Inbreng van Tweede Kamerlid Derk Boswijk tijdens het debat over het onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950’

Tijdens ons werk als Kamerlid komen we regelmatig op bijzondere plekken en ontmoeten we belangrijke mensen. De afgelopen twee jaar heb ik handen mogen schudden met leden van koningshuizen, ontmoetingen gehad met premiers en ministers maar geen van deze ontmoetingen maakte meer indruk dan de ontmoeting die ik eergisterenavond had met de bijna 98 jarige Indië Veteraan Bert Carper. Hij vertelde mij hoe hij net voor het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn vader verloor, hoe hij zelf gemarteld was en direct na de bevrijding zijn HBS diploma haalde om vervolgens in 1946 als inlichtingenofficier naar Nederlands-Indië te worden gestuurd.

Hij vertelde mij hoe veel jonge jongens zoals hij, die soms hun eigen oorlogstrauma’s nog niet hadden verwerkt, onvoldoende getraind, onvoldoende voorbereid, met te weinig middelen in een bloedige guerrilla oorlog terecht kwamen. Hij ontkende ook niet dat er dingen vreselijk mis waren gegaan en dat die ook niet goed te praten zijn, maar dat het belangrijk is dat we altijd de hele context hierin moeten meenemen. Waar kwam dat excessief geweld vandaan? En die context mist hij, net als veel veteranen, en dat doet pijn. Want een deel van dit geweld vond zijn oorsprong in de slechte voorbereiding en gebrekkige militaire en politieke leiding maar ook in het extreme geweld van de andere partij. Hij vertelde hoe hij zich als militair door de overheid in de steek gelaten voelde niet alleen in Nederlands-Indië maar vooral ook bij thuiskomt. Zo vertelde hij mij dat ze bij terugkeer ze op hun buik op het dek van het schip lagen omdat op de kade in Nederland mensen met spandoeken en manshoge letters stonden met het woord: ‘Moordenaars’. 

Voorzitter, er zijn verschrikkelijke dingen gebeurd daar bestaat geen twijfel over, maar nadrukkelijk van beide kanten. En het is duidelijk dat er structureel geweld werd toegepast en er van slechts excessen geen sprake was. Maar we moeten ons vooral ook realiseren dat het overgrote deel van de militairen op geen enkele manier betrokken is geweest bij oorlogsmisdaden. Limpach schrijft dat ook in zijn boek. Het merendeel van de 200.000 uitgezonden militairen heeft zich niet schuldig gemaakt aan excessief geweld, concludeert hij. Die nuance is in de ophef helaas verloren gegaan.

Ook miste de heer Carper het feit dat er ook veel goed was gegaan. Zo zag hij met eigen ogen hoe bijvoorbeeld medische zorg en vaccin programma’s werden uitgerold. Dat in veel gebieden sinds de verschrikking van de Japanse overheersing en de daaropvolgende gewelddadige Bersiap periode het voor veel bevolkingsgroepen, niet alleen Nederlanders, relatief veilig werd en de rust weer wederkeerde. 

Voorzitter en dat laatste herken uit verhalen over mijn opa. Geboren in 1919 op Sumatra was hij na de Tweede Wereldoorlog planter op het eiland Celebes. In die tijd was het op Celebes zeer onveilig, zo onveilig dat hij, zelfs als burger, altijd zijn Stengun in buurt moest hebben. Geregeld werden burgers, niet alleen Nederlanders, op gruwelijke wijze vermoord. Ik heb hier de biografie uit 1952 van de omstreden Kapitein Raymond Westerling die op in die tijd gestationeerd was op Celebes, en op de binnenkant van de kaft staat de naam van mijn opa. Voorzitter dit boek met daarin de naam van mijn opa geschreven leert mij dat bij deze trieste geschiedenis heldendom, slachtofferschap en daderschap inherent onderdeel zijn van ieder conflict. Het een sluit het ander niet uit en ze kunnen, nee moeten zelfs, naast elkaar bestaan in de manier waarop we naar onze geschiedenis kijken. Het is te verleidelijk om vanuit onze comfortabel positie, ruim 70 jaar later eenzijdige en harde oordelen vellen. 

En vanaf deze plek kan u zeggen dat wij als politiek de eerste verantwoordelijke zijn voor wat er toen fout is gegaan voor het leed wat zowel aan Indonesische zijde is geleden als bij alle Molukkers, Chinezen, Ambonezen, Nederlanders en alle aan andere betrokkenen. En daarom zeg ik vandaag tegen veteranen die naar eer en geweten gehandeld hebben, zoals Bert Carper: U treft geen blaam, u verdient excuus. 

Tenslotte heb ik nog aantal vragen aan het kabinet.

- Na het verschijnen van het rapport stuurde u alle nog levende Indië veteranen een brief als steun. Toch hebben deze veteranen zich onvoldoende publiekelijk gesteund gevoeld. Hoe kijkt u hierop terug en wilt u dit nog herstellen?

- Hoe kijkt u naar de kritiek die er is op het feit dat er toch een brede overtuiging is dat het onderzoek afwijkt van de oorspronkelijke onderzoekopzet? Zo zou er te weinig gekeken zijn naar de oorzaak van het excessief geweld. Graag een reactie.

- De grootste angst van veel veteranen is dat het te eenzijdige beeld uiteindelijk onderdeel gaat worden van de geschiedschrijving en dus ook van het onderwijs. Hoe gaat het kabinet erop toezien dat in het onderwijs de hele context en nadrukkelijk het perspectief van de Indië veteraan wordt geborgd?

Dank u.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.