18 november 2020

CDA verbijsterd: boeren niet geïnformeerd over toevoegen bedrijf of gronden aan stikstofgevoelige natuur

Woensdag 18 november - MIDDELBURG - Statenleden Anton Geluk en Rinus van 't Westeinde hebben vragen gesteld over het bijplussen van stikstof. Op 10 november 2020 kwam Stichting Agri Facts naar buiten met het rapport “Veel stikstofgevoelige natuur bijgetekend in rekenmodel Aerius (2017 – 2020)1”. Dit raakt de landbouw en andere economische activiteiten, terwijl een democratische toetsing op deze uitbreiding ontbreekt. Hierover werd een column geplaatst in het vakblad VEE & GEWAS2. Verschillende boeren hebben de habitatkaart (een kaart om het voorkomen van habitattypen te verduidelijken ten behoeve van de Natura-2000 beheerplannen) in Aerius gecheckt en zagen, soms tot hun verbijstering, dat hun eigen land is ingekleurd als “stikstofgevoelige natuur”. In dit rapport staat onder andere dat er vanaf 2016 ook in Zeeland, hoewel veel minder dan in veel andere provincies, 98 hectare stikstofgevoelige natuur is toegevoegd aan het rekenmodel van Aerius onder de noemer “leefgebieden”. Na het openbaar maken door Stichting Agri Facts kwam nog diezelfde dag een reactie van het Interprovinciaal Overleg (IPO) waarin zij ontkent dat dit bijtekenen buiten het zicht heeft plaatsgevonden. Het IPO gaf aan dat er natuur toegevoegd kan worden, maar dat er met de wijziging meer hectares zijn afgevallen dan bijgekomen. Het zou gaan om het aanpassen van de natuurkaart op de feitelijke situatie.

Het algemene denkbeeld is dat het aanwijzen van stikstofgevoelige natuur een zorgvuldig, openbaar en transparant proces is – dit blijkt niet het geval te zijn. De CDA Statenfractie vindt het opmerkelijk dat boeren niet zijn geïnformeerd over het toevoegen van hun bedrijf of gronden aan stikstofgevoelige natuur. Er is onrust ontstaan door de publicaties en berichtgeving.

De CDA Statenfractie vindt het opmerkelijk dat boeren niet zijn geïnformeerd over het toevoegen van hun bedrijf of gronden aan stikstofgevoelige natuur.

Inmiddels zijn door het CDA, door Tweede Kamerlid Jaco Geurts, schriftelijke Kamervragen gesteld om een en ander te verhelderen. Onze fractie wil ook in Zeeland meer informatie vergaren, en stelt daarom de volgende vragen aan het College van Gedeputeerde Staten (GS): 1. Bent u bekend met het onderzoeksrapport ‘Veel stikstofgevoelige hexagonen bijgetekend in Aerius’ van Stichting Agri Facts (STAF) en de beantwoording van het IPO op het artikel? 2. Klopt het dat provincies en terrein-beherende organisaties, buiten de aanwijzingsprocedures van Natura 2000-gebieden om, de mogelijkheid Op 10 november 2020 kwam Stichting Agri Facts naar buiten met het rapport “Veel stikstofgevoelige natuur bijgetekend in rekenmodel Aerius (2017 – 2020)1”. Dit raakt de landbouw en andere economische activiteiten, terwijl een democratische toetsing op deze uitbreiding ontbreekt. Hierover werd een column geplaatst in het vakblad VEE & GEWAS2. Verschillende boeren hebben de habitatkaart (een kaart om het voorkomen van habitattypen te verduidelijken ten behoeve van de Natura-2000 beheerplannen) in Aerius gecheckt en zagen, soms tot hun verbijstering, dat hun eigen land is ingekleurd als “stikstofgevoelige natuur”.

In dit rapport staat onder andere dat er vanaf 2016 ook in Zeeland, hoewel veel minder dan in veel andere provincies, 98 hectare stikstofgevoelige natuur is toegevoegd aan het rekenmodel van Aerius onder de noemer “leefgebieden”. Na het openbaar maken door Stichting Agri Facts kwam nog diezelfde dag een reactie van het Interprovinciaal Overleg (IPO) waarin zij ontkent dat dit bijtekenen buiten het zicht heeft plaatsgevonden. Het IPO gaf aan dat er natuur toegevoegd kan worden, maar dat er met de wijziging meer hectares zijn afgevallen dan bijgekomen. Het zou gaan om het aanpassen van de natuurkaart op de feitelijke situatie. Het algemene denkbeeld is dat het aanwijzen van stikstofgevoelige natuur een zorgvuldig, openbaar en transparant proces is – dit blijkt niet het geval te zijn.

Het algemene denkbeeld is dat het aanwijzen van stikstofgevoelige natuur een zorgvuldig, openbaar en transparant proces is – dit blijkt niet het geval te zijn.

De CDA Statenfractie vindt het opmerkelijk dat boeren niet zijn geïnformeerd over het toevoegen van hun bedrijf of gronden aan stikstofgevoelige natuur. Er is onrust ontstaan door de publicaties en berichtgeving. Inmiddels zijn door het CDA, door Tweede Kamerlid Jaco Geurts, schriftelijke Kamervragen gesteld om een en ander te verhelderen. Onze fractie wil ook in Zeeland meer informatie vergaren, en stelt daarom de volgende vragen aan het College van Gedeputeerde Staten (GS):

  1. Bent u bekend met het onderzoeksrapport ‘Veel stikstofgevoelige hexagonen bijgetekend in Aerius’ van Stichting Agri Facts (STAF) en de beantwoording van het IPO op het artikel?
  2. 2. Klopt het dat provincies en terrein-beherende organisaties, buiten de aanwijzingsprocedures van Natura 2000-gebieden om, de mogelijkheid hebben om de natuurkaart in Aerius te actualiseren en hierbij stikstofgevoelige natuur toe te voegen aan de hexagonen?
    1. Zo ja, kunt u aangeven op welke wijze dit proces plaats vindt?
    2. Is dit proces openbaar en is het voor belanghebbenden mogelijk een zienswijze dan wel bezwaar in te dienen?
    3. Wat vindt u van deze mogelijkheden en bent u voornemens maatregelen te treffen?
    4. Wat betekent dit volgens u voor de toekomst?
  3. Klopt het dat er ook stikstofgevoelige natuur is ingetekend op locaties die privaat eigendom zijn en dat daarvoor geen (openbare) bestuurlijke procedure is doorlopen?
    1. Zo ja, kunt u aangeven welke locaties het betreft en wanneer dit heeft plaatsgevonden?
    2. Bij een besluit over een stuk grond is er sprake van een mogelijkheid tot bezwaar en beroep. Hoe is dit geregeld, en (hoe) zijn deze besluiten kenbaar gemaakt?
  4. Welke partij of welk bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het vaststellen van de stikstofgevoelige locaties? En hebben naast de provincie en terrein beherende organisaties nog meer partijen de mogelijkheid om de kaart met stikstofgevoelige gebieden aan te passen?
    1. Zo ja, welke partijen zijn dit?
  5. Op basis waarvan wordt bepaald welke locaties worden aangewezen als zijnde ‘stikstofgevoelig’? En hoe nauwkeurig kan dit worden bepaald?
  6. Wordt bij het aanwijzen van de stikstofgevoelige locaties ook fysieke controle gedaan op de desbetreffende locatie?
  7. Hoe wordt de eigenaar van de grond ervan op de hoogte gesteld dat zijn grond het label ‘stikstofgevoelig’ krijgt?
    1. En heeft de grondeigenaar of eigenaar van een perceel in de omgeving mogelijkheid tot inzage en inspraak?
    2. Is het juridisch te verantwoorden dat private grond een bepaalde status krijgt toegewezen zonder akkoord van de grondeigenaar?
  8. Indien het klopt dat de grondeigenaren (in de omgeving) van stikstofgevoelige percelen geen inspraakmogelijkheid hebben gehad, waarom is dit niet gebeurd en hoe wordt ervoor gezorgd dat zij deze mogelijkheid alsnog krijgen?
  9. Kunt u aangeven wat de status ‘stikstofgevoelig’ concreet inhoudt en wat voor directe of indirecte gevolgen deze heeft of in de toekomst gaat hebben voor de eigenaar/gebruiker van de grond? En wat zijn de gevolgen voor grondeigenaren in de omgeving van stikstofgevoelige grond?
  10. In het artikel staat dat er in Zeeland tussen 2017 en 2020 98 ha meer stikstofgevoelige natuur is toegevoegd aan het rekenmodel van Aerius. Kunt u ons kaarten of andere hectare gegevens verstrekken die in de Aerius berekening gebruikt worden vanaf 2016 voor heel de provincie Zeeland?

Namens de fractie van het CDA,


Anton Geluk  Rinus van ‘t Westeinde

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.