30 september 2020

Inbreng CDA bij Statenvoorstel Nota Grondbeleid

Bij de Statenvergadering op woensdag 30 september stond onder meer het Statenvoorstel Nota Grondbeleid op de agenda. Voor een aantal doelen zet de provincie het middel grond in: onder andere natuur, gebiedsontwikkeling, energietransitie en infrastructuur. De actualisatie leidt tot een grondbeleid vanuit een helder kader. Zo blijft grondbezit in beginsel tijdelijk en geen doel op zich, maar altijd een middel voor realisatie van de doelen. Door vaststelling van dit nieuwe beleidsstuk wordt er een uniform beleid voor grondtransacties van kracht voor de provincie Utrecht. Uitgangspunt bij dit beleid is dat de provincie de principes marktconform, transparant en openbaar hanteert. 

Het CDA juicht toe dat de provincie Utrecht bij voorkeur faciliterend grondbeleid hanteert, met de ruimte om als provincie ook actief op de grondmarkt te opereren. Op een zorgvuldige en behoedzame manier. Het CDA weet dat dit nodig is. Die ruimte is tegelijkertijd niet vanzelfsprekend. Goed dat de provincie zich dit ook realiseert.  

Immers de provincie doet dit niet zomaar. Het aankopen van grond is nodig voor aanpassingen van gevaarlijke weggedeelten, het uitbreiden van natuur of de al in 2015 afgesproken ontwikkeling van woningbouw binnen de exploitatie van het Hart voor de Heuvelrug. 

Het CDA wil daarbij geen concurrent worden van de agrariërs. De provincie Utrecht heeft hen hard nodig bij de uitvoering van haar beleid. Daarom ook onze terugkerende vraag in de aanloop naar dit Statenvoorstel over de hoogte van de pachtprijzen. We lezen dat bij kortlopende pachtcontracten met derden marktconforme prijzen worden gehanteerd. Van de Gedeputeerde begrijpen wij dat dit lage pachtbedragen zijn, wanneer er aan de pachter wordt gevraagd om bijvoorbeeld de biodiversiteit te bevorderen. Voor veel boeren is dit een belangrijk punt, omdat het hierdoor voor hen mogelijk blijft om mee te werken aan de natuurdoelen van onze provincie tegen een faire prijs.  

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.