Kandidaten TK21
17 mei 2022

Kamervragen over het antwoord van de minister op eerdere vragen over het bericht 'Nog hoop voor pont Breukelen'

Schriftelijke vragen van de leden Van der Molen (CDA) en De Hoop (PvdA) aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat naar aanleiding van het antwoord van minister Harbers (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 29 maart 2022) op de vragen van de leden Van der Molen (CDA) en De Hoop (PvdA) aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht 'Nog hoop voor pont Breukelen' (ingezonden 7 maart 2022) (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2021–2022, nr. 2263).

  1. In het antwoord op vraag 3 stelt u dat uit meerdere onderzoeken die de afgelopen jaren zijn uitgevoerd blijkt dat de veerpont een nautisch veiligheidsrisico vormt, met name voor de passagiers en de schipper: klopt het dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) naar aanleiding van de aanvaring met de pont bij Nieuwer ter Aa in 2010 feitelijk en technisch onderzoek heeft gedaan en geconcludeerd heeft dat er geen structurele veiligheidstekorten hebben plaatsgevonden (Jaarverslag 2010 OvV)?
  2. Klopt het dat de pont pas recent is uitgerust met het elektronisch kaartsysteem (ECDIS) met AIS-data en dat voor de onderzoeken van Rijkswaterstaat dus geen gebruik kon worden gemaakt van nauwkeurige (AIS-)data over een langere periode?
  3. Klopt het, zoals aangegeven in de Marin Quick Scan, dat er geen uitgebreide risicobeoordelingstechniek is toegepast, geen metingen zijn uitgevoerd of langdurige waarnemingen hebben plaatsgevonden (Marin Quick Scan 2021 p. 3)?
  4. Klopt het dat een belangrijk deel van de conclusies uit de Quick Scan van Marin tot stand gekomen is op basis van een gesprek met een schipper die een officiële waarschuwing heeft gehad van Rijkswaterstaat vanwege roekeloos varen en die inmiddels ontslagen is?
  5. Waarom stelt Rijkswaterstaat geen oploopverbod in tussen de Nieuwe Wetering en Breukelen, vanwege het veiligheidsrisico dat zicht wordt ontnomen door oplopende binnenvaartschepen?
  6. In het antwoord op vraag 4 bevestigt u dat het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht Rijkswaterstaat bestuurlijk heeft geïnformeerd dat het uw wens tot beëindiging van het convenant (overeenkomst) niet deelt: welke redenen heeft het waterschap daarvoor aangevoerd?
  7. Kunt u uitleggen waarom u zich in het antwoord op vraag 4 erop beroept dat de juridische waarde van de overeenkomsten uit 1888 en 1942 laag is, terwijl u zich sinds 1888 resp. 1942 aan de verplichtingen hebt gehouden?
  8. Als bijlage bij antwoord 5 stuurt u de volledige tekst van de overeenkomst uit 1888 mee, de meegestuurde tekst lijkt een ongedateerde latere kopie te zijn van de overeenkomst: wilt u de Kamer alsnog de oorspronkelijke overeenkomst doen toekomen?
  9. In het antwoord op vraag 5 stelt u dat het waterschap niet vraagt om de pontverbinding te handhaven, maar om samen met de belanghebbenden op zoek te gaan naar een aanvaardbaar alternatief: deelt u de mening dat de uitkomst van het overleg met belanghebbenden kan zijn dat de pontverbinding wordt gehandhaafd?
  10. Is er sprake van een significante toename aan schepen op het Amsterdam-Rijnkanaal bij Breukelen en is er sprake van een toenemend aantal grote schepen op het Amsterdam-Rijnkanaal bij Breukelen? Zo ja, kunt u die stellingen met metingen onderbouwen?
  11. Klopt het dat recreanten het Amsterdam-Rijnkanaal mogen blijven oversteken? Acht u attentieverhogende borden en informatievoorziening aan recreanten afdoende om de veiligheid bij de drie kruispunten op het Amsterdam-Rijnkanaal in Breukelen te garanderen, gelet op het grote aantal ongelukken tussen de beroepsvaart en de recreatievaart?

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.