21 maart 2016

CDA stelt vragen over de OZB

Henk Dogger heeft namens de CDA fractie de volgende vragen gesteld aan het college van B&W van de gemeente Hardenberg:

Aan de voorzitter van de raad,

Naar aanleiding van vragen van burgers en ondernemers over de ontvangen aanslagen onroerende zaak belasting heeft de fractie van het CDA de volgende vragen:

Waarde woningen:

Door inwoners wordt aangegeven dat de waarde van hun woning erg veel is gestegen in vergelijking tot vorig jaar. Daarnaast vragen burgers zich af hoe het kan dat de waarde van hun woning met meer dan 15% kan stijgen, terwijl gelijksoortige woningen in dezelfde straat veel minder stijgen of zelf lager gewaardeerd worden.

Navraag bij de ambtelijke organisatie leerde dat de gemiddelde waardestijging voor woningen 3 % is. Bij het vaststellen van de tarieven onroerende zaak belasting door de raad (1 december 2015) heeft het college aangegeven uit te gaan van een gemiddelde waardestijging van 1 %. Het nu geconstateerde verschil zou veroorzaakt worden door een (door de waarderingskamer) voorgeschreven andere waarderingssystematiek, omdat de oude systematiek van de gemeente Hardenberg niet meer zou voldoen.

a. Klopt het dat de gemiddelde waardestijging woningen drie keer zoveel is als bij de behandeling van de belastingvoorstellen is aangehouden?

b. Klopt het dat er “in dezelfde straat en met vergelijkbare woningen” hele grote verschillen optreden (hoge plus tot zelfs waardedaling) en hoe is dat te verklaren?

c. Wanneer heeft de waarderingskamer de gemeente gewezen op de verouderde waarderingssystematiek en waren de gevolgen hiervan bekend toen het college de raad de belastingtarieven ter vaststelling voorlegde?

d. Wat is de verwachte meeropbrengst voor de onroerende zaak belasting 2016?

e. Is het college met de fractie van het CDA van mening dat deze meeropbrengst betrokken moet worden bij de komende discussie over de vraag of de geplande verhoging onroerende zaak belasting (zie bezuinigingsprogramma “tegen de stroom in”) door gevoerd moet/kan worden?

f. Doet bovenstaande (waardeverandering is hoger dan verwacht) zich ook voor waar het de waardeontwikkeling van niet-woningen betreft?

Gebruikersbelasting:

Voor gemengde onroerende zaken (waarbij deels sprake is van woonfunctie en bedrijfsfunctie) dient voor het bepalen van de grondslag voor de gebruikersbelasting uitgegaan te worden van alleen de waarde van de bedrijfsfuncties. Naar wij hebben begrepen is in een (groot ?) aantal gevallen de grondslag te hoog vastgesteld doordat de waarde van( de ondergrond van) de woning niet uit de grondslag is gehaald. Ingeval de gebruiker reageert, wordt de aanslag verlaagd, zo Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. De vragen worden - via de griffier - bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht (artikel 40 RvO, lid 1 en 2). Beantwoording vindt normaal gesproken binnen drie weken plaats hebben wij van de ambtelijke organisatie vernomen.

g. In hoeveel gevallen heeft de gemeente te hoge aanslagen gebruikersbelasting opgelegd?

h. Is het college het met de fractie van het CDA eens, dat nu de fout bij de gemeente ligt, zij actief tot herstel van de aanslagen over moet gaan en niet moet wachten totdat de gebruiker reageert, en gaat de gemeente dit dan ook actief oppakken?

i. Heeft zich deze problematiek ook in voorgaande jaren voorgedaan en zo ja, is de gemeente voornemens om tot restitutie van teveel geheven gebruikersbelasting over te gaan?

Tot slot,

In de oriënterende ronde van 23 februari 2016 hebben wij vragen gesteld over de onroerende zaak belasting bij buurthuizen, naar aanleiding van de inspraakreactie van dhr Bron van het Dorpshuis in Kloosterhaar.

Wethouder Janssen heeft aangegeven dat “het college binnenkort een notitie bespreekt over dit onderwerp. Vervolgens zal de raad ook geïnformeerd worden”.

j. Heeft het college inmiddels de notitie besproken en wanneer kan de raad deze tegemoet zien?

Namens de fractie van het CDA
Henk Dogger

Heeft u zelf vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact met ons op.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.