26 april 2018

Antwoorden op vragen van Geurts en Van den Berg over oogstramingen CBS

Geachte Voorzitter,

 

Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van Economische Zaken en Klimaat, de antwoorden op de vragen van de leden Geurts en Van den Berg (beiden CDA) over oogstramingen door CBS (ingezonden 16 maart 2018).


1
Kunt u verklaren waarom over de periode 2010-2017 over het algemeen de definitieve ramingen lager uitvielen dan de voorlopige ramingen, zoals is te zien in de meegestuurde gegevens?

 

Antwoord

Het overzicht van de uienoogst in de periode 2010 t/m 2017, dat reeds is verstrekt bij de eerdere beantwoording van de vragen over dit onderwerp, laat zien dat de cijfers voor deze periode zowel vier maal naar boven als vier maal naar beneden zijn bijgesteld. Voor consumptieaardappelen zijn dit voor dezelfde periode drie bijstellingen naar beneden en vijf naar boven. Het gestelde dat de definitieve ramingen over het algemeen lager uitvielen in de periode 2010 – 2017 is dus niet juist.


2
Deelt u de mening dat de voorlopige ramingen onterecht invloed kunnen hebben op de prijszetting, aangezien in de meegestuurde gegevens is te zien dat vanaf 2014 de definitieve oogstramingen lager uitvallen dan de voorlopige ramingen bij uien en consumptieaardappelen?

 

Antwoord

Voorlopige ramingen kunnen inderdaad invloed hebben op de prijszetting. De raming van CBS is onafhankelijk. Hierdoor is er niet één schakel in de keten die daar meer of minder voordeel van kan hebben. Zonder een voorlopige raming door CBS is het zeer waarschijnlijk dat deze prijszetting ook zal plaatsvinden, maar dan op basis van eigen, wellicht minder transparante gegevens, die verzameld worden door individuele ketenpartijen.

De definitieve ramingen van de bruto opbrengst per hectare kunnen zowel naar beneden als naar boven worden bijgesteld ten opzichte van de voorlopige ramingen. De overzichten laten zien dat vanaf 2014 beide mogelijkheden zijn voorgekomen.


3
Gezien u aangeeft dat de oogstcijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) invloed hebben op de prijszetting en de handel van uien, bent u bereid om te bekijken hoe de bekendmaking van deze cijfers zo min mogelijk marktverstorende gevolgen heeft?

 

Antwoord

Ik ben niet van mening dat de bekendmaking van de oogstcijfers door CBS marktverstorende gevolgen heeft. Zie daarvoor ook het antwoord op vraag  2.


4

Gezien de lidstaten uiterlijk 31 maart definitieve oogstgegevens moeten verstrekken aan Eurostat, is het mogelijk om alleen de definitieve ramingen openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?

 

Antwoord

CBS heeft de wettelijke plicht om de resultaten van het verzamelen van gegevens te publiceren (Artikel 3.1 CBS-Wet). De voorlopige oogstramingscijfers vormen input voor de Landbouwrekeningen. De Landbouwrekeningen zijn, als onderdeel van de Nationale Rekeningen, Europees verplichte statistieken. Op basis van de Landbouwrekeningen wordt onder meer jaarlijks in december het inkomen van de landbouwsector berekend.

De resultaten van de voorlopige oogstramingen van de zaai-uien worden in oktober gepubliceerd. Hoewel op dat moment de levering van oogstgegevens over zaai-uien niet verplicht is voor Eurostat, is dat wel het moment waarop de cijfers beschikbaar zijn en dus door CBS moeten worden gepubliceerd (Artikel 3.1 CBS-wet).

Met deze publicatie wordt op dat moment ook voorzien in een nationale behoefte aan transparante en onafhankelijke cijfers (zie ook antwoord op vraag 2). Zo worden de voorlopige cijfers onder meer door het Comité Ui, Wageningen Economic Research (WEcR) en GroentenFruit Huis gebruikt bij het uitvoeren van hun taken.


5
Is er een Europese verplichting om de voorlopige ramingen bekend te maken? Zo nee, is het mogelijk dat het CBS af ziet van het verzamelen van deze gegevens of de openbaarmaking daarvan?

 

Antwoord

Er is geen Europese verplichting om de voorlopige ramingen bekend te maken. In het antwoord op vraag 4 is reeds aangegeven waarom de cijfers gepubliceerd worden.

 



Carola Schouten

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.