24 maart 2023

CDA vraagt om meer aandacht voor gezinnen in woningbouwplan

­

­Kortgeleden presenteerde de coalitie van PvdA, GroenLinks en D66 hun woningbouwplannen.
Afgelopen week stond deze plannen op de agenda van de commissievergadering Volkshuisvesting en Woningbouw.
Het CDA Amsterdam is tevreden over een aantal stappen die de gemeente zet om woningbouw te versnellen.
Zo worden de beklemmende “40-40-20” regels wat soepeler gehanteerd en laat de gemeente de bovenwettelijke duurzaamheidseisen los.
Dat zijn positieve punten waar het CDA Amsterdam zich al lang voor inzet.
Fractievertegenwoordiger Rogier Havelaar wees de gemeenteraad erop dat de woningbouwplannen slecht uitpakken voor gezinnen: “ze vormen geen aparte doelgroep in dit plan, hen positie op de woningmarkt zal verslechteren”.
Ook vraagt hij aandacht voor mooi bouwen: “Amsterdam is de mooiste stad van de wereld doordat er veel aandacht is geweest voor stedenbouwkundige kwaliteit en schoonheid.
Die aandacht is er in de huidige plannen niet en dat is een gemiste kans.”
Ten slotte zijn er zorgen over geld: alle mooie plannen kosten geld; normaal betaalt de gemeente deze kosten vanuit de opbrengst van de grond waarvoor ontwikkelaars die nieuwbouwprojecten realiseren moeten betalen.
Maar in Amsterdam gaat deze grondopbrengst naar “algemene middelen”.
Rogier: “De gemeente geeft geld dat bedoeld is voor woningbouw uit aan andere dingen, vervolgens stapt de gemeente naar het Rijk om geld te vragen voor woningbouw. "Dat is een vreemde gang van zaken en geen goede ontwikkeling.”
Het woningbouwplan van de gemeente kun je hier lezen.
De commissie praat op 12 april weer verder over het woningbouwplan.
Wil je je mening aan de gemeenteraadsleden geven? Kom dan inspreken in de vergadering op 12 april.
Ter voorbereiding op de vergadering van 12 april heeft Rogier namens het CDA de volgende vragen aan de wethouder gesteld;
1.40-40-20
a. Goed dat de gemeente zich flexibeler gaat opstellen. En dat 40-40-20 is niet langer heilig is, maar slechts een uitgangspunt.
Waarom komen er dan maar liefst 11 ingewikkelde spelregels om 40-40-20 te handhaven?
Hoe gaan deze 11 spelregels de woningbouw versnellen?
b. Hoe verhoudt 40-40-20 zich tot “2/3 betaalbaar bouwen” uit de woondeal MRA?
De woondeal bevat afspraken dat het Rijk zich inspant om een aantal knelpunten weg te nemen en dat de gemeenten daardoor woningbouw goed kunnen faciliteren.
Daarbij is uitgegaan van 2/3 betaalbaar bouwen. Met de 40-40-20 eis leg je een extra restrictie op aan marktpartijen, vergeleken met 2/3 betaalbaar.
Ik kan me voorstellen dat dit tot extra kosten (compensatie) en/of tot minder inkomsten bij de gemeente leidt vanuit grondexploitatie.
Nu vraagt de gemeente naar het Rijk voor financiële steun om de woningbouw op peil te houden.
Is het College van mening dat de steun van het Rijk zich moet richten op het mogelijk maken van de plannen 2/3 betaalbaar wonen,
of is het College van mening dat de steun van het Rijk zich moet richten op het realiseren van 40-40-20?
2. Gezinnen
a. In het woningbouwplan staat dat er gekeken wordt differentiatie naar vierkante meters:
Hierbij wordt met name gekeken of er (nog) kleiner gebouwd kan worden.
Het idee van huizen zonder keukens dat we in de campagne hoorden komt weer in me op. Maar ik mis de gezinswoningen nog.
Er is een grote vraag naar 3+ kamer woningen voor gezinnen zeker beneden de 800K koopwoningen.
Maar in het doelgroepenbeleid in het woningbouwplan zien we de gezinnen niet terug (p 40).
b. Wat doet deze coalitie voor woningzoekende gezinnen? “Gezinnen zijn geen aparte doelgroep waarvoor apart geprogrammeerd wordt.
Het bouwen van woningen voor gezinnen maakt onderdeel uit van het bouwen van een gedifferentieerd aanbod in m²”, lezen we.
Vervolgens wordt er naar de Huisvestingsverordening gewezen, die stelt dat bij gelabelde woningen van groter dan 70 vierkante meter als eerste naar gezinnen gekeken wordt.
Maar als je in de nieuwbouw niet kijkt naar volgende grote woningen (terwijl je wel kijkt naar misschien nog meer kleinere woningen) dan verslechtert per saldo de positie van gezinnen in de nieuw te bouwen voorraad.
De Huisvestigingsverordening die voorziet in de verdeling van schaarste voor de bestaande voorraad lost dat probleem niet op.
Met dit woningbouwplan maken gezinnen dus in de toekomst minder kans om in Amsterdam te kunnen blijven wonen, omdat de gemeente onvoldoende zorg draagt voor grote gezinswoningen.  
3. Versimpelen regels
a. Versimpelen van regels en versnellen waar mogelijk is verstandig.
In de praktijk zal dat weerbarstig zijn: je wil namelijk ook niet dat versimpelen van regels leidt tot het veronachtzamen van inspraakprocedures, bijvoorbeeld.
Daarom is het juist bij een “containerbegrip” onderwerp als dit belangrijk om heel concreet te zijn.
Waar gaat de wethouder op sturen? Wanneer is dit deel van het plan succesvol?
Als de doorlooptijd van een project gemiddeld met X afneemt? Als er Y- minder regels zijn?
Graag zie ik meer SMART welke doelstellingen er nagestreefd worden en zie ik deze terug in de doelenboom bij de voorjaarsnota.
Kan de wethouder dat bevestigen?
4. Stedenbouwkundige kwaliteit en mooi bouwen
a. We bouwen geen huizen en vierkante meters, maar een stad. Een thuis. Daar hoort bij dat Amsterdam de mooiste stad van de wereld is,
mede omdat vele architecten aandacht hebben besteed aan de schoonheid van de stad. Voor het CDA is stedenbouwkundige kwaliteit en schoonheid van wat we bouwen een absolute topprioriteit –
en daar mag niet mee gemarchandeerd worden. Wat we bouwen, staat daar mogelijk eeuwen!
Daarover lees ik niets terug in het plan en dat is een gemiste kans.
Op welke manier kunnen we daar toch nog een hoofdstuk aan wijden in dit woningbouwplan?

5. Vereveningsfonds
a. De gemeente haalt geld uit het vereveningsfonds en gebruikt dat geld voor algemene middelen.
Het vereveningsfonds is bedoeld om negatieve grondexploitaties op te kunnen vangen, te betalen uit meer lucratieve projecten voor de gemeente.
Er zit te weinig geld in het vereveningsfonds om alle (sociale / betaalbare) plannen te realiseren.
b. Waarom onttrekt de gemeente geld uit dit fonds om andere dingen mee te doen dan waar het voor bedoeld is!
 c. Als de gemeente geld uit het vereveningsfonds haalt voor algemene middelen, vervolgens te weinig geld overhoudt voor de woningbouwplannen,
waarom vindt de gemeente dan dat het Rijk financieel bij moet springen? Moet de gemeente niet haar eigen broek ophouden?
d. Kan de wethouder toezeggen dat er zolang de begroting in het vereveningsfonds niet dekkend is (er dus sprake van tekort is voor de woningbouwplannen) er geen geld uit het fonds gehaald wordt?
e. Indien nee, kan de wethouder de harde toezegging doen dat het bedrag dat aan het vereveningsfonds.
Onttrokken wordt in deze collegeperiode niet zal toenemen zolang het vereveningsfonds onvoldoende middelen bezit om alle plannen van de gemeente op woningbouw te realiseren?
f. Zo nee, waarom niet? Hoe prioriteert de gemeente woningbouw dan, als er steeds andere dingen voor gaan?
6. Marktontwikkelingen
a. We lezen in het plan (en we wisten het natuurlijk ook al) dat de marktontwikkelingen momenteel ongunstig zijn.
Er komen veel signalen dat het knelt en de wethouder vreest dat niet alle contracten gerealiseerd kunnen worden.
Net als de wethouder zelf ooit in een interview aangaf dat hij er bovenop wilde zitten, wil het CDA Amsterdam dat ook.
Daarom verzoek aan de wethouder om begin september een (korte) brief te sturen met een update over de marktontwikkelingen (algemeen),
alle lopende contracten en nieuwe contracten tot en met Q3 2023. Deze update wil ik in de commissievergadering van oktober 2023 kunnen bespreken,
met het oog op de begrotingsbehandelingen in november/december 2023. We kunnen dan indien nodig als Raad in de begroting nog bijsturen.

Lees het Parool artikel hier.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.