Thema: ‘In Rome om de hoop van Israël’ n.a.v. Handelingen 28: 16-20
Het is juist omwille van de hoop die Israël koestert dat ik deze boeien draag.

Beste aanwezigen,

In het thema van vandaag zie ik twee totaal verschillende werelden op elkaar botsen. Rome en Jeruzalem. Paulus, de jood die stichter werd van het christendom, staat geboeid in Rome, het symbool van de macht van de antieke wereld. Hier vindt een botsing plaats tussen een cyclisch wereldbeeld waarin de geschiedenis zich steeds maar herhaalt, en de wereld van Paulus die deze wereld compleet op zijn kop zet, met zijn boodschap over de kruisiging en opstanding van Jezus.

Bij deze confrontatie tussen twee werelden moest ik denken aan het kruis als symbool van het christendom. Hoe kan het, dat zo’n barbaars martelwerktuig het symbool bij uitstek werd van de christelijke hoop? Het kruis was immers het gruwelijke martelwerktuig dat symbool staat voor de macht en onderdrukking van het antieke Rome. Kruisiging was het ergst denkbare lot en de meest vernederende straf. Wie gekruisigd werd, was een crimineel, een slaaf of een loser.

Maar het christendom keerde deze wereld totaal om. Het zwakke werd het sterke. De gekruisigde werd de redder van de wereld. Het martelwerktuig werd een symbool van hoop.
Dat is ook de boodschap van Paulus. In zwakheid sterk. Ieder mens telt. Voor God zijn man en vrouw, slaaf en meester, autochtoon of allochtoon gelijk en geschapen naar Zijn beeld. Hier ontstaat het idee van menselijke waardigheid, het idee dat ieder mens telt. Deze ideeën hebben de geschiedenis van het Westen diepgaand beïnvloed en doen dat nog steeds. Onze geschiedenis zou niet denkbaar zijn zonder deze revolutie die twee millennia geleden plaatsvond.
 
+ + +
Paulus spreekt over de hoop van Israël. De hoop kenmerkt het christelijk geloof. De theoloog Jurgen Moltmann heeft van de hoop de kern van zijn theologie gemaakt en hij schrijft: “Het christendom (…) is hoop, oriëntatie naar voren, en kan daardoor het heden openbreken, veranderen.” Het geloof is geen berusting in de status quo van de wereld, maar voedt juist de onrust over het onrecht en het lijden. Moltmann schrijft: “Daarom maakt het geloof, als het zich ontplooit tot hoop, de mens niet rustig maar onrustig, niet geduldig maar ongeduldig. Het sust het onrustige hart niet, maar is zelf in de mens dit onrustige hart.”

+ + +
Ik zei zojuist dat de revolutie in het denken over de menselijke waardigheid tweeduizend jaar geleden haar aanvang nam, maar dat is toch niet helemaal eerlijk. Want in het jodendom is deze revolutie al aanwezig. De profeten namen het altijd al op voor de zwakken en verdrukten en in de psalmen klinkt de roep om recht voor de wees en weduwe. De onrust van het hart, de oriëntatie naar voren en het doorbreken van de status quo is juist ook in het joodse denken verankerd. Paulus was een jood en Jezus was een jood.
De Britse rabbijn Jonathan Sacks is één van de denkers die mij erg inspireren. In zijn boek ‘Een gebroken wereld heel maken’ schetst hij de kern van het joodse denken als volgt: “Een van de meest kenmerkende en uitdagende ideeën van het jodendom is zijn ethiek van verantwoordelijkheid – de gedachte dat God ons uitnodigt om, zoals de rabbijnen het uitdrukken, ‘zijn partners in het scheppingswerk’ te zijn.” Partners zijn in Gods scheppingswerk: dat is geen zaak van berusting, maar van actieve onrust; van hoop en verantwoordelijkheid. Verantwoordelijkheid is het enige tegengif tegen de angst.
“Moed wordt geboren op het moment dat we besluiten om in plaats van te klagen persoonlijk protest aan te tekenen tegen het kwaad in de wereld door goed te doen, hoe onbeduidend ook. (…) Iedere goede daad, elk helend gebaar ontsteekt een kaars van hoop in een donkere wereld.”

+ + +
Spreken over de hoop in deze tijd van onbehagen kan bevreemdend klinken. Ons land is moe. De hoop lijkt verdwenen. Wat staat ons de komende jaren te wachten? Hoe vindt het onbehagen haar weg? Leidt de onvrede tot nieuwe maatschappelijke initiatieven en tot nieuwe vormen van burgerschap? Of zien we een verdergaande ontbinding en onthechting van de banden die ons bij elkaar houden? Waar is nog hoop te vinden?
In 1989 maakte de Fluwelen Revolutie een einde aan veertig jaar communistische dictatuur in Tsjecho-Slowakije. Zonder bloedvergieten werd in de nasleep van de val van de Berlijnse muur het communistische regime omver geworpen. De beweging die een belangrijke rol speelde in deze revolutie was Burgerforum en de man die haar oprichtte was de toneelschrijver Vaclav Havel. Havel was eerder een aantal jaren door het regime als dissident in de gevangenis gezet omdat hij zich had ingezet voor democratische veranderingen. Hij zou de geschiedenis ingaan als de eerste president van het nieuwe Tsjecho-Slowakije.
In 1985 correspondeert Havel met een bevriende journalist aan de andere kant van het IJzeren Gordijn in het vrije West-Duitsland en in één van de brieven schrijft hij over de hoop. Hoop is allereerst een toestand van de geest en niet een toestand van de wereld, schrijft hij. “Hoop hebben wij of in onszelf of helemaal niet; het is een dimensie van onze ziel en in wezen onafhankelijk van onze kijk op de wereld (…). Hoop is oriëntatie van de geest, oriëntatie van het hart, die boven de concrete wereld uitstijgt en ergens in de verte verankerd is, achter haar grenzen.”
Deze hoop is, net als de menselijke verantwoordelijkheid, niet gewoon verklaarbaar, maar komt van voorbij onze eigen horizon. Havel schrijft:
“De mate van hoop (…) is niet de mate van onze vreugde over een goede gang van zaken en van onze wil in ondernemingen te investeren die zichtbaar tot snel succes leiden, maar eerder de mate van ons vermogen ons voor iets in te zetten omdat het goed is, en niet alleen omdat het gegarandeerd succes heeft. Hoe ongunstiger de situatie waarin onze hoop overeind blijft, des te intenser is deze hoop. Hoop is niet hetzelfde als optimisme. Het is niet de overtuiging dat iets goed afloopt, maar de zekerheid dat iets zin heeft – ongeacht hoe het afloopt. (…) En deze hoop is het ook die ons de kracht geeft te leven en het steeds opnieuw te proberen, ook al zijn de uiterlijke omstandigheden zo uitzichtloos als hier te lande.”
Hoop is een krachtige bron van waaruit mensen en de gemeenschappen waarvan zij onderdeel uitmaken, kunnen handelen.
Het was de hoop die Koningin Elizabeth haar leven lang inspireerde. In haar eigen woorden: “In mijn hele leven zijn de boodschap en het onderwijs van Christus mijn gids geweest en daarin vind ik hoop.”
We zien de hoop ook bij de Oekraïense bevolking in hun strijd tegen hun bezetters.
We zien het in het Netwerk Nieuw Rotterdam, een initiatief waarin Rotterdamse jongeren vrienden maken, zichzelf ontwikkelen én zich vrijwillig inzetten voor eenzame en kwetsbare Rotterdammers.
Hoop is ook een krachtige motivatie om het klimaatprobleem aan te pakken, zoals de Amerikaanse klimaatwetenschapper Katherine Hayhoe laat zien in haar boek ‘Hoop voor het klimaat’.

+ + +
Voor mij als politicus is het verschil tussen een politiek van hoop en een politiek van cynisme steeds belangrijker geworden. Een politiek van cynisme grijpt aan bij het wantrouwen en onbehagen dat er in de samenleving is, verwoordt deze luid en duidelijk en is haar megafoon. Je wordt er snel populair mee, maar het biedt geen oplossingen.
Een politiek van hoop gaat niet voorbij aan het onbehagen in de samenleving, maar kiest wel heel bewust als aangrijpingspunt de kiemen van verandering, de kiemen van hoop, die er altijd ook in de samenleving aanwezig zijn. Dat is, volgens mij, de kern van de christendemocratie. En dat moet, wat mij betreft ook in onze stijl van politiek bedrijven verankerd zijn. Een politiek van hoop, dat is wat de samenleving meer dan ooit nodig heeft.

+ + +
Ik sluit af met het gebed van Franciscus van Assisi.
Heer, maak mij een instrument van Uw vrede.
Laat mij liefde brengen waar haat heerst,
laat mij vergeven wie mij beledigde,
laat mij verzoenen wie in onmin leven,
laat mij geloof brengen aan wie twijfelt,
laat mij waarheid brengen aan wie dwaalt,
laat mij hoop brengen aan wie wanhoopt,
laat mij licht brengen aan wie in duisternis is,
laat mij vreugde brengen aan wie bedroefd zijn.

Laat mij niet zoeken getroost te worden, maar te troosten,
niet begrepen te worden, maar te begrijpen,
niet bemind te worden, maar te beminnen.
Want het is toch door te geven, dat men ontvangt
door te verliezen, dat men vindt
door te vergeven, dat men vergiffenis ervaart
door te sterven, dat men verrijst tot het eeuwige leven.
Amen.

 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.