28 mei 2018

'Duurzaamheid is dé sociale kwestie van de 21e eeuw'

Geslaagd symposium over Lubbers’ duurzame nalatenschap

“Duurzaamheid is dé sociale kwestie van de 21ste eeuw”. Dat zei Jan Peter Balkenende op een drukbezocht symposium op dinsdag 22 mei in de Rolzaal op het Binnenhof over Lubbers’ duurzame nalatenschap.

Het symposium, georganiseerd door het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, stond in het teken van het duurzame gedachtegoed van de onlangs overleden oud-premier Ruud Lubbers. Twee vragen stonden centraal. Hoe heeft Lubbers’ denken met betrekking tot duurzaamheid zich door de tijd heen ontwikkeld? En: welke inspiratie ligt er besloten in Lubbers’ gedachtegoed voor een duurzame toekomst van Nederland?

Vicepremier Hugo de Jonge opende het symposium. Oud-premier Jan Peter Balkenende kenschetste Lubbers’ duurzame Werdegang door de tijd heen. Bart Lubbers, zoon van Ruud Lubbers, haalde persoonlijke herinneringen op. Jos van Gennip, oud-directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA en sinds de jaren zestig geestverwant van Lubbers, duidde de katholiek-sociale en spirituele inspiratie van Lubbers. Er waren twee panelgesprekken: over de energietransitie (met Ed Nijpels, Marjolein Demmers en Annemieke Nijhof) en over de hedendaagse politieke uitdagingen (met Jan Jacob van Dijk, Martine Vonk en Henri Bontenbal). En het symposium werd afgesloten door Sybrand Buma met een alternatief perspectief op duurzaamheid.

Integrale visie
Volgens de inleider van het symposium, Jan Peter Balkenende, was het onderscheidende kenmerk van Lubbers' benadering van duurzaamheid de integrale aanpak ervan. Het ging hem altijd om de onderlinge samenhang tussen ecologie, economie en duurzaam personeelsbeleid. Dat bleek al uit Lubbers’ optreden in de Rijnmondraad begin jaren zeventig, tot aan zijn optreden voor het Handvest van de Aarde, dat in 2000 werd gepubliceerd. Vanuit zo’n integraal perspectief verschijnt duurzaamheid niet zozeer als een kwestie die door de politiek zo goed en efficiënt mogelijk moet worden opgelost. Veeleer is het zo dat duurzaamheid ons dwingt tot een hernieuwde bezinning op onze wijze van samenleven als zodanig. Vanuit dat perspectief is duurzaamheid een sociale kwestie, zoals in de negentiende eeuw het arbeidersvraagstuk dat was. Duurzaamheid is daarmee in hedendaagse termen een ‘game-changer’ geworden. Volgens Balkenende kunnen hierin de zeventien Social Development Goals van de Verenigde Naties een duurzame innovatie aanjagende rol vervullen.

De kracht van het midden
Door de aanwezigen op het symposium werden verschillende dimensies van duurzaamheid als sociale kwestie verkend. Zo benadrukte vicepremier Hugo de Jonge “de kracht van het midden”: het vermogen om vanuit een integrale blik op de uitdagingen van deze tijd antwoorden te formuleren die bindende kracht hebben. Hij typeerde Lubbers als de man van het midden: “Lubbers was dat niet zozeer uit pragmatisme, soms ook natuurlijk, maar hij was dat veeleer uit overtuiging.” De zoektocht naar het gedeelde midden, dat extreme tegenstellingen weet te overbruggen, is volgens De Jonge ook nu nog de uitdaging waar de christendemocratie voor staat, misschien wel meer dan ooit, in het versnipperde politieke landschap van vandaag de dag.

Energietransitie als sociale kwestie
Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) uit 1989, onder Lubbers’ premierschap, was een internationaal opzienbarende poging tot een integrale visie op de milieuproblematiek vanuit de politiek. Ed Nijpels, oud-minister onder Lubbers II en als minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) verantwoordelijk voor het NMP, haalde herinneringen op aan het ‘meedenken’ van Lubbers bij dit Milieubeleidsplan. Vanuit zijn huidige functie van voorzitter van het zogeheten Klimaatberaad schetste Nijpels de politieke kaders waarbinnen het nieuwe Klimaatakkoord tot stand kan komen. Hij benadrukte de noodzaak om voldoende draagvlak te creëren voor dat akkoord. Marjolein Demmers, directeur van Natuur & Milieu en raadslid bij de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, gaf aan dat het ecologisch vraagstuk er nu juist om vraagt dat heilige huisjes geslecht moeten worden. “Het klimaatakkoord gaat over een omslag van denken.” Dat betekent dat moreel leiderschap nodig is en dat de idealen benoemd moeten worden, zonder vooraf vastgestelde taboes, zoals een financiële heffing op gereden kilometers. Annemieke Nijhof, CEO van ingenieursbureau Tauw en voorzitter van de Nationale Klimaattafel Mobiliteit, onderstreepte de noodzaak om onze waardepatronen opnieuw te herijken. De dialogen over herinrichting van onze samenleving dienen niet van bovenaf, maar vooral van onderop gevoerd te worden om energie vanuit de samenleving voor de energietransitie aan te boren. “Herstel van verbroken verbindingen” tussen verschillende levenssferen en groepen in de samenleving op basis van een verbindende waarden-georiënteerde leiderschapsstijl à la Lubbers is daarbij cruciaal, betoogde Nijhof.

De katholiek-sociale inspiratie van Lubbers
Jos van Gennip
sprak in zijn bijdrage over de katholiek-sociale inspiratie van Lubbers. Hij verzette zich tegen het gangbare beeld van Lubbers als een zakelijke, louter pragmatisch ingestelde no–nonsens premier, zonder inhoudelijke oriëntaties en ankerpunten. Zonder het katholiek-sociale denken is de integrale aanpak van Lubbers, die ook een persoonlijk appèl om mensen doet om in gezamenlijkheid (“samen onderweg”) een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van een betere wereld, echter niet te begrijpen. Van Gennip schetste drie verschillende fasen in het duurzame denken van Lubbers. “De eerste fase, de oude, misschien wat statische katholieke leer, met noties als vrijheid, verzoening, verantwoordelijkheid en subsidiariteit. De tweede fase vanuit diezelfde grondbeginselen om globalisering in evenwicht te brengen met gerechtigheid en menselijkheid. En tot slot de derde fase waarbij de dialoog van de godsdiensten, de zorg voor de aarde en de Schepping voorrang krijgt, bij alle mensen van goede wil.”

Politieke uitdagingen
Volgens Martine Vonk, lector ethiek en technologie en lid van het curatorium van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie, mag het CDA wel wat serieuzer nadenken over de betekenis van rentmeesterschap, nota bene een van zijn kernwaarden. Het gegeven dat je geen eigenaar bent van de aarde, impliceert nogal wat, zoals aandacht voor een andere inrichting van de economie. Van zo’n integrale benadering ziet ze echter momenteel te weinig terug. Henri Bontenbal, strateeg bij netbeheerder Stedin, CDA-lid en fellow bij het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA, benadrukt het draagvlak van een steviger duurzaamheidsprofiel voor het CDA onder jongeren. Dit betekent dat er enorme kansen liggen voor een partij met die duurzaamheid als een integraal verhaal als een sociale kwestie durft te brengen. Jan Jacob van Dijk, gedeputeerde in de provincie Gelderland en oud-Tweede Kamerlid namens het CDA, ziet het onderscheidende van de christendemocratische aanpak vooral in het gegeven dat deze duurzaamheid niet van overheidswege als een last aan de burgers oplegt, maar als een publieke kwestie weet te benoemen en agenderen die het eigenaarschap van alle burgers mobiliseert en stimuleert.

Duurzaamheid als moreel vraagstuk
Sybrand Buma
benadrukte in zijn slotbijdrage dat duurzaamheid een moreel vraagstuk is. Uit de kwartaalrapportages van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat duurzaamheid als zodanig niet hoog scoort, (op plek 8 in de lijst met “zorgen”), maar dat “waarden en normen” en de zorg over ontoelaatbare wijzen waarop “we met elkaar omgaan” wel de hoogste prioriteit heeft. Dit opent wat hem betreft een alternatief christendemocratisch perspectief om het huidige regeerakkoord, dat “als het duurzaamste ooit” is betiteld, daadwerkelijk handen en voeten te kunnen geven. Het milieuvraagstuk behelst in zijn ogen meer dan het behalen van de juiste cijfers en percentages. Het is een moreel vraagstuk, een kwestie van normen en waarden en van verantwoordelijkheid. “Verandering komt alleen tot stand, als bedrijfsleven en samenleving is betrokken zijn. Milieubeleid is er niet om de cijfers, maar omdat het een morele opdracht is van iedere Nederlander”, aldus Buma.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.