Inbreng commissiedebat oorlogsgetroffenen
(alleen het gesproken woord telt)

Voorzitter,

In de brief van 31 januari trekt de staatssecretaris een pijnlijke conclusie. Naar aanleiding van de uitkomsten in het rapport 'Onderzoek backpayregeling weduwen', de quickscan van de Sociale Verzekeringsbank, gesprekken die de staatssecretaris heeft gevoerd met vertegenwoordigers uit de Indische en Molukse gemeenschap en de evaluatie van de backpayregeling uit 2015, is de conclusie dat de onvrede, de pijn en het verdriet over het deels gebrekkige Indische rechtsherstel niet kunnen worden weggenomen door een nieuwe, individuele regeling in het leven te roepen. Het CDA heeft in het verleden een motie gesteund om te onderzoeken of er ook een uitvoerbare regeling voor weduwen kon komen. Het CDA kan de conclusie van de staatssecretaris volgen, maar het legt ook duidelijk bloot dat dit pijn en verdriet veroorzaakt bij delen van de Indische en Molukse gemeenschap. In de tijd dat ik in de Kamer zit, merk en ervaar ik dat dit diep zit, ook bij de jongere generaties. Maar ik begrijp uit de brief dat als de regeling wél uitgevoerd zou worden, het verwachtingen wekt bij mensen die vaak niet waargemaakt kunnen worden en de Sociale Verzekeringsbank lastig kan vaststellen wie er wel of niet voor in aanmerking komt, met alle verdrietige gevolgen van dien. Klopt het dat de staatssecretaris meer nadelen dan voordelen ziet aan deze individuele regeling?

Voorzitter,

Er zijn collectieve regelingen en een extra impuls. Die lopen tot 2024. De extra impuls loopt eind 2024 af en er loopt over de collectieve erkenning van Indisch en Moluks Nederland een zogenaamd reflectietraject. Wat is dat precies? Worden hier vertegenwoordigers uit de Indische en Molukse gemeenschap bij betrokken? Het CDA ziet de meerwaarde van collectieve regelingen en hoopt dat de staatssecretaris hiermee door blijft gaan, ook na 2024. Het helpt om de verhalen levend te houden, want het verhaal van de Tweede Wereldoorlog is meerstemmig en kent vele perspectieven, zoals de staatssecretaris in zijn brief van 31 januari ook zegt.

Voorzitter,

Het afgelopen jaar heb ik veel gedacht aan de oorlog in Oekraïne, niet alleen aan de mensen die vluchten, maar ook aan de mensen die moeten achterblijven omdat ze niet kunnen vluchten. Ik heb het dan over mensen met een handicap. Uit de Tweede Wereldoorlog kennen we slechts enkele verhalen. Ik noem het Apeldoornsche Bosch. Jaarlijks worden hier op 21 januari volwassenen en kinderen met psychische ziektes en verstandelijke beperkingen herdacht die op een gruwelijke wijze aan hun einde zijn gekomen. Of neem 7 april 1943. Toen volgde de ontruiming van Beth Azarja bij Hilversum. Dit was een instelling voor Joodse kinderen met een verstandelijke beperking. Op 7 april werden alle 75 kinderen weggevoerd naar concentratiekamp Sobibór in Polen. Daar werden ze op 16 april 1943 om het leven gebracht. Ik noem ook het onderzoek door Marco Gietema en Cecile aan de Stegge en hun boek Vergeten slachtoffers uit 2017 over de Willem Arntsz Hoeve in Den Dolder. Het beschrijft voor het eerst een Nederlandse inrichting voor psychiatrische patiënten, mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking en de torenhoge sterfte die daar tijdens de Tweede Wereldoorlog plaatsvond. Duizenden van hen zijn tijdens de oorlog gestorven.

Het CDA wil dat er veel meer aandacht komt voor de groep mensen die vanwege hun lichamelijke, verstandelijke of psychiatrische beperking slachtoffer van de Tweede Wereldoorlog zijn en vaak bij herdenkingen vergeten worden. Zij worden gewoon niet genoemd. Ook hen moeten we zien als slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De vorige staatssecretaris stelde dat het NIOD begin 2019 is gestart met een landelijk onderzoek naar de omstandigheden en het beleid in de psychiatrie en gehandicaptenzorg in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het onderzoek zou eind 2022 klaar zijn. Hoe staat het hiermee? Wat zijn de vervolgstappen? En hoe kunnen we ervoor zorgen dat ook deze verschrikkelijke verhalen, die zich vaak afspeelden op het terrein van gesloten inrichtingen, verder verteld blijven worden? Want over het lot van al deze mensen is nog maar heel weinig bekend.

Dank u wel.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.