
11 december 2025
16 december 2025 9 minuten lezen
De CDA-fractie heeft deels ingestemd met het wetsvoorstel dat embryo’s speciaal voor onderzoek onder voorwaarden toelaat, na een zorgvuldige ethische en juridische afweging.

Voor het CDA is de beschermwaardigheid van menselijk leven een fundamentele waarde. Dat geldt ook voor het allereerste begin van het leven: het embryo. Daar staat tegenover dat onderzoek met embryo’s kan bijdragen aan het voorkomen van (toekomstig) lijden, wat voor ons ook van belang is. Bij onderzoek met embryo’s kunnen die twee waarden daarom met elkaar botsen. Juist daarom was het wetsvoorstel dat het speciaal kweken van embryo’s voor wetenschappelijk onderzoek onder voorwaarden mogelijk maakt, voor ons een moeilijk en moreel geladen onderwerp.
Voor het CDA geldt dat bij gewetenskwesties Kamerleden een eigen gewetensvrije afweging maken. Die ruimte past binnen een lange traditie van het CDA bij het benaderen van medisch ethische kwesties.
Toch heeft de fractie uiteindelijk grotendeels ingestemd met het voorstel. Die keuze is niet lichtvaardig genomen. Graag leggen we uit hoe we als fractie stap voor stap tot die afweging zijn gekomen, wat het wetsvoorstel wel en niet regelt, en op welke manier we zelf hebben bijgedragen aan het versterken van waarborgen in de wet.
Wat regelt het wetsvoorstel precies?
De wet, een initiatief van de Kamerleden Paternotte (D66) en Bevers (VVD), heft het tijdelijk verbod op het tot stand brengen van embryo’s speciaal voor wetenschappelijk onderzoek op. Dat verbod bestond sinds 2002, toen de Embryowet werd ingevoerd.
Met het wetsvoorstel ontstaat nu alsnog ruimte voor het kweken van embryo’s voor onderzoek, maar alleen onder strikte voorwaarden:
Er komt dus geen “vrijbrief voor embryo-experimenten”, zoals sommigen vreesden. Wat het wetsvoorstel juist beoogt, is ruimte geven aan medisch onderzoek als laatste redmiddel, binnen heldere kaders.
Enkele overwegingen vanuit de christendemocratie: niet zwart-wit
Er bestaan verschillende visies ten aanzien van op welke wijze de beschermwaardigheid van het embryo dient te worden gewogen. Over het algemeen kan gezegd worden dat de denkbeelden zich uitstrekken van het uiterste van de zuiver instrumentele visie tot het uiterste van het idee van absolute beschermwaardigheid. Het eerste kamp neemt een vrij instrumentalistische positie in: de technologie zegt dat het kan, dus het mag, of sterker: het moet. Het andere kamp stelt in feite: de technologie is per definitie verwerpelijk en moet met wantrouwen worden bezien. Het punt is: beide posities zetten in wezen de ethiek tussen haakjes. Ten onrechte. Want technologie is nooit neutraal en vraagt om een normering, vanuit een doordachte mensvisie en samenlevingsvisie. Als je je niet grondig, dat wil zeggen in politiek-morele zin, bezint op dit soort vraagstukken, zul je altijd zien dat je te laat bent. Dan word je vanzelf wel door de praktijk achterhaald. Maar niet alles wat kan, moet ook.
In de christendemocratie wordt doorgaans juist voor een tussenpositie gekozen waarin het menselijk leven een fundamentele beschermwaardigheid heeft. We dienen namelijk enerzijds te waken voor het puur instrumenteel gebruik van menselijk weefsel (onderzoek is geen doel op zich), maar we kiezen anderzijds ook niet voor een absolute beschermwaardigheid waardoor per definitie bij voorbaat niets mogelijk is. In het idee van een fundamentele beschermwaardigheid ligt een dilemma vervat: Enerzijds betekent het denken vanuit een fundamentele beschermwaardigheid de erkenning dat een menselijk leven in elke fase bescherming ten deel valt. Anderzijds drukt het idee van een fundamentele beschermwaardigheid uit dat er in het geval van een ongeboren vrucht geen sprake van een absolute beschermwaardigheid kan zijn. Er zijn in dit denken namelijk waarden die in specifieke gevallen voorrang kunnen krijgen op de beschermwaardigheid van een ongeboren leven.
Deze tussenpositie in het christendemocratisch denken kan gekenmerkt worden door het uitgangspunt van de menselijke waardigheid. Dat is een ander uitgangspunt dan primair de beschermwaardigheid van het leven als zodanig. De menselijke waardigheid fundeert de beschermwaardigheid van het embryo enerzijds, maar ook de waardigheid van het toekomstige leven. Het idee van menselijke waardigheid is dus breder dan louter de beschermwaardigheid van het leven.
Dit laat zien dat ethiek geen wiskunde is, ethiek is niet zwart-wit. Rond medische technologie sta je per definitie op een hellend vlak: steeds zijn er nieuwe technieken die je voor nieuwe vragen plaatst. De potentie van de technologie moet altijd worden afgewogen tegen andere waarden: de bescherming van het leven in zijn vroegste vorm, de waarde van een samenleving waar lijden een plek mag hebben. Steeds dienen zich weer nieuwe technologische ontwikkelingen aan, die vragen om ethische doordenking, bezinning en normering.
Kortom: Een ethisch dilemma doet zich juist voor als er geen eenvoudige keuze te maken valt.
De afwegingen van de CDA-fractie
Voor ons als CDA-fractie was dit voorstel daarmee moreel complex. Wij zien het embryo als beginnend menselijk leven en daarmee als wezen met intrinsieke waarde. Tegelijkertijd kunnen we niet wegkijken van het menselijk leed dat nu nog niet te voorkomen is – bij stellen met vruchtbaarheidsproblemen, bij kinderen met ernstige erfelijke aandoeningen, of bij ouders die hun kind verliezen door een onbekende complicatie.
Daarom kiezen wij niet voor de absolute, maar voor de fundamentele beschermwaardigheid van het embryo. Dat betekent: het leven verdient bescherming, maar mag in sommige uitzonderlijke situaties wijken voor het voorkomen van ernstig menselijk lijden. Juist bij wetenschappelijk onderzoek dat gericht is op het voorkomen van leed – en als het embryo niet langer dan enkele dagen oud is, zonder zenuwstelsel of bewustzijn – vinden wij dat een zorgvuldige afweging gemaakt kan worden.
Deze benadering sluit aan bij het rapport "Een ongekend begin" van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA uit 2022. Daarin wordt benadrukt dat christendemocratisch denken ruimte biedt voor moreel verantwoorde keuzes, zolang de menselijke waardigheid steeds voorop blijft staan.
Idealiter zou onderzoek met embryo’s plaats moeten vinden met embryostructuren waarbij geen bevruchting heeft plaatsgevonden. Als er alternatieven beschikbaar zouden zijn, zou het verbod dus moeten blijven bestaan. Helaas is dat momenteel voor bepaalde vormen van onderzoek niet het geval.
Alles afwegende kon de meerderheid van de CDA-fractie instemmen met het kweken van embryo’s voor onderzoek, mits onder strikte voorwaarden, omdat het de menselijke waardigheid van toekomstige generaties dient en onnodig lijden van mensen met een ernstige, genetische ziekte kan voorkomen.
Als we embryokweek zouden toestaan, dan zou dat dus alleen onder strikte voorwaarden kunnen plaatsvinden, waarbij steeds rekenschap gegeven wordt van de menselijke waardigheid en de fundamentele beschermwaardigheid van menselijk leven van het allereerste begin af aan. De kweek van en het onderzoek naar embryo’s moet altijd in het teken staan om toekomstig medisch lijden van mensen aan nader bepaalde genetische ziekten te voorkomen.
Voorwaarden voor steun
Binnen de fractie is vervolgens nagedacht over welke strikte voorwaarden we voor steun aan het wetsvoorstel zouden hanteren. Strikte voorwaarden die moeten gelden, zijn, globaal geformuleerd:
Het wetsvoorstel dat voorligt komt al een heel eind tegemoet aan deze voorwaarden. Toch heeft de CDA-fractie gedurende de wetsbehandeling nog enkele aanscherpingen voorgesteld.
Het besluitvormingsproces: een zorgvuldige route
Onze steun kwam niet vanzelf. Gedurende het hele proces hebben we ons kritisch opgesteld:
In de schriftelijke behandeling vroegen we de indieners onder andere om expliciet te maken dat de wet geen ruimte laat voor embryo-onderzoek als er wél alternatieve technieken beschikbaar zijn. Daarnaast hebben we benadrukt dat we moeten beseffen dat er wel degelijk sprake is van een glijdende schaal.
In de eerste termijn van het debat (3 september 2025) stelden we onder meer vragen over het maatschappelijk draagvlak, de juridische toetsing en de toetsing aan de subsidiariteitsnorm: mag embryo-onderzoek echt alleen als er géén alternatieven zijn?
In de tweede termijn van het debat (3 december 2025) hebben we twee amendementen en een motie ingediend, met als doel de randvoorwaarden voor het toestaan van het speciaal kweken van embryo’s voor onderzoek aan te scherpen.
Deze inbreng was voor ons cruciaal om tot een positief oordeel te komen. Want hoewel het wetsvoorstel zelf op hoofdlijnen voldoende waarborgen bood, vonden wij het belangrijk om dit wettelijk én beleidsmatig beter te verankeren.
CDA: moties en amendementen voor extra waarborgen
Motie Krul c.s. (36416-21): inzet op alternatieven verplicht vasthouden
In deze motie riepen we op om structureel te blijven investeren in alternatieve onderzoeksmethoden. We willen voorkomen dat het toestaan van embryo-onderzoek leidt tot gemakzucht: het moet altijd het laatste redmiddel zijn. Daarom verzoekt de motie om jaarlijks te rapporteren over de voortgang in de ontwikkeling van alternatieven. Doel hiervan is dat zodra er alternatieven mogelijk zijn, het verbod op het kweken van embryo’s direct weer van kracht wordt. Dat maakt het wetsvoorstel dan ook niet een onomkeerbaar besluit.
Amendement Krul (36416-16): hogere straf bij overtreding
Met dit amendement hebben we de straf op het overtreden van de regels van de Embryowet verhoogd van één naar twee jaar gevangenisstraf. Daarmee maken we duidelijk dat experimenten buiten de wet, of zonder toestemming, niet acceptabel zijn. Wie de wet overtreedt, moet dat voelen. Hiermee stelt de regering een duidelijke norm bij de zwaarte van het eventueel onethisch toepassen van nieuwe technologie.
Amendement Krul (36416-17): wettelijke regels stellen aan CCMO-rapportages
Daarnaast vroegen we in een amendement om maximale transparantie in de besluitvorming door de CCMO wettelijk vast te leggen. Waarom mag een bepaald onderzoek plaatsvinden, en waarom is er geen alternatief? Die toelichting moet niet alleen aan onderzoekers, maar ook aan het parlement beschikbaar komen.
Beide amendementen en de motie zijn door de Tweede Kamer aangenomen. Daarnaast steunden we ook het eerder door het lid Hertzberger ingediende amendement waarmee aanvullende toetsingscriteria voor de CCMO wettelijk worden vastgelegd. Ook dit amendement heeft een meerderheid gekregen.
Conclusie: een moeilijke keuze, maar wél doordacht en verantwoord
De CDA-fractie is niet over een nacht ijs gegaan. Deze keuze is genomen na een diepgaande ethische en inhoudelijke afweging. Wij erkennen dat deze wet op gespannen voet kan staan met de beschermwaardigheid van beginnend leven. Maar we geloven ook dat het voorkómen van ernstig lijden en het redden van levens onder voorwaarden zwaarder kan wegen, mits dit uiterst zorgvuldig gebeurt.
De indieners van het wetsvoorstel hebben veel werk verricht om deze zorgvuldigheid in te bouwen. Door onze eigen inbreng – via amendementen, moties en kritische vragen – hebben we extra waarborgen toegevoegd. Daarmee kan het meerendeel van de fractie dit voorstel uiteindelijk steunen, vanuit de overtuiging dat medisch-wetenschappelijke vooruitgang alleen aanvaardbaar is als ze menselijk blijft.

11 december 2025

12 november 2025

17 mei 2025