Provincie Zeeland | Over het IPO: een sterke meerwaarde in een IPO…

20 juni 2025 2 minuten lezen

Over het IPO: een ster­ke meer­waar­de in een IPO dat daad­krach­tig ope­reert én gedra­gen wordt

Burgercommissielid Anne van de Swaluw voerde namens CDA Zeeland het woord over het onderwerp IPO tijdens de commissie bestuur van vrijdag 20 juni.

IPO Slagvaardige vereniging

De CDA-fractie ziet een sterke meerwaarde in een IPO dat daadkrachtig opereert én gedragen wordt door de Staten. We kunnen ons vinden in de steun dat ergens tussen scenario 1 en 2 ligt.

Wat wij als CDA concreet waarderen in scenario 1, is de praktische inzet op versterking van kennisdeling en toegankelijkheid.

We zien nog wel kansen om scenario 1 scherper te maken, met name:

1. Laat briefings structureel thematisch aansluiten bij provinciale opgaven (denk aan landbouw, bereikbaarheid, woningbouw).

2. Zet de IPO-medewerkers die Statencommissies kunnen informeren actief in – niet alleen op verzoek, maar ook agenderend.

Scenario 2 – met een tweede congres of andere soortgelijke bijeenkomsten – kan van toegevoegde waarde zijn, mits:

• Er ruimte is voor thematische verdieping én input van Statenleden via resoluties of moties.

• Eén van de twee congressen zich dan op thema’s richt waar vervolgens door het IPO concreet wordt door gelobbyd bij het Rijk.

Wat we liever vermijden, is vrijblijvendheid of extra bijeenkomsten zonder duidelijke inhoudelijke focus of effect op de richting van het IPO. Een slagvaardige vereniging is er niet per se een die meer vergadert, maar juist een die beter verbinding maakt en een sterk mandaat vanuit PS heeft.

Tussenrapportage 2025 en de Conceptbegroting 2026 van het IPO

Namens de CDA-fractie wil ik enkele punten aanstippen over de Tussenrapportage 2025 en de Conceptbegroting 2026 van het IPO, mede in samenhang met de eerder besproken jaarstukken 2024.

Allereerst: complimenten voor de stappen die zijn gezet in de vernieuwing van de planning- en controlcyclus. De gezamenlijke rapportages, het beter inzichtelijk maken van posten zoals de faunaschades, en de aandacht voor toekomstbestendige ICT zijn duidelijke verbeteringen.

Tegelijk hebben wij forse zorgen. Want eerlijk is eerlijk: als je zelf iets koopt, wil je ‘vee voe weinig’. Maar bij het IPO lijkt het nog toch vaak ‘weinig voe vee’. We herinneren ons nog de extra bijdrage die aan provincies werd gevraagd. Maar als je dan leest over structurele onderuitputting en alweer nieuwe bijstellingen, dan is dat moeilijk te verantwoorden.

De grootste zorg voor ons is de structurele onderbezetting, met name bij het landbouwteam. Terwijl juist op dit dossier, in relatie tot stikstof, natuurherstel en gebiedsgericht werken, een enorme opgave ligt. Dan kunnen we ons simpelweg geen halve inzet meer veroorloven. Dit raakt ook Zeeland rechtstreeks. En hetzelfde geldt voor de oplopende kosten van faunaschades: dat dreigt de spuigaten uit te lopen.

Het is goed dat het IPO in het najaar het inhoudelijke gesprek wil voeren over taken, middelen en prioriteiten. Maar dat gesprek moet niet alleen in het IPO-bestuur plaatsvinden. Ook hier, in onze Staten, moeten we dat debat voeren: wat dragen wij bij, wat krijgen we terug, en waar kunnen we op sturen?

Tot slot: als het IPO moeite heeft om organisatorisch slagvaardig te zijn, hoe sterk is dan eigenlijk onze gezamenlijke lobby naar Den Haag? We vragen ons af: klinkt onze gezamenlijke stem nog wel krachtig genoeg.

Daarnaast vragen wij ons ook wat de gevolgen van de onderbezetting van het landbouw team zijn en of het IPO zelf met voorstellen zou kunnen komen om te werken aan de structurele onderbezetting?

Lees
ver­der