12 januari 2022

Reactie op second opinion Bedrijventerrein Verhuellweg

Op 12 januari hebben we de second opinion door TAUW besproken in de commissie VROM. We hebben de wat rommelige bespreking afgerond door in Tweede Termijn aandacht te vragen voor hernieuwd draagvlak en het werken aan een einde aan tweedeling. Dit zou o.a. kunnen door denktanks van specialisten, deskundigen en betrokken op te richten die samen met bedrijven, overheid etc meedenken bij evt omgevingsvergunningen. Dat kost tijd, maar dat levert ook wat op. Daarbij zou het een goede opmaat zijn om te wennen aan de komende Omgevingswet. Het was goed te zien dat PvdA/GroenLinks, D66 en SP het idee ondersteunden. De Stadspartij zag vooral een oplossing in het door de politieke fracties stellen van goede vragen. 

Wethouder Boone gaf namens het college aan onze vragen plus een reactie op het rapport van Hekkelman (voor de Gestichten) voor de raadsvergadering van januari te beantwoorden.

Onze bijdrage tijdens de commissie: 

In Doesburg hebben we een atypische bever. Dat leerden we tijdens de commissie in september toen het bestemmingsplan voor de Verhuellweg voorlag. Deze bever heeft namelijk de gewoonte om bij hoog water in een boom te klimmen. Dat beeld krijg we slecht van ons netvlies. Tegelijkertijd toonde het aan dat wij een lekenraad zijn. Er zijn veel specialismen nodig om te onderbouwen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. En het is aan de Raad om deze input in rapporten te wegen.

Zo’n second opinion zou wel een half jaar duren, 60.000 euro kosten etc. Als indieners van de motie ‘Pas op de plaats’, hadden wij ook ons huiswerk gedaan en hebben het nooit geloofd. We zijn daarom ook blij dat het allemaal een heel stuk genuanceerder bleek te liggen. Deze bangmakerij heeft toch wel echt de zaak onnodig op scherp gezet wat ons betreft.

Tijdens de eerdere commissie en Raad over dit onderwerp hebben wij gesproken over de formele lijn en de informele lijn. Zijn de spelregels door de aanvragers goed gevolgd? Wat is formeel noodzakelijk? En daarnaast: welke zorgen leven er bij heel veel mensen in de Doesburgse samenleving en waar zijn deze op gebaseerd en hoe wegen we deze?

Zoals eerder gezegd zijn wij een volks vertegenwoordigend lekenbestuur en is het wegen van een dusdanig project geen sinecure. Onze vraag was toen ook: wat is wenselijk of noodzakelijk nu er zulke grote zorgen zijn. En: hoe voorkomen we verdere tweedeling? We zijn daarom ook blij met een second opinion. Het is goed om te zien dat de door bewoners geuite zorgen over cumulatie van geluid bijvoorbeeld nu zijn meegenomen. Dat is winst die rechtstreeks terug te wijzen is op deze second opinion. Sommige mensen zullen wijzen op de beknoptheid van de second opinion. Dat begrijpen we best. Je betaalt veel geld en dan ligt er dit. Maar aan de andere kant: het is ook niet snel goed voor de politiek. Als er teveel tekst is klagen we dat het te abstract of te wollig is bijvoorbeeld. In principe kan een conclusie simpel en eenvoudig zijn, ook al zit er dagen werk achter. Namelijk: het onderzoek van SWECO is goed en compleet. Als je dat vindt, waarom zou je daar dan een lang verhaal van moeten maken?

Als CDA hebben we enkele vragen:

  • TAUW spreekt de verwachting uit dat met het meewegen van de gecumuleerde geluidbelasting nog steeds gemotiveerd kan worden dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Die zin is de motivering zelf, zo lijkt, we zien in ieder geval geen enkele reactie of begeleidend schrijven van het college die ook maar iets motiveert. Toch zal het bevoegd gezag moeten beoordelen of eea aanvaardbaar is. De vraag is dan ook: vind het college het geluidklimaat zoals naar voren komt uit het akoestisch onderzoek aanvaardbaar en waarom wel/niet?
  • Een van de bezwaren van indieners van de zienswijze is dat er getoetst is aan de verkeerde versie van de Omgevingsverordening Gelderland. Als CDA hebben we dit eerder ook onderzocht maar toen geconcludeerd dat ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp bestemmingsplan een voorgaande versie van kracht was en daar dus ook aan getoetst moet worden. Het lijkt ons anders ook wel erg lastig worden in de praktijk. Toch stellen bezwaarden nog steeds dat getoetst moet worden aan de omgevingsverordening te datum van vaststelling. De vraag is dan ook: wat is waar en waar is dit op gebaseerd?
  • Voor wat betreft de borging van de landschappelijke inpassing: eea is beperkt omschreven, zou een helder geformuleerde voorwaardelijke verplichting hierbij niet wenselijk zijn geweest?
  • Hekkelman advocaten schrijft in zijn verslag aan de Gestichten dat het beleidsdocument Ruimtelijke structuurvisie online niet te raadplegen is. Dat is inderdaad het geval. Ruimtelijkeplannen.nl verwijst door naar iets wat niet beschikbaar is. Zou u dit op willen lossen?

Het blijft moeilijk om alles goed te beoordelen en te wegen, maar dat mag ons niet van een besluit afhouden. Als CDA waren we bijvoorbeeld erg benieuwd naar de second opinion op de stikstof onderzoeken. Sommige argumentatie leek ons wat pover. Toch zien we dat TAUW, ruim ervaren en specialist in stikstof onderzoeken, de eerdere onderzoeken steunt. Als de beraadslaging in deze commissie positief is wordt het tijd om vooruit te gaan kijken. Want het bestemmingsplan is pas het begin. De werkelijke uitvoering en omgevingsvergunningen etcetera volgen nog. En hier liggen wat het CDA betreft volop kansen. We hebben in Doesburg zoveel mensen met kennis van zaken. Ingenieurs, biologen, landschapsarchitecten, betrokken inwoners etc. Daarom een oproep aan Raad en college: Richt een denktank op met deze mensen en laat ze met ambtenaren, maatschappelijke organisaties, bedrijven, boeren en politiek om de tafel gaan. Voor nu: dank aan het college voor de het willen uitvoeren van deze second opinion. Dat hebben we gewaardeerd. Ook voor nu: Heb lef en werk aan breed draagvlak voor ontwikkelingen, voor geluiden vanuit de inwoners en voor de bedrijven. Laat dat leergeld zijn in dit dossier. Zij aan zij in plaats van een tegenover.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.