
01 april 2025
25 juni 2025 1 minuten lezen
De beweging van woningmarkt naar volkshuisvesting moet worden doorgezet. Derk Boswijk onderstreepte dit bij de behandeling van de Wet Versterking Regie Volkshuisvesting in de Tweede Kamer: "Het recht op een menswaardig bestaan begint bij een thuis."
Met deze wet versterkt het kabinet de regie op volkshuisvesting. Dat is nodig omdat het gaat om het bouwen van gemeenschappen, niet alleen het stapelen van stenen of plannen maken op papier.
Het recht op een menswaardig bestaan begint bij een thuis. Dat vraagt om een andere manier van kijken. Minder vanuit systemen en procedures, meer vanuit mensen.
Derk Boswijk
Tijdens het debat pleitte CDA-Kamerlid Derk Boswijk daarom voor een andere kijk: "Minder vanuit systemen en procedures, meer vanuit mensen. Minder vanuit rendement, meer vanuit gerechtigheid. De vraag moet zijn: waar is de behoefte het grootst? Welke gemeenschappen kampen met het grootste gebrek? Waar komen mensen klem te zitten? Waar stagneert het leven, omdat het huis ontbreekt?"
‘De ene helft van de wereld weet niet hoe de andere helft leeft.’ Ze wist het niet omdat ze het niet wilde weten. De waarheid drong pas door toen ze er niet langer omheen kon.”
Met deze woorden opent How the Other Half Lives (1890), het baanbrekende werk van de Deens-Amerikaanse journalist en fotograaf Jacob Riis. In rauwe beelden en scherpe reportages legde Riis het verborgen leven van de stedelijke armen in New York bloot: overvolle, vervallen woningen zonder daglicht of sanitair. Zijn confronterende werk schokte het publiek en raakte ook invloedrijke politici, onder wie Theodore Roosevelt. Die zou, diep onder de indruk van Riis’ verslaggeving, als politiecommissaris én later als president pleiten voor sociale hervormingen en betere huisvesting. Riis maakte zichtbaar wat velen liever negeerden, en toonde aan dat de vrije markt zonder grenzen zelden rechtvaardigheid brengen.
Stel dat Jacob Riis vandaag in Nederland zou leven. Wat zou hij dan zien? Misschien geen krotwoningen zonder daglicht of stromend water, maar nog altijd een samenleving waarin goed wonen voor velen onbereikbaar is. Hij zou jonge ouders treffen die hun pasgeboren kind grootbrengen op de zolderkamer van hun ouders, omdat een eigen woning onbetaalbaar is. Hij zou grote gezinnen aantreffen die samengepakt leven in te kleine sociale huurwoningen, of hoogbejaarden die noodgedwongen in hun woonkamer slapen omdat ze de slaapkamer op de verdieping niet meer kunnen bereiken.
Riis zou opnieuw met beelden en verhalen laten zien wat we liever niet onder ogen zien. Want ook al is de wooncrisis van nu anders van aard dan die van zijn tijd, ze raakt evenzeer aan iets wezenlijks: dat het recht op een menswaardig bestaan begint bij een thuis.
Voorzitter. de kern van deze wet is helder: we versterken de regie op de volkshuisvesting. En dat is hard nodig. Want het gaat hier niet alleen om stenen stapelen of plannen op papier — het gaat om dat recht op een menswaardig bestaan, ook voor de andere helft.
Dat vraagt om een andere manier van kijken. Minder vanuit systemen en procedures, meer vanuit mensen. Minder vanuit rendement, meer vanuit gerechtigheid. De vraag moet zijn: waar is de behoefte het grootst? Welke gemeenschappen kampen met het grootste gebrek? Waar komen mensen klem te zitten? Waar stagneert het leven, omdat het huis ontbreekt?
Vz. het moge duidelijk zijn: we zijn als CDA groot voorstander van deze wet, van het versterken van de regie op de volkshuisvesting, van 2/3e betaalbaar, waarvan 30 procent sociale huur. Voorstander van de versnelling van procedures, Voorstander van vergunningsvrij familiewonen en het plaatsen van mantelzorgwoningen.
Voorzitter. Wij begrijpen als CDA de afweging die de minister in de kabinetsreactie op het verbetervoorstel maakt, namelijk dat ze ruimte wil geven voor regionale differentiatie. Want de gemeente Amsterdam is nu eenmaal anders dan bijvoorbeeld de gemeente Tholen.
Tegelijkertijd vind ik dat de minister meer recht zou moeten doen aan andere elementen uit het verbetervoorstel. De zorgen over de uitvoerbaarheid zijn namelijk reëel. Neem bijvoorbeeld de vraag wie de regie neemt als gemeenten er onderling niet uitkomen.
Het verbetervoorstel benoemt terecht dat deze rol niet alleen duidelijk moet zijn, maar ook tijdig en daadkrachtig ingevuld moet kunnen worden.
Op dat punt ben ik nog niet gerustgesteld. Ja, de wet voorziet in een rol voor het Rijk — maar hoe die regie er in de praktijk uitziet, blijft vaag. In het wetsvoorstel is sprake van een aanwijzingsbevoegdheid: als een regio er niet uitkomt, kan de minister bepalen dat er toch gebouwd wordt. Maar de uitwerking van die regierol blijft vooralsnog onduidelijk. In de kabinetsreactie verwijst de minister naar het stellen van een termijn in het ontwerpbesluit.
Voorzitter, ik ga ervan uit dat er vaste, strakke deadlines komen voor situaties waarin regionale woningbouwoverleggen vastlopen. Denk aan een termijn van drie maanden of korter. En die termijnen verschillen hopelijk niet per regio? Er moet toch straks één heldere termijn gelden voor elke woningbouwregio, ongeacht het stadium waarin men zich bevindt?
Voorzitter,
Is het straks voor elke woningbouwregio volstrekt helder wanneer zij een aanwijzing van de minister kunnen verwachten? Geen twijfel, geen grijs gebied, maar klip en klaar? Dit gaat niet alleen over of de minister voldoende duidelijkheid uitstraalt. Dit gaat over absolute helderheid: wat gebeurt wanneer, onder welke omstandigheden?
Want de minister weet: de kracht van een aanwijzing zit niet alleen in het besluit zelf, maar juist in de druk die ervan uitgaat. Dat iedere gemeente aan tafel weet: “Ik moet er vóór volgende week maandag uit zijn met de buurgemeente, anders grijpt de minister in.” Dáár is duidelijkheid over termijnen cruciaal. Vaste, transparante kaders. Geen ruimte voor interpretatie.
Hetzelfde geldt voor de zogenoemde fall-backoptie uit het verbetervoorstel. Wat het CDA betreft komt er een stevig vangnet, waarbij het Rijk de regie overneemt zodra het op regionaal niveau spaak loopt. Is de minister bereid om binnen deze wet een vergelijkbare voorziening structureel te regelen?
Voorzitter, nog een belangrijk en terecht punt van kritiek uit het verbetervoorstel: de wildgroei aan regio-indelingen. We hebben woningbouwregio’s, woondealregio’s en woningmarktregio’s. Het wetsvoorstel beoogt deze samen te brengen, zodat juist die nieuwe woningbouwregio’s de regie nemen over de volkshuisvesting. Maar dan moet die samenvoeging wel daadwerkelijk plaatsvinden.
Zonder ons amendement dreigt hier ernstige vertraging. Deelt de minister de urgentie dat deze woningbouwregio’s binnen drie maanden gevormd moeten zijn? Want elke dag vertraging betekent verlenging van de wooncrisis. En dat kunnen we ons niet veroorloven. Overigens vz. dit betreft een wijziging van het ontwerpbesluit, niet van de wet zelf, dus moet dit met een motie in plaats van een amendement. Bij deze wil ik daarom het amendement intrekken en zal ik in tweede termijn een motie indienen met precies dezelfde strekking: haast maken en regie pakken met die woningbouwregio’s.
Net zoals president Roosevelt in zijn tijd sociale hervormingen in gang zette naar aanleiding van Riis’ werk, is ook in Nederland behoefte aan een fundamentele herziening van de woningmarkt — terug naar het principe van volkshuisvesting. Een volkshuisvesting waarin doorstroming wordt bevorderd: waarin senioren waardig oud kunnen worden in een passende woning, en waarin starters weer uitzicht hebben op een huis waarin ze een gezin kunnen stichten.
Maar dit ideaal blijft buiten bereik zolang er een structureel tekort is aan woningen. Natuurlijk, er móét meer gebouwd worden. Daar is iedereen het over eens. En dus praten wij hier in de Kamer over grootschalige oplossingen: nieuwe steden, grootschalige uitbreidingen, ambitieuze bouwdoelen. Ideeën die dit spreekgestoelte al vaker zijn gepasseerd. Maar het is tijd dat woorden leiden tot daden. Want zolang Riis, als hij vandaag hier zou rondlopen, nog steeds schrijnende verhalen zou kunnen vastleggen, is ons werk niet klaar en moet er echt nog een behoorlijke schep boven op.
Want voorzitter, Er zijn wel degelijk praktische oplossingen die snel resultaat kunnen opleveren. Maar dan moeten we durven kijken naar wat er al staat en dat eindelijk ten volle benutten.
Voorzitter,
Met meer dan 400.000 woningzoekenden in Nederland is het simpelweg niet te verteren dat zoveel gebouwen soms al decennialang leegstaan en percelen jarenlang braakliggen. Leegstand is geen randverschijnsel, het is een hardnekkig probleem. In binnensteden staat gemiddeld 8,6% van de winkelpanden leeg, met uitschieters tot wel 20%. En dat terwijl gemeenten al beschikken over een krachtig instrument: de leegstandverordening. Daarmee kunnen ze zicht krijgen op langdurig leegstaande panden en zelfs zelf een huurder voordragen. Maar wat blijkt? Slechts 25 gemeenten maken hier actief gebruik van. In mijn eigen provincie Utrecht? Slechts één.
Dat is onbegrijpelijk, zeker gezien de urgentie van de wooncrisis.
Voorzitter, in mijn eigen dorp, pal onder de rook van Amsterdam, kan ik zo een handvol verpauperde huizen aanwijzen. Sommige staan al tientallen jaren leeg. En ondertussen zijn er tientallen jongeren die geen kant op kunnen. Die noodgedwongen honderd kilometer verderop moeten zoeken, omdat er in hun eigen dorp niets te koop is — en áls er iets op de markt komt, is het onbetaalbaar. Acht ton voor een hoekwoning is allang geen uitzondering meer.
Jarenlang leegstaande panden en braakliggende terreinen, zonder goede reden, zijn niet alleen bestuurlijk falen. Ze zijn een klap in het gezicht van iedereen die op zoek is naar een betaalbare woning. Dat is niet uit te leggen. En wat ons betreft is dat snel verleden tijd.
Het Rijk moet hier de regie nemen. Stuur expertiseteams naar gemeenten met ernstige leegstand, vooral waar de leegstandverordening niet of nauwelijks wordt gebruikt. Niet alleen in binnensteden, maar ook in dorpen. Laat die teams aantonen dat handhaving wél werkt, en dat wetgeving geen dode letter hoeft te zijn maar een effectieve stok achter de deur.
Er bestaat al een rechtsvordering waarmee gemeenten eigenaren kunnen dagvaarden als zij weigeren leegstaande panden te verhuren of te verkopen. Ik ik zou het niet gek vinden als gemeenten hier als laatste redmiddel en als drukmiddel vaker naar gaan grijpen. Leeg laten staan van woningen zonder opgave van reden is een vorm van egoisme. Iedereen verdient een thuis, maar drie lege panden aanhouden uit speculatie is geen recht, dat is onfatsoenlijk gedrag richting de gemeenschap.
Voorzitter,
Leegstand gaat allang niet meer alleen over woningen of braakliggende terreinen. In 50.000 winkelpanden staan de bovenverdiepingen leeg — goed voor circa 70.000 extra woningen. In een land met honderdduizenden woningzoekenden is het onbegrijpelijk dat dit onbenut blijft.
Winkeleigenaren willen vaak wél transformeren, maar lopen vast op ingewikkelde regels, absurde parkeernormen of gebrek aan kennis. In plaats van drempels op te werpen, moet de overheid die eindelijk wegnemen.
Een ontwikkelaar zei het destijds treffend: "We hebben geen tekort aan handjes in dit land, maar aan handen die het juiste doen." De bureaucratie vertraagt en dat kunnen we ons niet meer veroorloven.
Daarom pleiten wij voor een landelijke coördinator die eigenaren, gemeenten en ontwikkelaars bij elkaar brengt. Een expertteam dat praktische oplossingen aandraagt, zoals gedeelde opgangen en slimme herindelingen. De capaciteit is er al — zet die in om ruimte te creëren, niet om stilstand te organiseren.
En Voorzitter er is nog een enorme kans die een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de woningnood. Elk jaar komt er ook steeds meer agrarische bebouwing leeg te staan. In 2030 gaat het om meer vierkante meters dan alle leegstaande kantoren en winkels samen. Toch gaat de aanpak hiervan echt te traag. De reden? Een tekort aan ambtenaren zegt men.
Voorzitter, het echte tekort van de woningnood is niet ruimte, maar een overvloed aan regels en een te kort aan daadkracht.
Aan de minister vraag ik:
Jaren geleden zijn in provincies ruimtelijke structuurvisies ingevoerd, met vaak rode contouren waarbinnen gebouwd mag worden. Die rode contouren bestaan formeel niet meer, maar in de praktijk vormen ze nog steeds een keurslijf. Gemeentes willen dorpskernen toekomstbestendig maken door doorstroming mogelijk te maken, maar als er binnen de bebouwde kom geen ruimte meer is, komt die wens muurvast te zitten.
In Utrecht werd dit onderkend. De provincie stond toe dat gemeentes buiten de rode contour tot 50 woningen konden bouwen, direct tegen bestaande kernen aan. Inmiddels maken 17 van de 26 gemeentes hiervan gebruik. In Lopik zijn in 7 van de 9 dorpen kleinschalige uitbreidingen gerealiseerd. Het werkt. In tegenstelling tot grootschalige ontwikkelingen, die ook nodig zijn, zijn deze kleinschalige ontwikkelingen vaak veel sneller te realiseren omdat er geen grootschalige infrastructuur hoeft te worden aangelegd. De ervaring leert dat deze kleinschalige ontwikkelingen vaak een grote positieve impact hebben op dorpen en buurten. Kort geleden heeft ook Noord Holland besloten dat er in plaats van 11 woningen 25 woningen mogen worden bijgebouwd aan de dorpskern in het beschermde landschap. Een positieve ontwikkeling maar de behoefte is groter dan een “straatje erbij”. Het is tijd voor ‘buurtje erbij’ of ‘wijkje erbij’. Ik vraag de minister dan ook: is zij bereid om verder te gaan dan de 50 woningen uit straatje erbij? Deelt zij dat we wellicht wel toemoeten naar 100 of 150 per dorp?
Voorzitter, het moge duidelijk zijn, het belangrijkste knelpunt voor versnelling van de bouw van meer huizen zit in de bureaucratie. Leegstaande winkelverdiepingen en gemeentes die niet aan hun gewenste uitbreiding mogen beginnen zijn het resultaat van alles wat we in de afgelopen jaren hebben dichtgeregeld. We moeten het aantal procedures beperken en de vergunningverlening op gang krijgen, alleen dan kan er meer gebouwd worden.
Voorzitter. ik hoor de minister heel vaak over het schrappen van regels. Maar ik krijg steeds meer het gevoel, het zijn veel woorden, maar weinig daden. Ja, er zitten elementen in deze wet die voor versnelling gaan zorgen en een paar procedures beperken.
Maar die heeft haar ambtsvoorganger in de wet gezet. Ja, ik heb de minister vaak en op veel plekken horen zeggen dat zij met het instellen van de commissie Stoer regels gaat schrappen. Maar als ik dan de kabinetsreactie lees op die commissie, dan staat juist bij het onderdeel waar het verschil gemaakt moet worden - het beperken en schrappen van bezwaar en beroepsprocedures - letterlijk niets wat het ministerie extra gaat doen. Terwijl, het moet nu echt klaar zijn met mensen die alleen oog hebben voor hun eigen rechten dan voor de woningnood van anderen en daarom gaan procederen tegen nieuwbouw als het in hun gezichtsveld plaats vindt. De woningeigenaar heeft disproportioneel veel meer rechten dan de woningzoekende.
Voorzitter. het lijkt er op dat deze minister heel goed weet hoe ze politieke problemen kan parkeren in een commissie, en ondertussen de moeilijke keuzes, waarmee je ook je achterban pijn kan doen, uitblijven.
Voorzitter. ronduit verbaasd ben ik over het gebrek aan actie rondom dat andere cruciale onderdeel waar een kans ligt om te versnellen: de lokale planvorming. Sinds 5 februari ligt er al een motie van het CDA met een heel concreet plan hoe we gemeentes kunnen helpen met parallel plannen. Het is geen totaaloplossing, maar wel deel van de oplossing. Parallel plannen zorgt ervoor dat fases van het plan en bouwproces gelijktijdig kunnen verlopen. Een concreet plan, zonder financiële claim. Er is nog helemaal niets mee gedaan, helemaal niets.
Voorzitter, toch ook een compliment, het is een goede zaak dat het plaatsen van mantelzorgwoningen en familie wonen op eigen achtererf vergunningsvrij wordt. Ik begrijp de afweging die gemaakt wordt om daar zo min mogelijk voorwaarden aan te koppelen, zoals isolatieniveau en energieniveau. Want meer regels belemmeren versnelling. Een van de voorwaarden is echter dat deze alleen vergunningsvrij op het achtererf mogen worden geplaatst, is de minister bereidt om te kijken of er onder strikte voorwaarden ook een mogelijkheid is om op het voorerf dit mogelijk te maken. In het landelijk gebied kan de verdeling van het achter en voorerf soms nog weleens verschillen. Graag een reactie.
Voorzitter, Het is goed dat er een wettelijke verplichting komt tot een urgentieregeling, maar het baart mij zorgen wie daar buiten valt. Juist de mensen die in portieken slapen, op een bank bij vrienden, of met kinderen in een caravan bivakkeren – komen nu niet in aanmerking. Terwijl zij wél dakloos zijn volgens de ETHOS-light definitie die ook het kabinet zelf hanteert in het Nationaal Actieplan Dakloosheid. Het amendement van de heren Grinwis en Vijlbrief, die ik medeondertekend heb, zorgt dat deze groep wél binnen de urgentiecategorie valt. Mijn vraag aan de minister is eenvoudig, waarom is in het wetsvoorstel verblijf in de opvang als voorwaarde gesteld voor de urgentiecategorie en vooral: hoe verhoudt dat zich tot het uitgangspunt van 'eerst een thuis' in plaats van 'eerst de opvang'?
Vz. voor het CDA zou het een logische vervolgstap zijn op deze wet als woningcorporaties hun goede werk ook kunnen uitbreiden naar de midden huursector. Via de woningbouwregio’s worden ze nu al mede verantwoordelijk gemaakt voor de volkshuisvesting als geheel, maar ondertussen mogen ze geen midden huur bouwen. Voorzitter, dat wringt. Zeker nu er vanuit Europa ruimte lijkt te ontstaan voor ruimere staatssteunregels.
Daarom vraag ik de minister: ziet zij mogelijkheden om in een herziening van de Woningwet corporaties wél ruimte te geven om ook midden huur te realiseren? En hoe verhoudt zich dat tot de Europese kaders die nu in de maak zijn?
Voorzitter, we zien in de praktijk dat de midden huurmarkt ernstige tekorten kent – vooral voor jongeren, starters, en mensen in beroepen die we keihard nodig hebben: in de zorg, het onderwijs en de veiligheidssector. Maar juist in dat segment kunnen corporaties nu nauwelijks iets betekenen. Wat het CDA betreft kijken we serieus naar verbreding van hun rol: van alleen sociale huur naar betaalbare huur in bredere zin.
Is de minister bereid dit te verkennen? De nieuwe staatssteunregels lijken grote kansen te bieden voor extra investeringscapaciteit.
Voorzitter, in het verlengde daarvan wil ik tot slot aandacht vragen voor betaalbare koop. Dit zit nu goed in de wet, maar in de praktijk zien we geregeld iets anders gebeuren. Veel plannen hebben een flink deel sociale huur, en ook middenhuur erbij, en om dan een project financieel rond te krijgen komt het plan rond met vooral duurdere koopwoningen erbij, Betaalbare koop dreigt zo het kind van de rekening te worden.
Welke instrumenten heeft het Rijk in handen om gemeentes te ondersteunen bij het vasthouden aan hun ambities voor betaalbare koop? En hoe zorgen we ervoor dat deze niet verdrongen raken bij de daadwerkelijke planvorming?
Tot zover in eerste termijn voorzitter.
Om snel meters te maken, stelt Boswijk voor om nu slim om te gaan met de ruimte die er al is: in bestaande gebouwen, bij dorpen en in steden. Leegstand moet aangepakt, regels moeten ruimte geven en lokale oplossingen moeten eindelijk serieus genomen worden. Want de wooncrisis vraagt niet alleen om grote woorden, maar om concrete keuzes en echte regie. Hierover schreef Derk een opiniestuk.
Wooncrisis vraagt concrete keuzes
In een land zo rijk en welvarend als Nederland is het onacceptabel dat er meer dan 400.000 mensen op zoek zijn naar een woning. Jongeren blijven hangen op zolder bij hun ouders en stellen levenskeuzes uit. Senioren slapen noodgedwongen in de woonkamer omdat ze de trap niet meer opkomen. Het tekort aan betaalbare en passende woningen drukt zwaar op onze samenleving.
De hoge nood leidt tot ambitieuze plannen. Plannen voor doorbraak locaties, aankondigingen voor tien nieuwe steden en afspraken op een Woontop. En ja, we hebben grote plannen nodig om het woontekort in de toekomst in te lopen. Maar zulke megaprojecten vergen jaren aan voorbereiding, complexe procedures en vaak de aanleg van nieuwe infrastructuur. De wet Regie Volkshuisvesting zet belangrijke stappen om te versnellen. Alleen kan Nederland daar niet op wachten. Om snel meters te maken, moeten we nú slim omgaan met de ruimte die we al hebben: in bestaande gebouwen, bij dorpen en in steden.
Begin bij de leegstand. In Nederland staan ruim 60.000 woningen langdurig leeg. Daarnaast liggen 50.000 etages boven winkels ongebruikt, met potentie voor 70.000 extra woningen. In deze tijden van woonschaarste is er geen ruimte voor deze verspilling. Sommige eigenaren laten woningen bewust leegstaan omdat zij het zich kunnen veroorloven niks met hun bezit te doen, terwijl ze zelf goed gehuisvest zijn. Tijdens een wooncrisis is leegstand zonder goede reden onfatsoenlijk. De overheid moet hier verantwoordelijkheid in nemen en eigenaren actief aansporen om leegstaande woningen te verhuren of te verkopen. En zo nodig via verordeningen in beweging brengen.
Bij leegstaande verdiepingen boven winkels speelt nog een andere blokkade: gebrek aan gemeentelijke slagkracht. Verschillende parkeernormen, trappenhuizen, en lokale bestemmingsplannen staan snelle transformatie vaak in de weg. Het personeelstekort bij gemeenten houdt ook de voorbereiding voor een ander deel van de oplossing tegen: vrijkomende agrarische bebouwing. In 2030 is die leegstand in oppervlakte groter dan in winkels en kantoren. Om deze gebouwen een nieuw doel te geven, moeten gemeenten nu klaarstaan.
Dat moet anders. Het Rijk moet gemeenten ondersteunen met kennis en coördinatie, en waar nodig regels versoepelen zodat de samenleving ruimte krijgt.
Ook onze dorpen bieden ruimte en staan te springen om bij te bouwen, maar te vaak belemmert provinciaal beleid de groei. Het concept van een ‘straatje erbij’ is simpel: bijbouwen aan de rand van een dorp, zodat jonge gezinnen kunnen blijven, ouderen kunnen een passend thuis vinden en voorzieningen overeind blijven. Toch vertragen provincies. In een wooncrisis is dat onverantwoord en moeten we er juist een schep bovenop doen: van ‘straatje erbij’ naar ‘buurtje erbij’. Geef gemeenten de ruimte om kleinschalig buiten de bebouwde kom te bouwen als ze dat willen. Door het idee van een straatje erbij op te schalen kunnen we snel veel meer woningen bouwen. Zo houden we dorpen vitaal.
Leegstand moet aangepakt, regels moeten ruimte geven en lokale oplossingen moeten eindelijk serieus genomen worden. Want de wooncrisis vraagt niet alleen om grote woorden, maar om concrete keuzes en echte regie.
01 april 2025
22 februari 2025
25 juni 2024