12 oktober 2014

Waarom moeten zoveel transportbedrijven subsidie scholingskosten terugbetalen?

Een groot aantal transportondernemingen heeft een terugvordering gehad voor de aftrek voor scholingskosten. Zo hadden ze hun personeel een erkende opleiding aan het Graafschap college laten volgen, maar lijkt de belastinginspecteur de opleiding nu niet te erkennen.
In de sector waar veel ondernemingen diep in de problemen zitten, lijkt dit net het verkeerde zetje te kunnen zijn. Daarom stellen Jaco Geurts en ik onderstaande Kamervragen.

Vragen van de leden Geurts en Omtzigt (beiden CDA) aan de staatssecretaris van Financiën en de minister van Onderwijs over transportbedrijven, bij wie massaal de WVA wordt teruggevorderd, waardoor zij financieel in de problemen komen

Hoeveel bedrijven in de transportsector hebben een beroep gedaan op de WVA gedaan in de jaren 2008-2013 en voor hoeveel geld? Bij hoeveel bedrijven wordt er nu teruggevorderd en voor welk bedrag? (bron: Miljoenenstrop transporteurs door naheffing Belastingdienst, omroep Gelderland en “Rampspoed transportsector, telegraaf 11/10/2014)

2.      Kunt u aangeven of navordering plaatsvindt bij alle belastingkantoren of dat het zich concentreert bij een aantal belastingkantoren? Indien de terugvorderingen zich concentreren bij een paar belastingkantoren, welke zijn dat dan en hoe komt dat?

3.      Hoeveel bedrijven in de transportsector staan onder horizontaal toezicht en bij hoeveel van de bedrijven onder horizontaal toezicht wordt nu geld teruggevorderd?

4.      Bent u bekend met het feit dat er vanuit het bekostigd MBO onderwijs een actief (commercieel) aanbod is gedaan aan diverse ondernemingen, o.a. in de sector Transport en Logistiek, om code 95 nascholing te combineren met een regulier MBO (BBL) traject, waarbij door de ROC's de garantie werd gegeven op subsidiegeld via WVA?

5.      Wie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs dat gegeven wordt op een MBO onderwijsinstelling voor bekostigd onderwijs?

6.      Door wie dient de inhoud van de hierboven omschreven onderwijsprogramma's te worden gecontroleerd? Is deze kwaliteit ook op adequate wijze gecontroleerd?

7.      In hoeverre kan de werkgever verantwoordelijk worden gehouden voor de inhoud van het onderwijs, als de opleiding te goeder trouw is aangegaan omdat deze gebaseerd is op een kwalificatiedossier, met een CREBO nummer dat door de minister van OCW is afgegeven?

8.      Is het uitgangspunt voor het rechtmatig toepassen van de afdrachtvermindering onderwijs dat de werknemer van de belastingplichtige de beroepsbegeleidende leerweg van een erkende MBO-opleiding volgt en dat deze opleiding is opgenomen in het Centraal Register Beroepsonderwijs?

9.      In het Centraal Register Beroepsonderwijs zijn de erkende MBO-opleidingen vermeld. Ook worden daar de deelkwalificaties van de betreffende MBO-opleiding genoemd. Mag een inhoudingsplichtige erop vertrouwen dat een opleiding uit het Centraal Register Beroepsonderwijs, dan wel één of meerdere deelkwalificaties van die betreffende beroepsopleiding, zich kwalificeert om daarvoor de afdrachtvermindering onderwijs toe te passen?

10.  Op antwoorden van Kamervragen van de heer Van Meenen (Kamerstuk 2403, 2014/2014) is aangegeven dat de Belastingdienst niet de kwaliteit van de opleidingen beoordeelt en dat dat de verantwoordelijkheid van de Inspectie van Onderwijs is. Indien de Inspectie geen oordeel heeft gegeven over een opleiding mag de Belastingdienst dan stellen dat er geen beroepsopleiding is gevolgd of dat slechts een deel van de opleiding is gevolgd? 

11.  Wanneer een leerling gedurende een MBO opleiding afhaakt, een schoolverlater of andere opleiding gaat volgen, volgt er dan terugvordering van en/of boete voor de afdrachtvermindering onderwijs bij de belastingplichtige?

12.  De Belastingdienst controleert de procedurele en administratieve vereisten die aan een opleiding worden gesteld.  Mag de Belastingdienst meer controleren dan de voorwaarden die gelden voor toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs[1]? zo ja wat mag zij dan meer controleren en op welk wetsartikel is dat gebaseerd?

13.  Er is een “Convenant Samenwerking Regionale Opleidingscentra Afdrachtvermindering Onderwijs” tussen een aantal ROC’s en de Belastingdienst gesloten. Wat is het doel en de reikwijdte van dit convenant voor onderwijsinstellingen, voor de Belastingdienst en voor de cliënten van de onderwijsinstellingen?

14.  Indien de Inspectie heeft geoordeeld dat een opleiding niet voldoende is, heeft de betreffende onderwijsinstelling de kans gehad om alsnog de kwaliteitsvoordelen te realiseren en door te voeren? Kan het oordeel van de Inspectie een extrapolatie naar eerdere jaren, waarin de inhoudingsplichtige de afdrachtvermindering heeft toegepast, tot gevolg hebben?

15.  Indien de Inspectie heeft geoordeeld dat een opleiding niet voldoende is wat vindt u dan van het standpunt van Transport en Logistiek Nederland dat reparatie van het onderwijstraject mogelijk moet zijn, zodat de betreffende leerling zich alsnog kwalificeert als een opleiding waarvoor afdrachtvermindering toegepast kan worden?


[1]Voorwaarden:

·          Dat het een crebo-geregistreerde opleiding betreft;

·          dat er een praktijkovereenkomst is, welke 4 handtekeningen bevat, wordt bewaard bij de loonadministratie en welke tenminste bepalingen bevat over:

·          de aanvangsdatum en de einddatum van de beroepspraktijkvorming, alsmede het aantal te volgen praktijkuren per kalenderjaar;

·          de begeleiding van de deelnemer;

·          dat deel van de kwalificatie dat de deelnemer tijdens de beroepspraktijkvorming dient te behalen, en de beoordeling daarvan, en

·         de gevallen waarin en de wijze waarop de overeenkomst voortijdig kan worden geëindigd. Dat de inhoudingsplichtige de toe te passen afdrachtvermindering op de juiste wijze berekend (rekening houdend met toetsloon, deeltijdfactor etc.) en tijdig stopzet.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.