“Waarom heeft Duitsland veel minder strenge normen?” 

De maximaal toegestane stikstofneerslag per hectare per jaar is in Duitsland 100 gram, terwijl het in Nederland momenteel 0 gram is. Voorheen was de drempelwaarde in Nederland 0,7 gram, maar na de uitspraak van de Raad van State in 2019 over het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is deze 0 geworden. De reden waarom de normen in Nederland strenger zijn dan in bijvoorbeeld Duitsland is dat de stikstofbronnen en natuurgebieden in Duitsland verder uit elkaar liggen en dat de staat van de Natura-2000 gebieden daar over het algemeen beter is dan in Nederland. Daardoor kan Duitsland ruimere regels hanteren. In Nederland zit alles dichter op elkaar, omdat het een klein, dichtbevolkt land is. Daardoor zitten veel boeren dichtbij een Natura-2000 gebied. 

 

“Waarom heeft Nederland zoveel natuur voor zo’n klein land?” 

Nederland heeft ruim 160 Natura-2000 gebieden, terwijl Duitsland er 5200 heeft en België 310. Wanneer we kijken naar de oppervlakte die uit beschermde natuur bestaat kom je in Nederland uit op 13,4%, waarvan een groot deel in zee ligt. Daarmee staat Nederland op plaats 19 van de 28 EU-landen. We kunnen hieruit concluderen dat Nederland veel kleine natuurgebiedjes heeft. Dat heeft te maken met de manier waarop het destijds is aangewezen. Daarbij is gekozen voor een goedkopere oplossing, dan oorspronkelijk het plan was. In eerste instantie was het namelijk het idee om natuurgebieden met elkaar te verbinden door middel van corridors, waardoor een groter robuuster natuuroppervlak zou ontstaan. Dit werd te duur bevonden, dus is uiteindelijk gekozen voor kleine, losse natuurgebieden. En juist die kleine natuurgebieden zorgen in combinatie met de hoge stikstofuitstoot in Nederland voor problemen. Dat komt doordat vlakbij die kleine natuurgebieden veel stallen zijn gebouwd, waar ammoniak vandaan komt en neerslaat op het naastgelegen natuurgebied. Daardoor zijn de stikstofnormen in de kwetsbare Natura-2000 gebieden overschreden. 

 

“Waarom gaat het kabinet niet naar Brussel om de Natura-2000 gebieden te heroverwegen?” 

Het doorhalen van de beschermde status van een natuurgebied kan slechts onder twee voorwaarden: wanneer er bij de aanwijzing van een gebied wetenschappelijke of administratieve fouten zijn gemaakt óf wanneer een gebied er dermate slecht voor staat dat van herstel geen sprake meer is. Uit onderzoek is gebleken dat er zijn geen gebieden gevonden die aan één van deze doelen voldoen. Daarnaast neemt Brussel Nederland pas serieus als we werk maken van een reducering van de stikstofemissie en natuurherstel. Desalniettemin hebben we voor de motie gestemd waarin de Minister-President verzocht wordt om in Brussel gesprekken te starten met als doel om het Natura-2000 gebied te herijken, om de Natura-2000 status van natuurgebieden met onvoldoende omvang te ontnemen. 

 

“Stikstof is juist goed voor planten, ze gaan er beter van groeien.” 

Dat klopt, maar te veel stikstof leidt juist tot problemen. Stikstof is een belangrijke voedingsstof voor planten en planten die van stikstof houden (bijvoorbeeld brandnetels, bramen en gras) groeien er harder door. Daardoor overwoekeren ze de planten die minder stikstof nodig hebben (bijvoorbeeld heide, maar ook zeldzame planten in natuurgebieden). Dit zorgt ervoor dat, naast planten, ook de insecten en vlinders die van die planten leven verdwijnen. Met het verdwijnen van insecten verdwijnen ook weer vogels. Dit leidt ertoe dat de biodiversiteit afneemt. Dit effect wordt ook wel vermesting genoemd. Daarnaast kan de bodem door te veel stikstof ook verzuren, waardoor de planten die niet tegen een zure omgeving kunnen verdwijnen. 

 

“Stikstof komt niet eens voor in de wet.” 

In Vogel en Habitatrichtlijn komt het woord stikstof inderdaad niet letterlijk voor. Deze richtlijn verbiedt de lidstaten dat natuur mag verslechteren en verplicht de overheid om maatregelen te nemen om de natuur in een goede staat van instandhouding te brengen. We weten dat te veel stikstofneerslag in natuurgebieden invloed heeft op de staat van de natuur. Stikstof is niet de enige factor, ook droogte of slecht beheer hebben invloed op de staat van de natuur. Van deze factoren is stikstof wel de grootste drukfactor op de kwaliteit van de natuur. 

Wel heeft het CDA meerdere keren moties ingediend die ertoe oproepen dat in de gebiedsprocessen niet blind moet worden gestaart op stikstof. Soms kunnen maatregelen in bijvoorbeeld hydrologie een beter effect hebben op de staat van de natuur. De minister heeft ons in het debat ook toegezegd dat provincies ruimte hebben om bijvoorbeeld van de Kritische Depositie Waarde af te wijken, als ze maar andere maatregelen nemen en kunnen aantonen dat de natuur in goede staat wordt gebracht. 

 

“De modellen kloppen niet.” 

De Commissie Hordijk oordeelde in opdracht van toenmalig minister Schouten over de kwaliteit van de metingen en modellen voor onderbouwing van het stikstofbeleid. De conclusie was dat de data, methoden en modellen van voldoende tot goede kwaliteit zijn. Ook al zijn er verbeteringen nodig om de onzekerheden verder te verkleinen, de commissie acht de huidige instrumenten geschikt voor het meten en berekenen van de concentratie en depositie van stikstofverbindingen. We zouden het eigenlijk moeten zien als de buienradar. Op basis van de tempratuur, windrichting en luchtdruk wordt er een voorspelling gedaan over waar en wanneer er een bui valt. Over het algemeen klopt de voorspelling maar we hebben allemaal weleens een BBQ georganiseerd omdat het droog zou blijven en toch ging het regenen. Net als buienradar is Aerius een model. Het model klopt maar kan op lokaal niveau soms toch behoorlijk afwijken. Om die kans in de toekomst te verkleinen moet er uiteindelijk meer gemeten worden. Hiervoor hebben wij ook een motie ingediend en die is ook aangenomen. Maar het is dus niet zo dat wij helemaal niks weten, we weten namelijk al heel erg veel. 

 

“Ik zit in een 95% reductiegebied. Moet dan 95% van mijn vee weg?" 

De emissiereductiedoelstellingen op het kaartje zijn niet één op één door te vertalen naar het percentage vee dat zal moeten verdwijnen. De emissiereductiedoelstellingen zeggen alleen iets over het percentage stikstof dat gereduceerd moet worden om de doelen te bereiken. Echter, de emissiereductiedoelstellingen zijn richtinggevend en zijn bedoeld om richting te geven aan het gebiedsproces. De provincies krijgen de ruimte om de regie te nemen in hoe het stikstofbeleid en het budget worden ingezet en zij kunnen de doelstellingen aanpassen in het proces van richtinggevend naar definitief (motie 33576-311 Boswijk). De richtinggevende doelen worden definitief (taakstellend) vastgelegd in de gebiedsprogramma’s in juli 2023. Daarbij zijn de percentages gebaseerd op gegevens uit 2018. Alles wat sindsdien is uitgevoerd qua stikstofreductie of natuurherstel mag worden afgetrokken van de gepresenteerde richtinggevende percentages. 

 

“Alle boeren gaan worden uitgekocht/onteigend.” 

Er zijn verschillende manieren waarop stikstof kan worden gereduceerd. Boeren die vrijwillig willen stoppen, kunnen gebruik maken van stoppersregelingen en boeren die willen verplaatsen kunnen gebruik maken van een verplaatsersregeling (zonder beroepsverbod, zie moties 33576-312 en 35925-XIV-104 Boswijk). Boeren die door willen gaan, kunnen denken aan innoveren, extensiveren (verminderen van het aantal dieren per hectare of in een stal) of bedrijfsverplaatsing naar een gunstig gelegen locatie. In de gebiedsprocessen zal per gebied gekeken worden wat de mogelijkheden zijn om te komen tot de benodigde reductie. We moeten ons ook realiseren dat op dit moment er een autonome krimp is van het aantal boeren van 3% per jaar. Als hier slim op wordt geanticipeerd, kan dit al een reductie opleveren van circa 30%. 

 

“Stikstof wordt gebruikt als excuus omdat er grond nodig is voor woninbouw.” 

Door de uitspraak van de Raad van State in 2019 omtrent het Programma Aanpak Stikstof zijn er grote problemen ontstaan. Er zijn onder andere problemen met het verlenen van vergunningen voor woningbouw, wegen, agrarische bedrijven en het legaliseren van PAS-melders en interimmers. Om deze problemen op te lossen moet stikstof gereduceerd worden. Dat wordt evenredig door alle sectoren gedaan. Wat ons betreft wordt de gereduceerde stikstof als eerste ingezet voor het legaliseren van PAS-melders. 

In theorie is er 1% van het totale areaal landbouwgrond nodig om 500.000 woningen te bouwen in het buitengebied. Om te voorkomen dat landbouwgrond klakkeloos wordt volgebouwd met woningen, heeft Derk Boswijk een motie ingediend waardoor hoogwaardige landbouwgronden worden beschermd tegen ruimteclaims (motie 33037-391 Boswijk).

 

“De agrarische sector heeft al heel veel gereduceerd de laatste jaren, laat eerst andere sectoren maar reduceren.” 

Sinds 1990 heeft de agrarische sector circa 65% van de stikstofuitstoot gereduceerd. Sinds 2010 is de afname gestopt. De industrie, mobiliteit en luchtvaart reduceren minder snel maar nog steeds, waardoor er op dit moment 60% is gereduceerd sinds 1990. Desondanks is Nederland met afstand de grootste uitstoter van Europa met 50 kilo per hectare, terwijl het Europese gemiddelde 13 kilo per hectare is. 

 

“Waarom moet alleen de landbouw reduceren en andere sectoren niet?” 

In het coalitieakkoord is afgesproken dat alle sectoren die stikstof uitstoten evenredig bijdrage aan de stikstofreductie (motie 33576-305 Grinwis en Boswijk). Denk aan de luchtvaart, scheepvaart, verkeer, industrie, consumenten en landbouw. Dat betekent wel dat de grootste opgave ligt bij de landbouw, aangezien de emissiecijfers uitwijzen dat 40% van de stikstof die neerkomt op stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden afkomstig is van de landbouw, gevolgd door 11% van verkeer, 9% van industrie en 5% vanuit zee. 

Het is wat het CDA betreft een gemiste kans dat het ministerie op dit moment alleen doelen voor de landbouw presenteert. Hiermee wordt de indruk gewekt dat de boer de schuldige is en het hele probleem mag oplossen. Pas in het voorjaar van 2023 komt het ministerie met richtinggevende doelen voor de andere sectoren, waarna de verwachting is dat de doelen voor de landbouw naar beneden worden bijgesteld. In de tussentijd wordt door andere sectoren gewerkt aan bijvoorbeeld het klimaatakkoord en het Schone Lucht Akkoord, waardoor ook stikstof wordt gereduceerd. 

 

“De opgave van 39 kiloton emissiereductie van ammoniak is nergens op gebaseerd.” 

Naar verwachting is 39kton emissiereductie van NH3 nodig om ten minste de wettelijke omgevingswaarde van 74% van de stikstofgevoelige habitats onder de KDW te behalen. Dit komt overeen met een daling van ongeveer 40% van de stikstofemissies uit de landbouw, bovenop de verwachte daling uit het basispad (circa 10 kton NH3) ten opzichte van ijkjaar 2018. Bij doorrekeningen van het RIVM leidt een emissiereductie van 39 kton NH3 naar verwachting tot circa 81% onder de KDW in 2030. Dit geeft een zekere marge van enkele procentpunten ten opzichte van de wettelijke omgevingswaarde. Zo kunnen eventuele tegenvallende resultaten ondervangen worden, maar kan ook worden ingespeeld op mogelijke aanpassingen van model naar praktijk. 

Het uiteindelijke wettelijke doel om de staat van instandhouding van Natura-2000 gebieden te verbeteren is leidend. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan eventueel gemotiveerd afgeweken worden van de 39 kton NH3 die nu als uitgangspunt is genomen. 

 

“Waarom stemt het CDA tegen de motie die oproept de KDW niet meer te hanteren?”

De KDW (Kritische Depositiewaarde) is op dit moment de enige indicator om de staat van de natuur te meten. Het CDA heeft twee keer een motie ingediend en aangenomen gekregen die oproept om tot een andere meetmethode te komen (moties 35925-XIV-103 en 35830-XIV-16 Boswijk), omdat er veel kanttekeningen kunnen worden gezet bij de betrouwbaarheid van de KDW als indicator. 

Zo lang er geen andere indicator is, moeten we het hiermee doen. Daarom is het essentieel dat de ecologische autoriteit zo snel mogelijk is staat is om de natuurdoelanalyses uit te kunnen voeren. Als duidelijk is wat er nodig is voor de instandhouding van de natuur, kan de KDW definitief van tafel. 

 

“In Nederland is een voedseltekort niet mogelijk omdat we zo veel boeren hebben.” 

Niets is minder waar, zelfs als Nederland haar export stopt en iedereen vegetarisch gaat eten kan de Nederlandse landbouw de Nederlandse bevolking niet voeden. Dat blijkt uit cijfers van de landgebruikvoetafdruk van het Planbureau voor de Leefomgeving. In totaal heeft Nederland 3,59 miljoen hectare voor de voedselconsumptie nodig, terwijl het landbouwareaal slechts 1,82 miljoen hectare bedraagt. 

 

“Waarom moet zo’n klein landje zoveel produceren?” 

Nederland is uitermate geschikt voor voedselproductie. Er is vruchtbare grond, een geschikt klimaat en een goede logistiek (onder andere over zee). Als gevolg van klimaatverandering worden geschikte locaties voor voedselproductie waarschijnlijk nog schaarser. Daarom moeten we in Nederland zuinig zijn op de agrarische sector. 

Als de voedselproductie in Nederland afneemt, zal de productie in andere landen toenemen. In Nederland is de voedselveiligheid en -kwaliteit van een hoog niveau en worden er weinig broeikasgassen uitgestoten tijdens het productieproces. De keerzijde is dat Nederland de meest intensieve landbouw in Europa heeft, waardoor er sprake is van stikstof- en fosfaatoverschotten. 

 

“Waarom moeten boeren in Nederland verder verduurzamen als ze al het meest natuurvriendelijk zijn?” 

Op het gebied van CO2 is de Nederlandse boer inderdaad een van de meest klimaatvriendelijke boer ter wereld. In tegenstelling tot CO2, slaat stikstof dicht bij de bron weer neer. Een groot aantal klimaatvriendelijke boeren in een klein gebied, kunnen daardoor een grotere impact hebben op de omgeving dan een enkele slecht presterende boer in een uitgestrekt gebied.

 

“Waarom is de landbouwsector zo belangrijk voor Nederland?” 

Allereerst zorgt de landbouwsector voor werkgelegenheid. Ongeveer 600.000 mensen hebben een baan die direct afhankelijk is van de agrarische productie. Dat komt neer op ongeveer 7,9% van de nationale werkgelegenheid. Elke boer hield in 2019 ruim tien mensen in Nederland aan het werk. 

Daarnaast vormt de landbouw 6,4% van de Nederlandse economie (in 2018). De toegevoegde waarde van het totale agrocomplex bedroeg in 2018 circa 49 miljard. De export van landbouwgoederen is goed voor 5,2% van het totale Nederlandse bbp. 

Los van deze cijfers heeft Nederland een lange agrarische traditie. De boer hoort bij Nederland. 

 

“De Nederlandse landbouw zorgt voor ontbossing in Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië.” 

In de Nederlandse diervoedersector wordt volledig duurzame soja gebruikt. Omdat deze soja voldoet aan de Round Table Responsible Soy standaard, is er geen sprake van ontbossing, worden landrechten van kleine boeren gerespecteerd en vermindert het gebruik van bestrijdingsmiddelen. 

Soja die wordt gebruikt als veevoer kan ook worden gebruikt voor menselijke consumptie. Daarom wordt op verzoek van Derk Boswijk een indicator ontwikkeld zodat kan worden gestuurd op de verhouding tussen eiwitten in veevoer geschikt voor humane consumptie en eiwitten en reststromen die alleen geschikt zijn voor veevoer. 

 

“Veel boeren zijn miljonair, dus wat hebben ze te klagen?” 

Het vermogen van boeren zit niet in hun portemonnee, maar onder andere in productierechten, gebouwen, machines en grond. Dat geld kan niet worden uitgegeven. Daarnaast hebben veel boeren hoge schulden en blijft een beperkt bedrag contant over na het beëindigen van het bedrijf. Het CBS stelt ook: boeren zijn miljonair zonder rijk te zijn. Het is vooral pijnlijk omdat veel boeren de afgelopen jaren, ondanks hun harde werk, nauwelijks een modaal inkomen verdienen. Het is daarom belangrijk dat boeren een fatsoenlijk verdienmodel krijgen, enerzijds door een betere prijs voor de producten die ze leveren anderzijds door het voor boeren mogelijk te maken dat zij op nieuwe manieren bijverdienen. 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.