24 februari 2020

Toekomstrapport welzijnsstichtingen legt zwakke punten gemeentelijk beleid bloot

Vorige week stond het toekomstrapport van onderzoeksbureau Radar over onze drie welzijnsstichtingen op de agenda van de commissie. Het rapport is kortgezegd vernietigend over het gemeentelijk beleid. Zo staat er in het rapport dat duidelijk beleid wordt gemist, er onvoldoende kennis is bij de gemeente en de welzijnsstichtingen het maar moesten doen met vage afspraken. Mede naar aanleiding van de gesprekken in de afgelopen maanden hebben de drie welzijnsstichtingen zelf het besluit genomen om een fusietraject te starten. Een traject dat alleen kan slagen als onze gemeente flink aan de slag gaat met goed welzijnsbeleid.

Wat ging er aan vooraf?
In de afgelopen jaren hebben we als gemeenteraad vaak gesproken over de drie welzijnsstichtingen die onze gemeente rijk is: de SWOS, SWOK-midden en de Stichting WON. Deze welzijnsstichtingen voeren taken van de gemeente uit op het gebied van welzijn en zorg. Denk hierbij aan het doorverwijzen en informeren van inwoners bij vragen, helpen van jongeren met problemen, het aanbieden van verschillende (dagbestedings-)activiteiten, klusjesdienst, vrijwillig vervoer naar het ziekenhuis, mantelzorgondersteuning en nog veel meer. De welzijnsstichtingen hebben zelf medewerkers in dienst, maar steunen vooral op de inzet van honderden vrijwilligers: in totaal zijn er bij de drie stichtingen zo'n 600(!) vrijwilligers actief. Deze medewerkers en vrijwilligers voeren onmisbare taken uit waar de gemeente gedeeltelijk verantwoordelijk voor is.

In de gemeenteraad ging het eigenlijk altijd over de financiën: de welzijnsstichtingen krijgen bij elkaar ruim één miljoen euro aan subsidie van de gemeente en omdat onze gemeente vanaf 2015 de nullijn hanteert kwamen ze de afgelopen jaren flink in de financiële knel. Dat terwijl er in de afgelopen jaren wel taken bij zijn gekomen voor de welzijnsinstellingen. Inhoudelijk spraken we bijna nooit over de welzijnsstichtingen, mede omdat de financiële middelen altijd gelijk kwamen bovendrijven. Het beeld wat dan vaak bleef hangen was die van een moeizame relatie tussen de wethouder, ambtenaren en de drie welzijnsinstellingen. Als CDA-fractie hebben we, samen met o.a. de PvdA en SGP, regelmatig aangedrongen op betere communicatie en verstandshoudingen en meer strategische sturing vanuit het college. Steeds werd beterschap beloofd. Dat beeld - van een moeizame relatie en de focus op financiën en een kloppende boekhouding - wordt bevestigd in dit rapport.

Roepende in de woestijn
Het rapport draait niet om de zaken heen. De welzijnsinstellingen maakten er afzonderlijk het beste van, maar waren ook een roepende in de woestijn. Er is een gezegde: wie geen doel heeft, kan ook niet verdwalen. Dat lijkt hier ook het geval, al maakt het rapport duidelijk dat we zo ook niet op een einddoel uit gaan komen. Eén van de meest treffende - en daarmee ook schokkende - zin uit het rapport is wat ons betreft die op pagina 20: ‘De welzijnsinstellingen hebben de overtuiging dat de gemeente onvoldoende kennis heeft van hetgeen zij uitvoeren, waarmee impliciet gezegd wordt dat er ook onvoldoende belangstelling is.’ Het college gaf voorafgaand aan de bespreking aan liever niet al te veel terug te willen kijken op het verleden. Nou, dat snappen we. De conclusies uit het rapport zijn inderdaad iets waar je als college liever niet op terug wil kijken. De reactie van het college is wat ons betreft ook wegduiken van de conclusies. Het bespreken en aannemen van de conclusies uit het rapport zijn essentieel om de komende tijd wél een goed welzijnsbeleid neer te zetten. Gelukkig vond de wethouder dat ook, maar dan zal de gemeente de komende tijd wel flink aan de bak moeten.

Als gemeenteraad moeten we niet alleen niet het college, maar ook kritisch naar onszelf kijken. Hebben we als gemeenteraad niet genoeg de vinger aan de pols gehouden? Misschien niet – de welzijnsstichtingen hebben vaak genoeg aan de bel getrokken en eerdere studies van onze Rekenkamercommissie lieten een vergelijkbaar beeld zien. Het Sociaal Domein is zo complex dat we als raad blijkbaar ook niet zo goed met onze kaderstellende rol weten om te gaan. In de vergadering is op initiatief van onze fractie het voorstel gedaan om als raad het voortouw te nemen om tot een nieuw visiedocument te komen, dat is namelijk waar de welzijnsstichtingen op wachten. Als deze er is, kunnen zij verder.

Hoe nu verder?
Onze fractie is blij dat de welzijnsinstellingen inmiddels elkaar hebben gevonden. Fusie was voor ons nooit een doel op zich, maar alleen mogelijk als alle drie de welzijnsstichtingen er zelf achter zouden staan. Dat heeft even geduurd, maar dit zijn processen van lange adem. De verschillen in organisatie en werkwijze tussen de welzijnsinstellingen maken het er ook niet makkelijker op en dit zal ongetwijfeld tijdens de fusiebesprekingen nog voor de nodige discussies zorgen. We zijn dan ook benieuwd of fusie per 2021 haalbaar is. Er liggen nog genoeg complexe vervolgvragen, hoe om te gaan met de subsidiëring, de huisvestingskosten, etc., etc. Liever iets meer tijd zodat het zorgvuldig gaat dan haastige spoed… Wat ons betreft zijn we dat verplicht aan de ruim 600 vrijwilligers die zich elke week inzetten voor de medemens, zorgvuldigheid is geboden.

Daarnaast maakt het rapport nog iets anders duidelijk. Om tot een succesvolle fusie en een goed  welzijnsbeleid te komen, speelt de gemeente een cruciale rol. De conclusies uit het rapport geven een verontrustend beeld, namelijk die van onvoldoende regie en een gebrek aan visie vanuit de gemeente. De kernvraag is dan ook: is onze gemeente wel in staat om op een meer strategisch niveau met het onderwerp welzijn bezig te zijn en visie en beleid te ontwikkelen? Hoe gaan we dat als raad aanpakken? En, hoe gaat het college dit aanpakken? De welzijnsinstellingen vragen om betere communicatie, duidelijkere kaders en betere werkafspraken. In de raadsvergadering van 17 maart 2020 zullen we daar als raad samen met het college verder over spreken.

Irma Bultman
raadslid CDA Krimpenerwaard

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.