03 juni 2022

CDA biedt vijfstappenplan stikstof aan

Vrijdag 3 juni - DEN HAAG - De CDA Statenfractie heeft kennis genomen van het volgende plan dat door de CDA Tweede Kamerfractie is aangeboden. Lees het begeleidende bericht hier!

Het vijfstappenplan stikstof

Door CDA Tweede Kamerfractie

CDA Tweede Kamerlid Derk Boswijk heeft een eigen vijfstappenplan aangeboden aan minister Van der Wal (Natuur en stikstof) en minister Staghouwer (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) als inspiratie voor de kabinetsaanpak. De notitie is een uitwerking van de nieuwe landbouwvisie van het CDA. Boswijk wil met zijn notitie de landbouw een perspectief geven op de toekomst. 'Boeren worden teveel gezien als het probleem, maar zijn een onmisbare schakel in de oplossing.'

De vijf stappen van Boswijk geven een invulling aan een integrale gebiedsgerichte aanpak die het CDA voor staat. ‘Een effectieve stikstofaanpak richt zich niet alleen op de agrarische sector. Alle sectoren die stikstof uitstoten moeten een gelijkwaardige bijdrage leveren. Ook de industrie, de scheepvaart en het verkeer. Een effectieve aanpak kun je ook niet los zien van aspecten als de klimaatdoelen, derogatie en de Kaderrichtlijn Water. Alles hangt met elkaar samen.’

De CDA-notitie loopt vooruit op de perspectiefbrief van het kabinet die nog voor de zomer wordt verwacht. Boswijk vraagt aandacht voor de randvoorwaarden die voor boeren heel belangrijk zijn om mee te kunnen doen. ‘Wij hopen niet allen op een woest aantrekkelijke stoppersregeling, maar ook op aantrekkelijke regelingen om te innoveren of deel te nemen aan agrarisch natuurbeheer’.

Stap 1. Gebiedsanalyses

Elk gebied is anders. Daarom is het goed dat het kabinet aan het werk gaat met de Gebiedsgerichte Aanpak en dat er per gebied een natuurdoel analyse wordt gemaakt.

Stap 2. Bepaal per gebied de staat van de natuur en stel vast wat er lokaal moet gebeuren om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken

Naar aanleiding van de gebiedsanalyses wordt de staat van de natuur vastgesteld en worden lokale, haalbare doelen geformuleerd voor het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen. Bij het bepalen van de lokale doelen in de gebiedsgerichte aanpak is het de bedoeling om te focussen op de staat van instandhouding. Hierbij wordt gekeken naar drie aspecten: klimaat, water en stikstof. Allerlei andere (internationale) doelen, zoals in de farm-to-fork-strategie worden niet direct meegenomen. Deze worden aangestuurd

Het CDA is bezorgd over de prominente positie van de KDW in de huidige stikstofaanpak. De KDW is namelijk geen doel, maar een middel. De Tweede Kamer heeft de regering daarom op ons initiatief verzocht om het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de natuurlijke habitats en de populaties van de soort waarvoor het N2000-gebied is aangewezen, centraal te stellen als bijdrage aan het bereiken van een landelijke gunstige staat van instandhouding.

Stap 3. Bepaal de kwaliteit van het aangrenzende landbouwgebied

‘Niet alles kan overal’ is de treffende titel van het advies Remkes. Wat het CDA betreft slaat dit niet alleen op de agrarische sector, maar geldt het ook voor bijvoorbeeld woningbouw, energieopwekking of grootschalige natuurontwikkeling. ‘Hoogwaardige landbouwgrond’ is namelijk een schaars goed. De kwaliteit van landbouwgebieden moet daarom worden beoordeeld. Valt deze in de categorie ‘hoogwaardige landbouwgronden’, dan heeft het gebied wat ons betreft een beschermde status. Dat houdt in dat deze gebieden als hoofdfunctie ‘landbouw’ blijven houden. Andere functies, zoals woningbouw, bedrijventerreinen of alternatieve energiebronnen zijn in deze gebieden zo goed als uitgesloten.

De definitie van ‘hoogwaardige landbouwgrond’ sluit deels aan bij de definitie van vruchtbare landbouwgronden: “gronden die geschikt zijn voor landbouw op basis van fysische, chemische en biologische eigenschappen, waarbij het gaat om maximale gewasopbrengst bij minimale belasting van het milieu en minimaal gebruik van hulpmiddelen.” Het CDA heeft vorig jaar om die reden bezwaar gemaakt tegen de ontpolderingsplannen bij Westhoek. Het toekomstperspectief van de grond speelt ook een rol. De exacte definitie van ‘hoogwaardige landbouwgrond’ dient nog verder te worden uitgewerkt.

Dat de waarde van de gronden in deze gebieden stabiel blijft, omdat de prijs niet opgedreven wordt door potentiële mogelijkheden voor woningbouw of bedrijventerreinen is een positief bijkomend effect. Het wordt daardoor voor jonge boeren gemakkelijker om deze gronden te verwerven dan nu in veel gebieden het geval is.

Stap 4. Kijk gezamenlijk hoe deze doelen behaald kunnen worden door middel van gebiedsprocessen

Nadat de lokale doelen zijn gesteld en het omliggende landbouwgebied al dan niet is voorzien van het label ‘hoogwaardig landbouwgebied’ kan worden gekeken hoe de lokale doelen gehaald kunnen worden. Het is van belang dat iedereen gelijkwaardig aan tafel zit. Wat ons betreft wordt als eerste gehoord welke wensen de ondernemers in het gebied hebben. Wanneer industriële bedrijven het voornemen hebben te stoppen, verplaatsen of innoveren, draagt dit bij aan de lokale doelen.

Hiervoor dienen tools ontwikkeld te worden. Zo wordt het voor provincies mogelijk om deze bedrijven bij te staan in het proces. Wanneer boeren zich bij voorbaat vrijwillig willen laten uitkopen, behoort dat tot de mogelijkheden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een van de stoppersregelingen. Als dat niet zo is, worden twee opties bekeken: innoveren en extensiveren.

Innoveren en extensiveren worden door CDA als meest wenselijk beschouwd. Wat ons betreft worden meer middelen beschikbaar gesteld voor bewezen innovaties en extensiveren dan voor verplaatsen en opkopen. De afgelopen decennia heeft de sector immers laten zien dat innoveren effect heeft. Er is tussen 1990 en 2017 maar liefst 65% ammoniak gereduceerd. Hiervoor is het essentieel dat er vanuit de politiek, ketenpartijen of agrarische sector al stappen zijn gezet richting een eerlijke prijs voor de producten. Alleen dan kunnen boeren innoveren of mogelijk extensiveren. Wat ons betreft wordt, zoals afgesproken in het regeerakkoord, op korte termijn werk gemaakt van het verbeteren van de positie van boeren in de keten, middels niet-vrijblijvende bijdragen van ketenpartijen.

Wanneer innoveren of extensiveren geen optie is, kunnen minder wenselijke opties verkend worden: verplaatsen en opkopen. Dit is wat het CDA betreft minder wenselijk, omdat het de meest kostbare oplossing is, de voedselproductie hiermee afneemt, het mogelijk leidt tot VAB’s en het zorgt voor meer grond die moet worden beheerd door externe partijen. Daarentegen kan het (vrijwillig) verplaatsen of verdwijnen van een enkel bedrijf in een gebied kansen bieden voor andere bedrijven die wel willen blijven en bijvoorbeeld willen extensiveren, wanneer die mogelijk extra grond nodig hebben. Het is daarbij belangrijk dat de gronden die door de provincies verworven worden en in de grondbank terechtkomen bij voorkeur in eerste instantie voor een redelijk prijs te koop worden aangeboden aan de aangrenzende boeren met het doel om de blijvende boeren te helpen met extensiveren.

Voor de boeren die wel willen stoppen moet het zo aantrekkelijk mogelijk worden gemaakt. Er moet een aantrekkelijke vrijwillige stoppersregeling ontwikkeld worden en, bijvoorbeeld fiscale, drempels, moeten zoveel mogelijk weggenomen worden. De emissiereductie die met de maatregelen (innoveren, extensiveren, verplaatsen en opkoop) wordt behaald moet ten goede komen aan natuurherstel en een deel moet door middel van registratie via een stikstofbank vrijgegeven worden voor duurzame economie, bouw en landbouw, in het bijzonder aan PAS-melders. Ook hierover hebben we een motie ingediend.

Bij de gebiedsprocessen kan deze puzzel van wensen en mogelijkheden worden gelegd. Bij het leggen van deze puzzel dient rekening gehouden te worden met de hoogwaardige landbouwgebieden. Deze gebieden dienen agrarisch te blijven. Het gaat er uiteindelijk om dat we de doelen behalen middels een gedragen aanpak. Regelmatig komt het voor dat een groep boeren zelf met een plan komt om de doelen te behalen. Wat het CDA betreft worden deze initiatieven aangemoedigd en als serieuze optie meegenomen in de gebiedsprocessen. Laten we ruim denken en de mogelijkheid bieden voor experimenten en innovatieve ideeën vanuit de sector zelf. We willen immers sturen op doelen en minder op middelen. De afrekenbare Stoffenbalans en Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s) kunnen hieraan bijdragen.We begrijpen dat het implementeren van KPI’s in de aanpak ingewikkeld is, maar verwachten in de perspectiefbrief een aantal concrete voorstellen. Algemene zinnen zoals ‘we werken toe naar kringlooplandbouw’ of naar een ‘goed verdienmodel’ moeten inmiddels verder worden geconcretiseerd.

Als voorbeeld licht ik ons voorstel toe om met de sector een indicator te ontwikkelen waarmee gestuurd kan worden op de verhouding tussen eiwitten in veevoer die geschikt zijn voor humane consumptie, eiwitten geschikt voor veevoer en reststromen geschikt voor veevoer.. Hiermee ontwikkelen we een keurmerk voor veevoer, bijvoorbeeld:

  • -  Goud: 100% restromen. oftewel voedselresten (Op dit moment wordt slechts 10 miljoen ton van de in totaal circa 150 miljoen ton weggegooid voedsel in Europe hergebruikt voor bijvoorbeeld veevoer).

  • -  Zilver: 50% reststroom, 50% regulier.

  • -  Brons: 100% regulier.

Zodra een dergelijk systeem is ontwikkeld zouden we de ondernemers met een goud keurmerk financieel kunnen belonen, omdat zij hiermee afval vanuit de samenleving helpen te verwerken. Deze beloning kan afkomstig zijn van subsidies of via de keten vanuit de consument. De ondernemers met een brons of zilveren keurmerk kunnen zo worden gestimuleerd om naar een beter keurmerk toe te werken.

Dit is maar een voorbeeld. Maar het zijn wel voorbeelden zoals deze waar in de agrarische sector reikhalzend wordt uitgekeken.

Stap 5. Opstellen gebiedsplan en effectenanalyse

Bij het opstellen van een gebiedsplan worden overeengekomen afspraken vastgelegd om tot de gestelde gebiedsdoelen te komen. Wat het CDA betreft zouden de effecten die de beoogde aanpak heeft op het bereiken van de instandhoudingsdoelstellingen, de staat van de natuur, klimaatdoelen, voedselproductie, ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied en andere sociaal-economische aspecten moeten worden doorgerekend. Daarnaast worden afspraken vastgelegd over het beheer van eventueel vrijkomende percelen en bebouwing. Bij het opstellen van het gebiedsplan worden ook mogelijkheden verkend voor het realiseren en stimuleren van nieuwe verdienmodellen. Er moet verder worden bekeken of de primaire sector en agroketen sterker uit de Gebiedsgerichte Aanpak is gekomen. Wij stellen voor dat er een sociaal-economische autoriteit wordt ingesteld die dit per gebied toetst. Nadat de volledige effectenanalyse van het gebiedsplan is uitgevoerd worden de belangen afgewogen en wordt besloten of het gebiedsplan doorgang kan vinden. De uitkomst van de toets van deze sociaal-economische autoriteit weegt hierin zwaar.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.