18 mei 2021

CDA en D66 stellen vragen over het strategisch financieel beleid van de Provincie Utrecht

Geacht college van Gedeputeerde Staten,

Toelichting:

Regeren is vooruitzien. Liefst ver genoeg vooruit om richting te geven en liefst concreet mogelijk om grote ambities ook echt mogelijk te maken. Te overzien wat er op ons afkomt, wat onze ambities zijn, hoe die ambities zich vertalen in financiële opgaven en welke perspectieven er zijn om die financiering ook daadwerkelijk mogelijk te maken.

Aan het begin van deze collegeperiode ging onze aandacht voor financiën terecht uit naar het op orde brengen van de financiële data en processen, zorgen dat we de achterstanden met jaarrekeningen inhaalden, zodat de energie op de toekomst gericht kon worden. Uit de recente publicaties van de accountant blijkt dat dat steeds beter op orde begint te komen. Dat geeft ruimte om weer breder te kijken naar de kwaliteit van onze provinciale organisatie.

Met het vaststellen van de Omgevingsvisie zijn grote ambities geformuleerd voor de toekomst. Denk aan ambities op klimaat en energie, natuurontwikkeling, woningbouw en mobiliteit. Grote ambities voor de komende decennia met impact op de ruimte, maar ook op financiën.

Onlangs ontvingen we het bericht met betrekking tot de toegekende projecten in het kader van het Groeifonds. Helaas moesten we constateren dat de aanvraag voor de mobiliteitsschaalsprong (nog) te licht was bevonden. Wellicht biedt een volgende ronde meer kansen, maar wat opviel was een andere zin in het bericht van RTV Utrecht:

  • “Verder wijst de beoordelingscommissie erop dat Utrecht er ten onrechte op rekent dat het Nationaal Groeifonds vrijwel de hele financiering voor het project kan dragen. Daar is het fonds niet groot genoeg voor. "Voor financiering van voorstellen van deze omvang moet ook uit andere bronnen een bijdrage worden geleverd." 

Achter deze zin gaat naar de onze mening een hele wereld schuil. Het vooronderstelt dat de financiële draagkracht van de provincie voldoende is om bij te dragen aan dergelijke grote projecten. Niet alleen in de investering, maar we weten tevens dat de provincie geacht wordt beheer en onderhoud op zich te nemen. Kosten die decennia lang zullen drukken op de provinciale begroting. 

Utrecht is wat betreft reserves niet de meest bedeelde provincie. De provincie beschikt bijvoorbeeld niet over grote reserves door de verkoop van aandelen van een energiemaatschappij. Bovendien zijn we een relatief kleine provincie met een groot (nog altijd toenemend) aantal inwoners, een grote mobiliteitsopgave die van belang is voor de bereikbaarheid van de Randstad. Zijn wij als regio voldoende in staat om onze belangen in Den Haag en Brussel over te brengen? Welke strategische keuzes hebben we om te zorgen dat dit beter is geborgd in de toekomst en hoe zijn GS en PS daarvoor in positie?

De fracties van D66 en CDA hebben de volgende (deels ook technische) vragen:

1. Met betrekking tot de financiële positie van de provincie Utrecht:

  • a. Hoe verhoudt de provincie Utrecht zich ten opzichte van andere provincies waar het gaat om grote maatschappelijke opgaven?
  • b. Komt dit onderscheid voldoende tot uitdrukking in de verdeling van middelen via het provinciefonds?
  • c. Kan van de provincie Utrecht redelijkerwijs verwacht worden dat zij ruimhartig cofinanciert als je het vergelijkt met de andere provincies?
  • d. Hoe verhoudt de provincie Utrecht zich tot andere provincies waar het gaat om mogelijkheden voor cofinanciering (denk aan regionale partners, gemeenten, bedrijven etc)?
  • e. Is GS van mening dat wij voldoende hefboom kunnen organiseren om grote investeringen naar ons toe te trekken? We hebben bijvoorbeeld de vierde (Utrecht) en vijftiende (Amersfoort) stad in omvang in de provincie liggen, en zijn de 5e provincie in omvang. Maar qua begroting hoort de provincie Utrecht tot de kleinste (na Zeeland, Groningen en Drenthe)

2. Met betrekking tot de positie van provincie Utrecht in kader van vervoer:

  • a. Wat betekent het voor Amsterdam en Rotterdam-Den Haag dat ze zelfstandige vervoersregio’s hebben (Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam- Den Haag (MRDH)?
  • b. Ontvangen deze regio’s eigen bijdragen van het Rijk? Zo ja, over wat voor bedragen gaat het dan?
  • c. Hoe verhouden die aanvullende middelen zich tot eventuele extra financiële middelen die onze regio ontvangt via provinciefonds of gemeentefonds?
  • d. Klopt het beeld dat Utrecht hierdoor met regio’s van minder nationaal belang strijd om de rijksmiddelen voor mobiliteit?
  • e. Is regio Utrecht hier als belangrijke nationale vervoershub voldoende in positie?
  • f. Wat is de impact geweest van de integratie van de BRU in de provinciale organisatie op de strategisch financiële positie van regio Utrecht in vervoersperspectief? Wat betekent dit voor ons vermogen tot cofinancieren?

3. Met betrekking tot de strategische financiële organisatie

  • a. Hoe is de financiële strategie van de provincie op dit moment geborgd in de organisatie?
  • b. Hoeveel medewerkers en van welk schaalniveau houden zich bezig met financiële strategie? Waar zijn deze medewerkers ondergebracht en in welke mate werken zij samen aan financiële vergezichten en ideeën voor de provincie Utrecht?
  • c. Zijn de financieel strategen van de provincie onafhankelijk georganiseerd van de programma’s?
  • d. Welke rapportages ontvangt GS op dit moment om financiële lange termijn afwegingen en beslissingen te nemen?
  • e. In welke mate komen creatieve financiële ideeën en scenario’s op tafel en is er voldoende ruimte (middelen, personele capaciteit) om die ook uit te werken in beleid?
  • f. Voelt GS zich naar haar mening op dit moment voldoende ondersteund om strategische financiële beslissingen af te wegen?

4. Met betrekking tot het afwegingskader voor financieel strategische beslissingen. Grote ambities vergen doorgaans ook veel middelen.

  • a. Hoe wordt op dit moment aan ideeën en ambities financieel vertaling gegeven?
  • b. Hoe vindt intern afweging plaats op de verdeling van de middelen?
  • c. Hoe vindt prioriteitsstelling plaats op investeringsbeslissingen voor korte, middellange en lange termijn? (Gebeurt dat integraal, per programma, per project?)
  • d. Welke termijn wordt hier in ogenschouw genomen?
  • e. Krijgen lange termijn plannen naar de mening van GS voldoende ruimte om te ontwikkelen?
  • f. Krijgen alle programma’s een gelijkwaardige kans of zijn sommige programma’s beter georganiseerd? 

5. Overall

  • a. Met oog op de komende kadernota: is GS van mening dat de financieel strategische positie van de provincie Utrecht voldoende krachtig is (zowel intern qua organisatie als extern qua lobby en resultaten?
  • b. Wat gaat GS doen om te zorgen dat de strategische financiële positie voldoende kracht en creativiteit heeft om de grote ambities waar te maken?

Namens de fracties van D66 en CDA provincie Utrecht en hoogachtend,

M.J. de Droog

W.G.J. Wijntjes

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.