De Tweede Kamer debatteerde donderdag 14 maart over het verder verhogen van het minimumloon, na de stijging van 10,5% op 1 januari 2023. Inge van Dijk pleitte namens de CDA-fractie voor een bredere visie op bestaanszekerheid. Lees hieronder haar inbreng bij het debat

Voorzitter,

In deze kamer is veel discussie over bestaanszekerheid. Niet over of het een probleem is, daar zijn de meeste partijen uitgesproken over, het is een probleem. De discussie zit hem in hoe dit op te lossen.

Bestaanszekerheid gaat voor ons over veel meer dan alleen inkomen. Het gaat voor ons ook over het onderdeel kunnen zijn van een gemeenschap. Over de toegang tot werk, wonen, zorg en onderwijs. Over gelijkwaardige kansen, ongeacht je achternaam of geslacht. Over inkomensondersteunende regelingen eenvoudiger maken en gemakkelijker toegankelijk. Over de menselijke maat toepassen als iemand een vergissing maakt en niet meteen gaan beboeten terwijl mensen die boetes helemaal niet kunnen betalen en dus direct in de problemen raken. Het CDA wil een fatsoenlijk land waarin mensen weer grip krijgen op hun eigen leven. Het voorstel dat vandaag voorligt gaat over een belangrijk stuk bestaanszekerheid, financiële bestaanszekerheid. De zekerheid dat inwoners in staat zijn rond te komen. En idealiter ook een adequate buffer hebben om financiële tegenslag het hoofd te kunnen bieden.

Dit laatste is overigens ook een zorgpunt van het CDA. Want we weten dat buffers bij heel veel inwoners laag zijn. Een kwart van de Nederlanders heeft nog geen 500 euro op zijn spaarrekening staan. Helaas wacht ik inmiddels als meer dan een jaar op een reactie op mijn motie over een nationaal spaarplan. Waarin onder andere verzocht wordt om randvoorwaarden wat nodig is voor kwetsbare huishoudens om überhaupt financiële buffers op te kunnen bouwen, zowel voor wat betreft financiële positie als voor bewustwording. Ik vraag me dan inmiddels ook af of we financiële bestaanszekerheid in de volle breedte voldoende serieus nemen. Hoe ziet de minister dit?

Voorzitter, In dit voorstel wordt geregeld dat het minimumloon met 1,2% verhoogd wordt. Dit is een extra verhoging bovenop de 10,15% die afgelopen jaar heeft plaatsgevonden.
Verhogen van het minimumloon heeft positieve gevolgen voor de portemonnee van inwoners, zowel mensen die werken als ook mensen die een uitkering krijgen. En door het structurele karakter van deze maatregelen levert dit ook een stukje meer zekerheid op voor inwoners. We zijn het ook eens dat enige mate van herverdeling, zowel via belastingen als hogere lonen, goed is. Maar we moeten wel oog houden voor waar we de rekening neerleggen.

We lezen de vreselijke verhalen in de media over mensen die financieel door het ijs zakken, kinderen die opgroeien in armoede en daardoor beginnen met een achterstand. En de berichten over graaiflatie en enorme winsten van banken en bedrijven. Tegelijkertijd lezen we over de bedrijven die in de problemen komen door de in afgelopen jaren sterk stijgende personeelskosten, veelal MKB bedrijven. En we lezen ook dat bedrijven zich steeds meer de pinautomaat van de overheid voelen, dat ze er genoeg van hebben en overwegen ons land te verlaten omdat de Nederlandse politiek zo onvoorspelbaar is geworden, dat zij geen lange termijn investeringsbeslissingen meer kunnen nemen.

Waar de partijen die het amendement hebben ingediend vooral de tegenstelling “wij, tegen zij” exploiteren en de verhoging van het minimumloon eenzijdig bij bedrijven en banken neerleggen, is die tegenstelling wat ons betreft fout. We hebben elkaar nodig, want om geld uit te kunnen geven zal het eerst ergens verdiend moeten worden. En Nederland heeft daarom een politiek nodig van bruggenbouw. Zij aan zij dus.

Voorzitter, een paar dillema’s en vragen:

Loonontwikkeling wordt in het debat vaak gekoppeld aan winsten die multinationals wereldwijd maken. Maar voor de loonontwikkeling in Nederland moeten we kijken naar de resultaten van bedrijven in Nederland. Voor de vervolgdiscussies zou het daarom goed zijn om meer onderzoek te laten doen naar onze bedrijven en de winsten die zij maken. Waar komen hele hoge winsten vandaan, zit er veel incidenteel in bijvoorbeeld? En hoe zit dat bij verschillende sectoren, en bij verschillende typen bedrijven? Want met name voor onze kleine MKB-ers knellen de forse loonstijgingen van de afgelopen tijd wel degelijk. Daar gaan we de gevolgen gewoon van merken komende tijd. En ik wil voorkomen dat we dit gaan zien als collateral dammage waar we achteraf spijt van krijgen. Want wat nu als de loonkosten zodanig stijgen, dat het voor bedrijven niet meer mogelijk is om al hun personeel te behouden?

En wat het CDA betreft kijken we ook naar andere manieren om werknemers mee te laten genieten van de winsten die door bedrijven worden gemaakt, door winstdeling door bedrijven of medewerkersparticipatie te stimuleren. Het CDA en de SP hebben daar bij de afgelopen algemene politieke beschouwingen een motie voor ingediend. Wij vinden dat bedrijven daarin meer  verantwoordelijkheid mogen dragen. Hoe staat het met het onderzoek hier naar? 

Bij de invoering van het minimumuurloon, heeft mijn partijgenoot Ria Oomen in de Eerste Kamer vorig jaar een motie ingediend die constateert dat werkgevers, met name in het MKB, te maken hebben met stijgende lasten en daarom de regering verzoekt de economische situatie van kleine ondernemers te beoordelen en te verkennen welke mogelijkheden tot lastenverlaging er zijn, zoals ruimte in de UWV. Het gekke is: de motie lijkt wel verdwenen. In de begroting van SZW staat dat hij is overgedragen aan EZK, en bij EZK staat weer dat Financiën heeft afgedaan. En bij Financiën is hij nergens te vinden. Je moet als kamerlid soms Sherlock Holmes zijn om een motie te kunnen volgen. Mijn vraag aan de minister is, wat is er met deze motie gedaan? Want de vraagstelling is terecht en relevant.

En ook regeldruk heeft enorme lastenverhoging voor bedrijven tot gevolg. De MKB-indicatorbedrijvenaanpak, een nieuw instrument om regeldruk in kaart te brengen, levert pijnlijke resultaten op. Zoals dat de onderzochte bedrijven moeten voldoen aan 71 tot 93 wettelijke verplichtingen en dat de regeldrukkosten variëren van ruim € 38.000 tot ruim € 240.000 per jaar. Voor een kapper is dat 12 % van de omzet! Hier is in deze Kamer gelukkig breed overeenstemming dat we hierin zijn doorgeslagen en de weg naar meer realisme moeten gaan opzoeken. Hoe overweegt de minister dit in het geheel?

Dan de dekking van dit voorstel. Het amendement Van der Lee werd gedekt door een verhoging van de bankenbelasting, een structurele belasting van de inkoop van eigen aandelen gelijk aan de belasting op het uitkeren van dividend en een structurele verhoging van de hoogste tarieven in box 2 en box 3 met 2 procentpunt. Mijn fractie was destijds tegen deze dekking, vanwege de mogelijke gevolgen die dit kan hebben voor de economie en ons vestigingsklimaat zonder dat we vooraf de consequenties in beeld hebben gebracht.

In de Eerste Kamer zijn vervolgens enkele moties aangenomen die om alternatieve dekkingsvoorstellen vragen. Het kabinet heeft beloofd deze bij de Voorjaarsnota mee te sturen. Eigenlijk is het wel vreemd dat we nu een voorstel behandelen om geld uit te geven, als er nog geen overeenstemming is over de dekking. Want wat als de nieuwe voorstellen geen oplossing bieden, vallen we dan terug op de oorspronkelijke dekking? En moet de Eerste Kamer instemmen met deze wet nog voordat zij een van de alternatieve voorstellen heeft gezien waar ze om heeft gevraagd? Kan de staatssecretaris al iets meer zeggen over de opties die worden bekeken? Wordt gekeken naar opties binnen hetzelfde domein als de voorstellen bij het amendement? Of wordt ook breder gekeken, bijvoorbeeld naar de sterkste schouders onder hoge inkomens? Of nog anders?

Voorzitter, tot slot. We willen dat mensen met een laag inkomen meer financiële bestaanszekerheid krijgen, maar tegelijkertijd moeten we ook rekening houden met de gevolgen voor wie die rekening daarvan moet gaan betalen. Het CDA is niet tegen het verhogen van het minimumloon op zich, maar laten we dat nou op een manier doen die de lasten evenwichtig verdeelt, en niet met voorstellen die weer allerlei nieuwe problemen creëren. In zo’n korte tijd het lastenverhoging op lastenverhoging stapelen is niet verantwoord. En laten we ons ook niet focussen op maar één oplossing, want er zijn nog meer manieren om financiële bestaanszekerheid te verbeteren. De commissie sociaal minimum geeft er een heel aantal. Te beginnen bij een voorspelbaarder en toegankelijker stelsel, zodat huishoudens ook echt krijgen waar ze recht op hebben. Meer eenduidigheid in de hoogte van lokale voorzieningen. Flexibelere regels voor bijverdienen bij een uitkering. Passend werk voor mensen die aan de slag willen, maar niet makkelijk mee kunnen komen. Herziening van het toeslagenstelsel. Betere schuldhulpverlening. Wat mij betreft ook het afschaffen van de kostendelersnorm.
 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.