17 januari 2013

Raadsvragen 'Bezuinigingen in de huishoudelijke verzorging`

 

Beantwoording vragen van de raad

 

Datum collegevergadering

15-1-2013

Raadsvraagnummer

RV12.70

Naam raadslid

Mevr. A. Eggermont

Fractie

CDA

Portefeuillehouder(s)

W. Westerman

 

 

Onderwerp: Gevolgen van het regeerakkoord

 

Toelichting bij de vragen:

Afgelopen week heeft de Tweede Kamer de begroting van het ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport behandeld.

 

De CDA fractie heeft grote zorgen wat betreft de bezuinigingen, de gemeenten ontvangen 75% minder budget voor de huishoudelijke verzorging.

Deze maatregel heeft zeer ingrijpende gevolgen voor de burgers, vooral ook omdat deze gecombineerd wordt met nog een aantal andere maatregelen.

-          Hulpmiddelen – nu al in WMO- € 50 miljoen minder budget

-          Persoonlijke verzorging – wordt gedecentraliseerd, dus naar gemeente – 25% minder budget

-          Begeleiding – wordt nog gedecentraliseerd naar gemeente – 25% minder budget

-          Extramuraliseren zorgzwaartepakket 4 – deze mensen moeten met ingang van –   01-01-2016 thuis blijven wonen

 

Vraag 1

Kan het college inzicht geven in de feitelijke gevolgen van het regeerakkoord voor de verschillende groepen gebruikers in onze gemeente van de huishoudelijke verzorging zoals die op heden bekend zijn op het WMO-terrein?

 

Antwoord vraag 1

Wij kunnen op dit moment niet aangeven wat de concrete gevolgen zijn van het regeerakkoord voor de hulp bij het huishouden. Er is nog te weinig bekend over de definitieve invulling van de plannen.

 

Wat op den duur van invloed zou kunnen zijn op het aantal indicaties hulp bij het huishouden, is de gekantelde werkwijze binnen de Wmo. Wij zijn hiermee op 1 januari 2013 gestart. Deze nieuwe werkwijze kan op langere termijn tot gevolg hebben dat mensen vaker in hun eigen omgeving de hulp kunnen vinden die ze nodig hebben en dus geen hulp van de gemeente meer nodig hebben.

Dit zal echter niet van de een op de andere dag gebeuren. Bovendien zal enkel de gekantelde werkwijze niet voldoende zijn om vanaf 2015 nog maar 25% van het huidige aantal cliënten hulp bij het huishouden te leveren. Op dit moment ontvangen ca. 2000 cliënten in Velsen hulp bij het huishouden.

 

De doelstelling die in het regeerakkoord staat omschreven wordt dus niet alleen bereikt door middel van de nieuwe manier van werken. Bovendien behoudt de gemeente haar compensatieplicht: ouderen en mensen met beperkingen compenseren wanneer zij niet goed kunnen meedoen in de samenleving. Deze plicht impliceert dat het onmogelijk is dat wij op 1 januari 2015 nog maar aan 500 Velsenaren hulp bij het huishouden verstrekken in het kader van de Wmo.

 

 

Vraag 2

Kan het college een doorberekening maken van de consequenties van de 75% bezuinigingen op de huishoudelijke hulp voor wat betreft:

de korting voor onze gemeentehet voortbestaan van deze hulpde inkomensconsequenties voor de huidige ontvangers van hulp indien zij die zelf moeten gaan betalende werkgelegenheid voor de huishoudelijke hulpen?

 

Antwoord vraag 2

Omdat de concrete gevolgen nog niet duidelijk zijn, is het ook lastig om doorberekeningen te maken. Bovendien ontvangen wij voor hulp bij het huishouden geen geoormerkte middelen van het Rijk. De financiering van hulp bij het huishouden betreft een open einde financiering. Dit houdt in dat er geen bestedingsplafond is. Doordat wij een compensatieplicht hebben, kunnen wij nooit hulp aan burgers weigeren met alleen de motivering dat er geen middelen meer beschikbaar zijn.

 

Ook voor het beantwoorden van de vraag over het voortbestaan van de hulp en de werkgelegenheid voor huishoudelijke hulpen is nog te weinig bekend. Bovendien is de werkgelegenheid voor huishoudelijke hulpen een primaire verantwoordelijkheid van de zorgaanbieders.

 

Tot op heden hebben gemeenten niet de mogelijkheid om burgers voor hulp uit te sluiten op basis van het inkomen. Hierover is recent een aantal doorslaggevende uitspraken gedaan door de Centrale Raad van Beroep. Daarom zijn er ook (nog) geen inkomensconsequenties voor burgers.

 

 

Vraag 3

Welke mogelijkheden heeft Velsen om deze maatregelen meer naar draagkracht in te voeren, inkomensafhankelijke invoer dus?

 

Antwoord vraag 3

Zoals hierboven vermeld hebben gemeenten niet de mogelijkheid om burgers van hulp uit te sluiten op basis van het inkomen.

Voor hulp bij het huishouden wordt in Velsen wel een inkomensafhankelijke eigen bijdrage geïnd. De hoogte van de eigen bijdrage is tevens afhankelijk van leeftijd, gezinssamenstelling en kostprijs van de voorziening.

 

Sinds 1 januari 2013 gaan wij meer dan voorheen bij burgers thuis op gesprek om te onderzoeken wat de “vraag achter de vraag” is en of de burger eigen mogelijkheden heeft om de problemen op te lossen.

In het gesprek kan men ook gewezen worden op de eigen financiële mogelijkheden. Want als men genoeg eigen financiële middelen heeft om hulp zelf te betalen, dan is compensatie door de gemeente in principe niet nodig. Dit is voor de gemeente echter geen legitieme grond om een voorziening af te wijzen. Het gaat met name om een mentaliteitsverandering, waarbij mensen niet een voorziening aanvragen omdat het kan, maar omdat het noodzakelijk is. Als mensen op een andere manier dan middels het verstrekken van een Wmo-voorziening gecompenseerd kunnen worden in hun gebrek, zal deze mogelijkheid meer dan voorheen benut worden.

 

 

Vraag 4

Wat gaat het college doen om de mensen die dit zal treffen te informeren?

 

Antwoord vraag 4

Sinds 1 januari 2013 werken wij volgens de gekantelde gedachte. Wij gaan meer dan voorheen met mensen in gesprek over hun behoeften en persoonlijke omstandigheden. Ook in navolging van de plannen van het kabinet zullen wij met mensen in gesprek moeten gaan over het voortbestaan van de hulp bij het huishouden. Zodra er meer duidelijkheid is over de gevolgen van de kabinetsplannen, zullen wij de mensen die het treft, informeren.

 

Vraag 5

Wat gaat het college doen om invloed uit te oefenen om de voorgestelde maatregelen op deze manier niet door te laten gaan?

 

Antwoord vraag 5

Uit onze ervaring blijkt dat een enkele gemeente weinig invloed kan uitoefenen op de landelijke overheid. Uiteraard sluiten wij ons aan bij de VNG, die inmiddels haar ontevredenheid heeft

getoond. De burgemeesters van de vier grootste gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag) hebben tevens een brief geschreven aan het ministerie waarin zij hun zorgen uiten.

Het is ook mogelijk dat de portefeuillehouders van de vier IJmondgemeenten (Velsen, Heemskerk, Beverwijk en Uitgeest) gezamenlijk een brief schrijven naar het ministerie. Wij zullen deze mogelijkheid in IJmondiaal verband bespreken.

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.