Kamervragen over de nadelige positie waarin vaders zich bevinden na een scheiding
Schriftelijke vragen van het lid Peters (CDA) aan de minister voor Rechtsbescherming over de nadelige positie waarin vaders zich bevinden na een scheiding.
1.
Kent u het onderzoek waaruit naar voren komt dat 'vaders na een vechtscheiding slechter af lijken te zijn dan moeders'? (1)
2.
Wat vindt u van de verklaring van de onderzoekers dat dit zou kunnen komen doordat het scheidingsproces in een vrijwel totaal vrouwelijke professionele omgeving plaatsvindt, en het Nederlandse systeem er nog steeds impliciet vanuit gaat dat de moeder de meest natuurlijke verzorger is?
3.
Deelt u de mening dat deze verklaring sterk overeenkomt met de bevindingen van het expertteam dat twee jaar geleden in opdracht van uw ministerie onderzoek deed naar ouderverstoting en problemen met de omgangsregeling, en concludeerde dat vaders op achterstand staan in de hulpverlening en in de rechtspraak door het traditionele beeld van ouderschap?
4.
Welke conclusies trekt u hieruit en welke maatregelen zijn of worden er genomen om dit traditionele beeld bij de hulpverlening weg te nemen en ook de vader te zien als een geschikte verzorger van kinderen?
5.
Onderschrijft u het advies van het expertteam om harder op te treden tegen ouders die na een scheiding kinderen weghouden bij de andere ouder?
6.
Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om dit te bewerkstelligen?