
12 november 2025
27 november 2025 1 minuten lezen
In het debat over het inhouden van woonkosten op het loon van arbeidsmigranten, waarschuwt Tijs van den Brink dat de koppeling tussen werk en huisvesting arbeidsmigranten te afhankelijk maakt van werkgevers en pleit hij voor het afschaffen van de inhoudingsregeling.

In de Wet minimumloon is het mogelijk gemaakt voor werkgevers om maximaal 25% van het loon van werknemers, in de praktijk met name arbeidsmigranten, in te houden om hen te voorzien van huisvesting. Er is veel kritiek op deze regeling, gezien de werknemer dakloos dreigt te worden als hij zijn baan verliest.
Arbeidsmigranten zijn geen gebruiksvoorwerpen waarmee werkgevers naar hartenlust kunnen schuiven en schipperen.
Tijs van den Brink
De Kamer debatteerde op 27 november met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de inhoudingsregeling, nadat het eerdere besluit van haar voorganger om deze af te bouwen was teruggedraaid. Tijs uitte zijn zorgen over de afhankelijkheid die hierdoor blijft bestaan en vroeg de minister om opheldering.
Meneer de Voorzitter!
In 1969 arriveerde een jongeman vanaf Sicilië voor vakantie in Utrecht. Die vakantie beviel zo goed dat hij op een dag besloot hier werk te zoeken. Letterlijk binnen een uur vond hij werk. En via via wist hij ook aan woonruimte te komen, een keurige kamer.
Zo soepel als dat toen ging, gaat het lang niet altijd. Ik ben pas twee weken woordvoerder op dit dossier, maar dat is me al wel duidelijk. Woonruimte vinden is voor iedereen moeilijk tegenwoordig, dus zeker ook voor arbeidsmigranten.
Daarom is het op zichzelf niet gek dat werkgevers zich inspannen om ook woonruimte te vinden voor arbeidsmigranten die ze naar Nederland halen. Verantwoordelijke werkgevers bekommeren zich immers om de levensomstandigheden van hun personeel. Gelukkig zijn er veel werkgevers die dat op een goede manier doen. De vraag is of het een goed idee is om de huur voor die woonruimte dan ook meteen maar in te houden op het (minimum)loon.
De vorige minister vond van niet, de huidige minister is die mening wel toegedaan. Die wijziging van beleid – en zeker ook het moment waarop die beleidswijziging is gecommuniceerd heeft geleid tot dit debat. Waarom moest dat op de dag na de verkiezingen, zou ik graag van de minister willen weten? En waarom is deze beleidswijziging niet aan allerhande betrokken partijen gemeld, terwijl dat prima kon? Mijn fractie hecht aan een goeie omgang met werkgevers en vakbonden. Daarom graag reactie van de minister op dit punt.
Voor wat betreft de inhoud is mijn fractie van mening dat de koppeling tussen wonen en werken de afhankelijkheid van de arbeidsmigrant ten opzichte van de werkgever versterkt. Van die afhankelijkheid willen we graag af. Dat migranten onmiddellijk hun woonruimte verliezen als hun arbeidscontract wordt beëindigd, is zeer onwenselijk – de minister bevestigt in haar brief van afgelopen donderdag dat dat nog steeds voorkomt. Mijn vraag daarbij: heeft de minister zicht op hoe vaak dat voorkomt? Inmiddels is in de uitzend-CAO afgesproken dat het wooncontract nog een maand doorloopt na afloop van het werkcontract. Kunt u ons op de hoogte houden hoe die CAO-afspraken uitwerken in de praktijk en kunnen we hierover een evaluatie verwachten?
Tegelijkertijd is de vraag wat er gebeurt als de inhoudingsregeling wordt losgelaten: vindt de arbeidsmigrant dan überhaupt woonruimte of wordt dat lastiger, zoals sommigen vrezen?
Meneer de voorzitter, dat is de spanning die op dit dossier staat en die ik ook terug hoor als ik betrokken organisaties spreek. De Arbeidsinspectie, die toch ook onder uw verantwoordelijkheid valt, is stellig: stop met deze inhoudingsregeling. Werkgevers zien het volgens de inspectie als een verdienmodel, op deze manier verdienen ze twee keer: 1 keer via het werk, en nog een keer via de woning. Ook hier een vraag om grip te krijgen op de omvang van het probleem: kunt u ongeveer aangeven op welke schaal werkgevers verdienen aan dit model?
Voor mijn fractie is het van groot belang dat we fatsoenlijk omgaan met arbeidsmigranten. Arbeidsmigranten zijn geen gebruiksvoorwerpen waarmee werkgevers naar hartenlust kunnen schuiven en schipperen. Het zijn mensen die een menswaardige behandeling verdienen. De uitbuiting van arbeidsmigranten moet echt stoppen.
Mijn indruk is dat er op papier inmiddels veel maatregelen zijn uitgevoerd die door de commissie Roemer zijn aanbevolen. Omdat de sector echter heel groot is geworden en de toezicht en de handhaving niet op orde zijn, gaat er nog steeds veel mis. Daarom is het belangrijk dat de afhankelijkheid van arbeidsmigranten van de werkgevers kleiner wordt. Het afschaffen van de inhoudingsregeling kan daarbij helpen, tenzij die afschaffing juist leidt tot grotere problemen voor arbeidsmigranten. Ik snap de zorgen van de minister op dit punt, maar heb toch de neiging de te grote afhankelijkheid van de arbeidsmigranten ten opzichte van werkgevers zwaarder te wegen.
Een van de aanbevelingen van het aanjaagteam is het integreren van de keurmerken van huisvesting van de arbeidsmigranten. Dit ligt nu volledig stil. Mijn vraag aan de minister: waarom komt dit maar niet van de grond? Wat doet u eraan om deze gesprekken vlot te trekken?
Tot slot: de arbeidsmigrant waarover ik in het begin van deze bijdrage sprak is mijn schoonvader. Hij is hier uiteindelijk gebleven en heeft jarenlang een bijdrage geleverd aan de economie. Tot volle tevredenheid van hemzelf en zijn werkgevers. Het kan dus wel, zouden ze bij D66 zeggen. Ondertussen onderhield mijn schoonvader een prachtig gezin – ik ben hem daar tot op de dag van vandaag dankbaar voor.

12 november 2025

02 juli 2025

26 juni 2025