Studiefinanciering

Het Nederlandse stelsel van studiefinanciering is er op gericht om zoveel mogelijk studenten de kans te geven om te studeren. Dankzij de studiefinanciering kunnen ook kinderen van ouders met een laag inkomen studeren en zo hun talenten ontwikkelen. Dat heeft ertoe geleid dat Nederland een relatief hoog opgeleide beroepsbevolking heeft. Het CDA wil blijven investeren in een breed- en hoogopgeleide bevolking. Dit is namelijk de beste garantie om onze welvaart ook in de toekomst op peil te houden.

Wij zien niets in een sociaal leenstelsel als vervanging van de basisbeurs. In vergelijking met de basisbeurs zien wij bij een sociaal leenstelsel meer nadelen dan voordelen. Zonder die basisbeurs zullen veel middelbare scholieren er voor kiezen om niet te gaan studeren en direct te gaan werken. Studeren komt later wel, denken ze dan, maar van uitstel komt afstel. Dat is zonde van het talent. Of jongeren gaan wel studeren, maar in plaats van geld voor hun studie te lenen gaan ze er voor werken naast hun studie. En dat levert weer een studievertraging op, zodat het de overheid uiteindelijk meer geld kost dan het oplevert. Er zijn ook ouders die willen voorkomen dat hun kinderen met een stevige schuld komen te zitten. Zij gaan de hele studie van hun kind zelf betalen. Dat betekent een flinke aantasting van de koopkracht voor ouders uit de middeninkomens.

Het invoeren van een sociaal leenstelsel zal in Rotterdam harder aankomen dan elders in het land. Het CDA in Rotterdam maakt zich daarom sinds de bekendmaking van het regeerakkoord zorgen over de gevolgen van het sociaal leenstelsel voor Rotterdam. Rotterdam wil graag alle ruimte geven om talent te ontwikkelen, het leenstelsel staat dat in de weg.

Op 15 oktober en 7 februari stelde het CDA daarom vragen aan het College. Het CDA heeft het College gevraagd een lobby te starten richting het VVD-PvdA kabinet en de Tweede Kamer. Zodoende dat bij de uitwerking van de hoofdlijnen rekening wordt gehouden met Rotterdamse situatie.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.