02 maart 2018

CDA stelt vragen aan GS over vossenoverlast

In de PZC van vrijdag 23 februari wordt in een artikel ‘Jagers willen vossen veel harder bestrijden’ aangegeven dat halfslachtige maatregelen niet helpen om de vos in te tomen. Jagers willen daarom dat ze 'Zeelandbreed en jaarrond' het dier kunnen bestrijden.

De vos is de laatste jaren met een opmars bezig in grote delen van Zeeland. Uit een recent rapport, opgesteld in opdracht van Faunabeheereenheid Zeeland, blijkt dat zonder verdere maatregelen het aantal vossen alleen maar zal blijven groeien.

Stevig ingrijpen is dan ook nodig, onder meer om ervoor te zorgen dat het aantal weide- en kustbroedvogels ten minste op peil blijft en om schade aan dijken te voorkomen. De Faunabeheereenheid wil niettemin ook de mogelijkheid van 'maatwerk' openhouden, zodat per situatie kan worden bepaald welke maatregelen noodzakelijk zijn.

De Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging en de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer zouden dat een slechte zaak vinden, schrijven zij in een brief aan het Zeeuwse provinciebestuur. Zij wijzen erop dat als er niet rigoureus wordt ingegrepen, het 'op termijn consequenties heeft' voor andere diersoorten, waaronder weide- en kustbroedvogels. Maatwerk toepassen leidt alleen maar tot 'nodeloze discussie en bureaucratie', omdat 'veelvuldig de weg naar de rechter zal worden gezocht om voor- en tegenargumenten af te wegen'.

De jagersorganisaties pleiten voor een gezamenlijke, Zeeuwsbrede aanpak waarbij zij maximale mogelijkheden hebben om vossen intensief te bestrijden en schade aan natuur, waterkeringen en bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen.

Wat de jagers betreft is het een laatste kans om 'de karakteristieke Zeeuwse fauna nog te behouden, te stimuleren en te beschermen'. Als het aantal vossen verder toeneemt en bijzondere soorten daadwerkelijk verdwijnen, komt er waarschijnlijk  geen 'herkansing' meer, waarschuwen zij.

Naar aanleiding van dit artikel heeft het CDA de volgende vragen aan het college van Gedeputeerde Staten (GS):

  1. In hoeverre herkent het college de in de brief van De Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging en de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer aangehaalde problematiek omtrent vossen?
  2. Is het college het met de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging en de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer eens dat stevig ingrijpen nodig is om schade aan natuur, waterkeringen en bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen? En dat niet rigoureus ingrijpen, dus de korte termijn, consequenties heeft voor andere diersoorten, waaronder akker- en weidevogels?
  3. Welke (extra) maatregelen zijn volgens het college noodzakelijk om schade aan natuur, waterkeringen en bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen?
  4. Ondersteunt het college het pleidooi van de jagersorganisaties voor een gezamenlijke, Zeeuwsbrede aanpak waarbij zij maximale mogelijkheden hebben om vossen intensief te bestrijden?
  5. Welke mogelijkheden heeft het college momenteel om op een praktische wijze invulling te kunnen geven aan de bestrijding van vossen wanneer sprake is van aantoonbare vossenoverlast en/of "vossenschade"?

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.