07 september 2017

Schriftelijke vragen ‘Zak-en-kleedgeld jeugdzorg’

Geacht college,

In het rapport ‘Mag ik mijn zakgeld?’, dat 1 augustus j.l. verscheen, vraagt de Kinderombudsman aandacht voor jongeren in jeugdinstellingen en pleeggezinnen. Het rapport maakt een analyse van de problematiek rondom het zak- en kleedgeld voor kinderen en jongeren die onder voogdij of met een ondertoezichtstelling in een instelling verblijven. De gemeente is verantwoordelijk voor het zak-en-kleedgeld voor deze kinderen.

Op veel plaatsen zijn hier echter geen afspraken over gemaakt, zo stelt het rapport. Hierdoor krijgen jongeren onder voogdij en in instellingen vaak geen zak- en kleedgeld. Om toch zakgeld op te halen steken begeleiders veel tijd in het aanschrijven van fondsen. De tijd die hier in gaat kan niet aan begeleiding of andere taken worden besteed.

In de Jeugdwet zijn gemeenten verantwoordelijk voor het zak- en kleedgeld van jongeren onder voogdij en in jeugdinstellingen. Hierover moeten ze afspraken maken met de gecertificeerde instelling. De vraag is of dergelijke afspraken ook door onze gemeente zijn gemaakt.

Daarom heeft de CDA-fractie de volgende vragen:

  1. Is het college zich ervan bewust dat de gemeente verantwoordelijk is voor zak- en kleedgeld voor jongeren onder voogdij en in jeugdinstellingen?
  2. Is het zak- en kleedgeld onderdeel van de tariefafspraken voor de jeugdzorg of zijn hierover anderszins afspraken gemaakt?
  3. Zijn er in onze gemeente gecontracteerde jeugdinstellingen waar jongeren geen zak- en kleedgeld ontvangen? Ofwel is het college bereid bij deze instellingen navraag te doen en de gemeenteraad hierover te informeren?
  4. Is het college bereid om voor 1 januari 2018 duidelijke afspraken met de betrokken instellingen te maken over de aanvraag en betaling van zak- en kleedgeld?

Met vriendelijke groet,

Kitty Hoevenberg-Aerts/ CDA- fractie

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.