11 februari 2018

Verkiezingen

De verkiezingscampagne voor de gemeenteraden, die op 21 maart aanstaande worden gekozen, is inmiddels goed op gang gekomen. Op de sociale media is men al een tijdje bezig met onder meer podcasts en vlogs. Maar ook met reclamespotjes via televisie of  radio, ludieke filmpjes op internet, gebruik van Facebook, bilboard posters in de wei of traditioneel een affiche voor het raam thuis. Lijsttrekkers hebben hun posities ingenomen en zien het flyeren en de debatten op straat als cruciaal onderdeel van de campagne. Strategieën liggen vast, de kernboodschappen ook en de oneliners zijn geoefend. Ze weten dat het niet alleen gaat om wát ze zeggen, maar dat overtuigingskracht en empathie minstens zo belangrijk zijn.

De samenleving heeft behoefte aan een moreel antwoord op de vraag wie we zijn. Ook binnen het CDA constateert men dat de samenleving een ik-samenleving is geworden. In waarden en tradities ziet de partij een stevig fundament voor een gezamenlijke nieuwe toekomst, zoals ons volkslied, maar ook nationale en religieuze feestdagen als elementen die voor herkenning en verbinding kunnen zorgen. Het zijn kernwaarden en grondwettelijke vrijheden.

Afgelopen maandag was de dag van de kandidaatstelling. In maar liefst 332 gemeenten werd er die dag door CDA-afdelingen een kandidatenlijst ingediend met 8109 kandidaten die staan voor het CDA, willen bouwen aan hun gemeente en willen bijdragen aan een land dat we door willen geven.

Na de verkiezingen worden nieuwe coalities gevormd en gaat het politieke spel voor de komende vier jaar weer beginnen. De metagroep Democratie van het CDA nodigde onlangs leden uit om van gedachten te wisselen over de democratie in Nederland. Zij vinden dat de verbinding tussen burgers en politiek moet worden hersteld. Grote groepen mensen herkennen zich niet meer in de politiek en burgers voelen zich dikwijls machteloos: hoe kunnen zij nog invloed uitoefenen als het gaat om belangrijke vraagstukken en hoe stabiel is onze democratie?

De bijeenkomst leek mij interessant en ik meldde mij aan. De voordracht werd gehouden in een oud schoolgebouw in Den Haag en de organisatie had een aantal houten klapstoeltjes gehuurd die keurig in het gelid stonden opgesteld. Bij binnenkomst haalde ik een kartonnen beker koffie en ging vol verwachting zitten. Het klapstoeltje kraakte wel, maar hield probleemloos mijn gewicht. Even later kwam een nogal gezette man, die zijn broek in een speciale dikke-mannenwinkel had gekocht, binnen en vroeg of hij naast mij mocht plaatsnemen. Ik had daar geen bezwaar tegen, waarop hij rustig ging zitten. Dat de kwaliteit van de stoelen niet goed was bleek vrijwel direct, want hij zakte er prompt doorheen. Gezeten tussen de brokstukken haalde hij een groot cabaretesk succes, want iedereen brulde. Omdat er nog gehaast enkele laatkomers binnenkwamen wachtte de zaal in spanning af wie het volgende slachtoffer zou zijn. Twee personen, waarvan één ook met een meer dan gemiddeld gewicht en nogal irritant krakend schoenwerk, zag men voorzichtig op de eerste rij plaatsnemen. De hele zaal hield de adem in, maar er gebeurde niets. Vervolgens werd het zaallicht gedempt en nam de voorzitter na een korte kuch het woord. “Dames en heren”, zei hij met geveinsde passie, “ik neem u het eerste kwartier mee in een korte analyse in het huidige functioneren van de democratie. Daarna is het woord aan u. Wat kan een politieke partij doen om signalen ten positieve te keren? Welke rol kan of moet een politicus hierin spelen? En heeft de partij als vereniging hierin een rol? Als een politieke partij op het punt staat om te vallen is het zaak weer op te staan!”

En toen gebeurde het. De gezette man met het krakend schoenwerk op de voorste rij ging plechtig staan, stelde een eenvoudige vraag en ging vervolgens weer zitten. De houten klapstoel kreunde gevaarlijk en verraadde naderend onheil. De zaal kromp ineen en iedereen dacht: die gaat er doorheen. En inderdaad, binnen een seconde lag de man gestrekt op de grond. In zijn onfortuinlijke val nam hij zijn buurman mee die op zijn beurt de man achter hem vastgreep die ook volledig onderuit ging. De hele zaal gierde van deze slapstick. De voorzitter, een voormalig notaris die door de jaren heen door het vele lezen van officiële stukken naast bijziendheid ook nog een slecht gehoor had, dacht dat de zaal om hem lachte en herhaalde nog eens heftig: “Als een politieke partij op het punt staat om te vallen is het zaak weer op te staan!!” Nu was er geen houden meer aan. De zaal bulderde van het lachen en het onfortuinlijke drietal droop beschaamd af langs het toneel naar de veilige uitgang. Toen de voorzitter vervolgens ernstig en met een knipoog naar het landelijk CDA-verkiezingsprogramma riep: “De partij wil niemand buiten sluiten”, was de wanorde compleet. De zaal was niet meer tot bedaren te krijgen. Er volgde een korte schorsing, maar het publiek bleef vervolgens onrustig want niemand durfde zich nog te bewegen. Ik ben maar weggegaan, bij de deur stond het drietal bleekjes bij te komen van de schrik. Op mijn vraag hoe het ging antwoordde de dikkerd gevat: “Och de stoelen mogen uit elkaar vallen, als het CDA maar een goed resultaat haalt”.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.