24 september 2019

Bezuinigen op onderhoud komt als een boemerang terug!

Groenonderhoud: gaan we het gemeentelijk groen beter onderhouden, laten we het zoals het nu is of doen we zelfs een stap terug?

Het college heeft een raadsstartnotitie opgesteld waarin een drietal opties aan ons worden voorgesteld: gelijk, meer of minder. Met daarbij een aantal kanttekeningen en risicofactoren.

Van deze opties stelt het college voor het onderhoudsniveau in woongebieden, bedrijventerreinen, rondom sportvelden en in het buitengebied minder te maken dan het nu is (scenario 2). Dat vinden we als CDA een onverstandige keuze en eigenlijk zegt het college dat zelf ook. In het voorstel wordt als risico genoemd: een structurele bezuiniging zorgt voor achteruitgang van de kwaliteit, er komt meer onkruid en zwerfvuil en het nodigt uit tot illegale stort. Ook geeft ze aan dat in de toekomst extra investeringen nodig zijn voor renovaties en extra onderhoudsbeurten.

Al met al denkt het college vanaf 2022 een ton per jaar te besparen op een bedrag van ca 1,2 miljoen. Die besparing is echter tijdelijk en zal later weer extra uitgegeven worden om achterstallig onderhoud weg te werken.

Wij vinden het onderhoudsniveau zoals we dat nu hebben al matig en willen eerder naar een iets hoger niveau dan naar een lager niveau. Gebleken is dat de bevolking dat ook vindt. We begrijpen wel dat, nu we moeten bezuinigen, een extra uitgave op dit moment niet haalbaar is, maar nog minder onderhoud kan echt niet. Daarom willen we het niveau op basis houden in plaats van laag zoals nu wordt voorgesteld.

Bijzonder is dat de gemeente sinds begin dit jaar een deel van het groenonderhoud heeft ondergebracht bij de eigen buitendienst. Er is grote tevredenheid over die eigen uitvoering, die wordt meer gewaardeerd dan wat door externe bedrijven wordt uitgevoerd en de kosten zijn vergelijkbaar. Een goede reden om na te denken over meer uitvoering in eigen beheer, wellicht kunnen we daarmee met minder kosten wel hetzelfde niveau handhaven.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.