Schriftelijke vragen van de leden Inge van Dijk, Palland en Amhaouch (allen CDA) aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en de minister van Economische Zaken en Klimaat over het bericht 'Koester familiebedrijven, ze dragen de economie'.

  1. Hebt u kennisgenomen van het bericht? (1)
  2. Deelt u de constatering van dr. Maarten de Groot dat familiebedrijven grote toegevoegde economische waarde hebben, zowel mondiaal als ook in Nederland waar ze zorgen voor bijna de helft van de werkgelegenheid en het bruto binnenlands product?
  3. Deelt u de analyse van dr. Maarten de Groot dat familiebedrijven zich onderscheiden door hun bijzondere karakteristieken, dat wil zeggen betrokkenheid van een stabiele groep eigenaren, sterk loyaliteitsgevoel tussen familie en medewerkers en een diepgewortelde band met de lokale gemeenschap?
  4. Deelt u de analyse van dr. Maarten de Groot dat het langetermijnperspectief van familiebedrijven gericht is op komende generaties, en niet op korte termijn focus en winst maken, wat hen eveneens weerbaarder maakt in tijden van crisis, omdat zij eerder geneigd zijn op korte termijn met minder genoegen te nemen voor het overleven op de lange termijn?
  5. Bent u bekend met het wetenschappelijk onderzoek dat laat zien dat juist ondernemende families vooroplopen met een bovengemiddeld pro-sociale oriëntatie en eerder geneigd zijn iets terug te doen voor de gemeenschap?
  6. Bent u het gezien de hiervoor genoemde constatering, analyses en onderzoek met het CDA eens dat familiebedrijven moeten worden gekoesterd?
  7. Wat vindt u van de conclusie van dr. Maarten de Groot dat de versobering van de BOR Nederland meerdere financiële, economische en maatschappelijke voordelen kost, en kunt u hier per element op ingaan?    
  8. Bent u het met het CDA eens dat regelingen voor familiebedrijven gericht moeten zijn op het stimuleren en beschermen van de karakteristieken van deze bedrijven, en daarmee juist hun bijzondere waarde voor onze economie en maatschappij toevoegen, door minder gericht te zijn op aandeelhoudersbelangen en meer op betrokkenheid en lange termijn?
  9. Bent u het met ons eens dat goed moet worden geanalyseerd en onderbouwd of maatregelen om deze regeling "eerlijker en eenvoudiger" te maken geen onbedoelde uitwerking hebben die het voortbestaan of de karakteristieken van familiebedrijven bedreigen? 
  10. Als het antwoord op vraag 9 ja is, bent u dan bereid de effecten van de voorgenomen maatregelen te onderzoeken voor verschillende typen familiebedrijven, ook in gesprek met de familiebedrijven zelf?
  11. Zijn er volgens u negatieve effecten van de versobering van de regeling voor het gelijke speelveld, enerzijds ten opzichte van concurrerende familiebedrijven in onze buurlanden waar de regelingen ruimer zijn, en anderzijds ten opzichte van private equity partijen bij overdracht? 
  12. Als het antwoord op vraag 11 ja is, kunt u in gesprek treden met familiebedrijven hoe groot de effecten mogelijk zijn en ziet u oplossingen om de negatieve effecten te mitigeren?
  13. Bent u ook bereid te onderzoeken of met de alternatieven die de sector en betrokkenen zelf aandragen als beter passend bij familiebedrijven en om oneigenlijk gebruik tegen te gaan, ook de beoogde doelstelling kan worden bereikt om de regeling "eerlijker en eenvoudiger" te maken?

(1) https://www.telegraaf.nl/watuzegt/250636026/koester-familiebedrijven-ze-dragen-de-economie 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.