14 februari 2024

Meerderheid stemt tegen CDA-voorstel overgangsregelingen parkeren in de binnenstad

Het college wil al jarenlang de parkeerplekken in het zuid-westelijk deel van de binnenstad opheffen. 'Autoluw-plus'-maken heet dat in het jargon. Sommige politici dromen van een soort openluchtmuseum waarin de grachten er weer uit zien als honderd jaar geleden. 'Mooi voor toeristen', dromen zij. Maar veel politici die dromen van een autoluwe binnenstad, zien het liefst dat de parkeerplekken vervangen worden door fietsparkeerplekken. De oude grachten worden dan niet zoals vroeger, maar worden één grote fietsenstalling.

Geen wonder dat bewoners en ondernemers in het gebied zich zorgen maken. Zij moeten straks hun auto in een parkeergarage parkeren op honderden meters afstand van hun woning. Dat is niet voor iedereen een makkelijk te overbruggen afstand. Sommige bewoners zijn minder goed ter been, anderen voelen zich onveilig als zij in het donker in hun eentje moeten lopen. Als het vriest is de wandeling zelfs ronduit gevaarlijk, omdat in straten waarin nauwelijks nog gereden wordt het strooizout niet ingereden wordt. En is er wel voldoende plek in de parkeergarages? Overdag vaak wel, maar op vrijdagavond en zaterdagmiddag en bij evenementen zijn de garages vaak overvol. Wat moeten bewoners dan? Ondernemers maken zich zorgen over het verdwijnen van klanten en of zij straks hun werk nog wel kunnen doen in de binnenstad. Afgelopen tijd werden er honderden handtekeningen ingezameld die het stadsbestuur opriepen om pas op de plaats te maken.

Voor het CDA is dit een signaal dat niet genegeerd mag worden. Het uitbreiden van het Autoluw-plusgebied begon een paar jaar heel vriendelijk, toen het college zei dat mensen met een auto "verleid moeten worden om hun auto in de garage te parkeren". Dat klinkt nog heel vriendelijk en vooral heel vrijwillig. Maar de toon van de coalitie wordt steeds dwingender. Inmiddels is er geen sprake meer van verleiden, maar van verplichten. Want de coalitie heeft ook wel in de gaten dat er nu maar weinig mensen verleid kunnen worden. "Er zijn ook voorstanders van een autoluwe binnenstad", roepen de coalitiepartijen dan in koor. En dat klopt: er zijn ook voorstanders en misschien zijn er zelfs wel meer mensen voorstander van een autoluwe binnenstad dan tegenstander. Maar daar gaat het voor het CDA niet om. "Democratie", zo zei CDA-raadslid Gerrit Jan Valk in de raadsvergadering, "betekent niet dat de helft plus 1 altijd zijn zin krijgt en dat de helft min 1 zich daar maar naar moet schikken. Democratie is dat je probeert rekening te houden met elkaar. Door te geven en te nemen."

"Democratie betekent niet dat de helft plus 1 altijd zijn zin krijgt en dat de helft min 1 zich daar maar naar moet schikken. Democratie is dat je probeert rekening te houden met elkaar. Door te geven en te nemen."

Het gaat het CDA om een betrouwbare overheid. Mensen die een huis gekocht of gehuurd hebben in de verwachting dat ze in de buurt kunnen parkeren, kun je als overheid niet zomaar hun parkeerplek afpakken. Zeker niet als het verhaal altijd is geweest dat het beleid op basis van vrijwilligheid wordt ingevoerd. Daarom kwam het CDA in de raadsvergadering van 1 februari met 2 voorstellen. Motie 1 was het voorstel om een 'uitsterfbeleid' voor mensen die nu in het gebied wonen en een parkeervergunning hebben. Dat betekent dat er geen nieuwe parkeervergunningen meer worden uitgegeven en dat een parkeervergunning komt te vervallen als iemand deze niet meer wil verlengen, verhuist of overlijdt. Op deze manier bereiken we een autoluwe binnenstad, maar zal het wel geleidelijk gaan. Omdat we ook wel wisten dat deze motie voor veel partijen een brug te ver is, kwamen we ook met een compromisvoorstel: laat mensen die in het gebied wonen en nu een parkeervergunning hebben deze nog maximaal 10 jaar houden. Dan kunnen ze in alle rust besluiten wat ze willen. Ook deze motie werd weggestemd door de coalitiepartijen en Volt. Onze uitgestoken hand werd weer eens genegeerd.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.