrengsten van de kansspelbelasting ook te investeren in onder andere de aanpak van matchfixing?

Voorzitter,

Dit voor nu en ik ben erg benieuwd naar de reactie van de minister.

Motie 1 (klik hier):
onderzoeken hoe de subsidieregeling BOSA aantrekkelijker gemaakt kan worden.

Motie 2 (klik hier):
onderzoeken of de zogenaamde kantineregeling nog van deze tijd is.

Motie 3 (klik hier):
een voorstel doen hoe wet- en regelgeving beter aan de voorkant getoetst kan worden op de impact op vrijwilligers en verenigingen.

Motie 4 (klik hier):
de inzet van de aanvullende financiële middelen nauwgezet monitoren in samenwerking met de VNG.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.