In de wijk waar ik woon, Rotterdam-IJsselmonde, moet meer dan de helft van de huishoudens van een laag inkomen rond zien te komen. En Rotterdam is de gemeente met het hoogste percentage armen van Nederland, zo’n 11%. 

Hoe vertel ik dan mijn buren dat klimaatbeleid belangrijk is? Hoe leg ik de ambitieuze klimaatafspraken uit het coalitieakkoord uit aan mijn stadsgenoten, terwijl een deel van hen bezig is met het halen van het einde van de maand?

De Britse schrijver David Goodhart maakt een onderscheid tussen twee type mensen: de ‘somewheres’ en de ‘anywheres’. De anywheres hebben een goede opleiding, een goed salaris en een open blik naar de wereld. Ze zijn progressief, staan open voor verandering en zijn positief over globalisering en immigratie.

De ‘somewheres’ zijn geworteld in de lokale gemeenschap, ontlenen daaraan hun identiteit en hechten sterker aan traditie, gezin en religie. Voor hen gaan veranderingen soms te snel en zij voelen zich vaak onzeker in een wereld van globalisering en immigratie. 

Op het onderscheid tussen somewheres en anywheres valt heel wat af te dingen, maar toch raakt het een belangrijk punt. Want een belangrijke vraag voor dit kabinet zal zijn: hoe voorkomen we dat het klimaatbeleid van dit kabinet niet alleen de anywheres aanspreekt, maar ook draagvlak heeft onder de somewheres?

Daarmee kom ik op één van de criteria waaraan de CDA-fractie het klimaatbeleid van dit kabinet de komende jaren zal toetsen. In de NRC zei minister Jetten dat hij de woorden ‘haalbaar en betaalbaar’ niet meer wil horen, maar als het klimaatbeleid niet meer betaalbaar is voor de gewone man of vrouw, voor mijn buurman of mijn buurvrouw, dan is het geen sociaal en dus geen houdbaar klimaatbeleid. 

Concreet betekent dit dat ik verwacht dat het kabinet met een plan komt om de hoge energierekening aan te pakken. 

Het zal geen verrassing zijn dat de CDA-fractie tevreden is met de klimaatparagraaf uit het coalitieakkoord. In de zomer hebben we als fractie onze klimaatvisie gepresenteerd en veel aanbevelingen daaruit hebben een plek gekregen in het coalitieakkoord. Het akkoord ademt veel ambitie, maar ook een realistische aanpak. We doen wat nodig is voor het Klimaatakkoord van Parijs. We maken ook voldoende geld vrij. We bouwen voort op de inspanningen van de afgelopen jaren, investeren in duurzame energiebronnen en energiebesparing, maar halen ook het taboe af van kernenergie en CO2-opslag. 

Met groene industriepolitiek leggen we de nadruk op emissiereductie dáár waar die hoort en het beste past: bij de industrie. In de gebouwde omgeving komt er een meer realistische aanpak: niet alle woningen hoeven meteen van het gas af; met warmtenetten en de combinatie van isolatie, hybride warmtepompen en duurzame gassen kunnen we effectiever grote stappen zetten.


Als ik de hoofdlijnenbrief van de minister lees waarin hij de contouren van zijn beleid beschrijft, heb ik de volgende vragen.

1.    Maatwerkafspraken. Is het kabinet al voortvarend aan de slag gegaan met het opstellen van maatwerkafspraken met de grote uitstoters? Hoe gaat de minister dat aanpakken? Laat het ministerie zich daarbij helpen door experts van buiten? Kan de minister schetsen hoe zij denkt dat de maatwerkafspraken eruit moeten gaan zien? Is de minister daarnaast bereid te onderzoeken welke rol het instrument ‘Carbon Contracts For Difference’ in het klimaatbeleid in Nederland kan en moet gaan spelen? 

2.    Groene industriepolitiek. Onze economie bestaat uit veel meer dan de industrie. Hoe zorgt u ervoor dat het mkb en de glastuinbouw ook onderdeel worden van het verhaal over een groene industriepolitiek? Ook zij worden hard getroffen door hoge energieprijzen. Wat is hun toekomstperspectief in de groene economie van de morgen?

3.    Innovatie. Investeren in onderzoek en innovatie zal een cruciaal onderdeel van het klimaatbeleid moeten zijn. In de brief komt dit er nogal bekaaid vanaf. De minister schrijft: “Met de aangescherpte doelstelling voor 2030 en de nieuwe reductiedoelen voor de langere termijn, is extra inzet op (energie-)innovatie nodig om (nieuwe) technieken te stimuleren, de kosten omlaag te brengen en maatschappelijk aantrekkelijke alternatieven te vinden. Energie-innovatie is hiermee een belangrijke randvoorwaarde voor de energietransitie.” Maar wat gaat de minister concreet doen? Gaat er meer geld naar onderzoek en innovatie en op welke manier wordt het innovatiebeleid gekoppeld aan de maatschappelijke opgave van de klimaattransitie? Is het kabinet bereid in een aparte visie te beschrijven hoe de afspraak in het regeerakkoord dat er extra wordt geïnvesteerd in onderzoek en innovatie van klimaatneutrale technologieën wordt uitgewerkt? 

4.    Verdeling klimaatopgave. In de brief wordt een verdeling van de opgave van tenminste 55% indicatief vertaald naar de verschillende sectoren. Hoe zorgen we ervoor dat in de verdeling van de opgave een kostenoptimaal pad wordt gevolgd? Is de minister bereid opnieuw goed uit te laten zoeken wat een kostenoptimale verdeling is, die ook recht doet aan de uitvoerbaarheid van de maatregelen?

5.    Governance klimaatbeleid. De minister komt nog met een brief over de governance van het klimaatbeleid. Hij wil de structuur van de Uitvoeringsoverleggen van het Klimaatakkoord in stand houden. Bent u het met de CDA-fractie eens dat er een effectieve en transparante aansturing moet zijn van het klimaatbeleid? Past de governance van de afgelopen jaren daar nog wel bij of moeten we op zoek naar iets beters?

Zoals gezegd: klimaatbeleid moet gedragen kunnen worden door iedereen in onze samenleving. Serieus klimaatbeleid kost geld, zo eerlijk moeten we zijn. We kunnen dat met elkaar dragen, maar dan wel echt mét elkaar, solidair. 
 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.