22 december 2020

Het ontstaan en de eerste jaren van de EFS

De Eduardo Frei Stichting bestaat dit jaar dertig jaar. Een mooi moment om om terug te kijken op het begin van de EFS, die is opgericht in 1990, een jaar na de val van de Berlijnse muur. Hoe is de stichting eigenlijk tot stand gekomen? Hoe waren de eerste jaren van de EFS en hoe werd de stichting opgezet? Eerder maakten we al een podcast met drie (oud-)voorzitters die met elkaar in gesprek gingen en hun ervaringen deelden. Daarnaast maken we nu ook kennis met Meindert Stolk, de eerste medewerker van de EFS. Hij geeft ons een kijkje in het ontstaan van de EFS, de eerste jaren en zijn ontdekkingstocht.

We beginnen onze zoektocht naar het begin van de EFS in de jaren voor 1990. Binnen het CDA en de Buitenland Commissie was er veel aandacht voor de opkomende christendemocratische partijen in Latijns-Amerika. Er kwamen binnen de partij verzoeken om concrete projecten te organiseren om deze landen met een opkomende democratie te helpen en ontwikkelingshulp aan te bieden. Daaruit ontstond het idee een stichting op te richten, wat resulteerde in de Eduardo Frei Stichting. Eduardo Frei was een van de oprichters van de Christen-democratische Partij van Chili (Partido Democrata Cristiano) en president van Chili van 1964 tot 1970. President Frei is een symbool geworden voor een groot aantal mensen die werken aan de doelstellingen van democratie, het behoud van respect voor mensenrechten en sociale rechtvaardigheid. Bij de oprichting van de EFS werd Thom Kerstiëns benoemd tot voorzitter, die er ook in slaagde om de eerste subsidie binnen te halen, waardoor een medewerker kon worden aangenomen. Deze medewerker werd uiteindelijk Meindert Stolk.

Uit de oude doos: een EFS training aan de christendemocratische partij MKDM van een Hongaars sprekende minderheid in Slowakije

Maar hoe waren die eerste jaren? Wat voor projecten werden opgezet? Hoe opereerde de EFS in een snel veranderende wereld na het eind van de Koude Oorlog? Meindert Stolk vertelt ons hoe hij samen met het EFS bestuur en de tweede medewerker Joost Gielen, die na een nieuwe subsidieregeling in 1990 kon worden aangenomen, de eerste paar jaren vorm gaf aan de doelen binnen de EFS. Een van de eerste projecten werd uitgevoerd in samenwerking met de provincie Gelderland. Er werd een congres georganiseerd om de leden bewust te maken van het onderwerp ontwikkelingssamenwerking. De voorzitter van afdeling Gelderland was toen Jan van Laarhoven (later ook voorzitter van de EFS). In een publicatie ter ere van twintig jaar EFS schreef hij: “Ik wil benadrukken dat voor het CDA ideologisch gemotiveerde redenen een grote rol speelden bij de oprichting van de stichting. Ontwikkelingssamenwerking is altijd een belangrijk onderwerp geweest binnen onze partij. In mijn functie als voorzitter van de regio Gelderland werd ik door leden van lokale en provinciale besturen aangemoedigd om betrokken te raken bij het EFS en activiteiten te organiseren. In de eerste jaren van het bestaan van de stichting organiseerde de regio verschillende conferenties over ontwikkelingssamenwerking. Dit waren de allereerste activiteiten van de stichting."

Het tweede onderwerp waar veel aandacht voor werd gevraagd in de eerste jaren was de ondersteuning van zusterpartijen in Midden- en Oost Europa, waar vanuit het NCDO (Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling) subsidie voor beschikbaar werd gesteld. Veel landen zaten in een ontwikkeling van democratisering, waarbij ze veel financiële, maar ook inhoudelijke ondersteuning nodig hadden. Vanuit de EFS werd met behulp van de subsidie ondersteuning verleend aan de hulpbehoevende landen, maar het was een hele opgave voor de EFS om te kijken waar de hulp het beste tot zijn recht zou komen. Stolk: “Bijvoorbeeld vanuit Polen kwamen er volgens mij wel zes partijen met de claim dat zij de echte christendemocraten waren, en dan kwam er een grote discussie welke partijen wij het beste konden helpen.” Bij dit soort keuzes werden zogenoemde ‘fact finding missions’ georganiseerd, waarbij we spraken met de politieke leiders van de partijen om uit te zoeken hoe wij het beste konden helpen.” Vooral in het begin hadden de politieke partijen in Midden- en Oost Europa veel steun nodig. Alles moest nog worden opgezet, van een politiek programma tot een partijbureau, en van een organisatiestructuur tot de kopieermachines.

Latijns-Amerika verdween langzaam aan uit beeld. En in de jaren daarna vroegen mensen wel eens verbaasd waarom we een stichting, die zich richt op Midden en Oost Europa, eigenlijk hadden vernoemd naar de president uit Latijns-Amerika, Eduardo Frei. De subsidie die er was, was bedoeld voor projecten in Midden- en Oost Europa en dat was een van de redenen dat de focus op Latijns-Amerika verdween. Toch kwam er een paar jaar na de oprichting van de EFS een mooi moment, voor Meindert Stolk een van de mooiste projecten die hij mocht organiseren: een bezoek van Eduardo Frei Jr. met zijn zus Carmen naar Nederland.

Uit de oude doos: Jan-Peter Balkenende actief voor de EFS voordat hij premier werd

Over de trainingen van toen vertelt Meindert ons: “De vraag naar trainingen was toen heel basic, bijvoorbeeld hoe je campagne voert, of hoe je een politieke partij opzet. We hadden toen in Nederland een campagnehandboek voor de afdelingen, en die hebben we vertaald voor andere landen, dat was er daar toen simpelweg niet.” En ook in 2020 worden er nog steeds dergelijke projecten uitgevoerd. Nieuwe partijen of oppositiepartijen in landen waar het moeilijk is om oppositie te voeren hebben nog steeds behoefte aan de hulp van de EFS. Een voorbeeld van een op dit moment lopend project is een handboek dat wordt gemaakt voor vrouwen in de politiek in Armenië, wat hen kan helpen om hun positie in de politiek te ondersteunen. Hierin zien we dat de behoefte aan hulp nog steeds aanwezig is en dat het werk van de EFS nog steeds waardevol is.

“Het was allemaal zo nieuw en spectaculair op (geo)politiek niveau wat er gebeurde, dat het daardoor makkelijker was om prominente figuren daarvoor te interesseren en mee te nemen. Kamerleden gaven trainingen, maar ook bewindslieden gingen af en toe mee, zeker in het begin toen we nog in een verkennende fase zaten.” Daarnaast hielp het ook in de beginjaren dat er veel CDA-leden waren met een achtergrond in Midden- en Oost Europa. Samen met de netwerken binnen de EUCD (European Network for Christian Democrats) zorgde dit voor een mooi netwerk om op voort te bouwen. En ook in 2020 zijn er nog steeds Kamerleden die graag hun steentje willen bijdragen door actief te zijn als trainer voor de EFS. In 2020 is het trainersbestand ondertussen uitgebreid tot ongeveer zeventig mensen en daarnaast nog een groep die graag de EFS ondersteunt. De bereidheid om kennis over te dragen en de medemens te helpen is dus groot, en dat is wat het werk zo mooi maakt.

Er zullen altijd doelgroepen zijn die hulp nodig hebben in landen waar het politieke systeem nog veel ruimte heeft voor de ontwikkeling van democratische kernwaarden. Daarom is het belangrijk dat het werk van de EFS zich voort zal zetten. Juist in deze tijd van globalisering moet Nederland zich niet isoleren, maar samenwerken met de landen om ons heen en ook daarbuiten. Over grenzen heen kijken en weten wat er speelt is niet alleen belangrijk voor de besluitvormers op het hoogste niveau, maar ook voor politieke partijen en de mensen die ze vertegenwoordigen. De kansen in deze landen zijn enorm en onderwijs is de sleutel tot ontwikkeling en wederzijds begrip. Er is al dertig jaar veel werk verricht en we hopen dat we nog lange tijd zo door mogen gaan. Bovendien kan het ook óns inspireren te koesteren wat van waarde is, want er is, en wordt nog steeds hard voor gestreden.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.