Minister Hugo de Jonge: deze bevolkingsgroei kunnen we niet aan en dreigt het land te ontwrichten

De huidige bevolkingsgroei van Nederland is niet vol te houden, valt niet te huisvesten en is potentieel ontwrichtend. Dat zegt woonminister Hugo de Jonge in een interview met het Nederlands Dagblad.

Volgens De Jonge kan iedereen die kan rekenen concluderen ‘dat we niet jaarlijks met een stad als Zoetermeer kunnen groeien’. Het migratiesaldo van nu meer dan 100.000 mensen per jaar moet volgens de CDA-minister ‘heel veel omlaag’. ‘Er zal altijd migratie zijn en dat is ook nodig, maar je ziet nu dat we de spankracht van de samenleving overvragen.’ Volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is Nederland de afgelopen tien jaar met één miljoen inwoners gegroeid, naar nu ruim 17,7 miljoen - vooral door migratie.

Middenpartijen negeren demografische ontwikkelingen, zegt de minister, omdat ‘we het op een gegeven moment een rechts thema zijn gaan vinden’. Dat is het volgens De Jonge niet. ‘Ik vind het fascinerend dat we bezig zijn met stikstof- en CO2-doelen tot 2050, en met hoe natuurgebieden er dan uit moeten zien. Maar met hoeveel mensen leven we dan in Nederland? We doen alsof dat ons overkomt en we er niets aan kunnen doen. Alsof bevolkingsgroei geen impact heeft op diezelfde natuur, of op de manier waarop we wonen.’

Volgens de minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening legt de Haagse politiek aan zichzelf uit ‘dat we het migratiesaldo niet kunnen beïnvloeden, omdat we ons moeten houden aan internationale verdragen’. Maar dat is volgens hem niet het hele verhaal. ‘Er zijn landen om ons heen die het echt beter doen. Je kunt niet schouderophalend voorbijgaan aan een groei die in potentie ontwrichtend is voor alles wat we belangrijk vinden.’

De Jonge wijst erop dat in het regeerakkoord is afgesproken dat er een ‘beleidsmatig richtgetal’ moet komen voor migratie, en dat ook een ‘fundamentele herziening’ van het asielbeleid is afgesproken. ‘Dat is niet gemakkelijk, ook gezien de samenstelling van de coalitie. Maar we moeten er niet langer met een boog omheen lopen.’

De minister wil begin volgend jaar afspraken hebben gemaakt met provincies en gemeenten over woningbouw tot en met 2030. Hij houdt vast aan 900.000 nieuwe huizen, waarvan twee derde betaalbaar moet zijn voor middeninkomens. Gezien de crisis op de huizenmarkt is volgens hem ‘forse regulering’ door de overheid nodig, niet alleen van nieuwbouw, maar ook van de markt van goedkopere bestaande huizen.

In het interview gaat De Jonge ook in op het weglopen door het kabinet bij de Algemene Politieke Beschouwingen deze week, nadat Forum-leider Thierry Baudet suggereerde dat minister Sigrid Kaag op een spionnenschool heeft gezeten. Kritiek dat het kabinet dit niet mocht doen, wijst De Jonge af. ‘Ik vind dat de Kamer zélf veel eerder een streep had moeten trekken.’ Hij erkent dat het altijd een moeilijke afweging is of je een provocatie negeert of niet. ‘Maar onkruid woekert voort als je het niet uittrekt.’ Hij ziet een rechtstreeks verband tussen ‘complotwaanzin’ en bedreigingen van politici, waaronder hijzelf.

Woonminister na coronaminister
Hugo de Jonge (Bruinisse, 1977) werkte een paar jaar in het basisonderwijs, voordat hij in 2004 overstapte naar de politiek. Hij werkte onder meer als beleidsmedewerker bij de CDA-Kamerfractie en als politiek assistent van CDA-bewindslieden. In 2010 werd hij wethouder in de gemeente Rotterdam. In 2017 werd De Jonge minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het derde kabinet-Rutte. De coronacrisis die in 2020 uitbrak, stempelde zijn ministerschap. In het huidige kabinet-Rutte IV werd De Jonge begin dit jaar minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De Jonge is getrouwd, heeft twee kinderen en woont in Rotterdam.

Vanwege een heilig geloof in marktwerking zijn er jarenlang te weinig én te dure huizen gebouwd, zegt woonminister Hugo de Jonge. Hij wil de regie terugpakken. Maar De Jonge waarschuwt ook dat de huidige bevolkingsgroei onhoudbaar is. ‘Het migratiesaldo moet heel veel lager.’

Hugo de Jonge is de ‘complotwaanzin’ beu. De minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening stapte woensdagavond als een van de eerste bewindslieden op bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Dat gebeurde nadat Forum-aanvoerder Thierry Baudet suggereerde dat minister Sigrid Kaag is gerekruteerd als spion, toen zij aan het St Antony’s College in Oxford studeerde. ‘Dat deze waanzin telkens een podium krijgt, holt de parlementaire democratie uit. Baudets woorden zijn hondenfluitjes, en leiden regelrecht tot bedreigingen aan de voordeur van politici.’

‘Van de 900.000 huizen die we bouwen tot 2030, moet twee derde betaalbaar zijn.’

De ontsporing van de FVD-voorman raakt De Jonge extra, omdat toen hij nog minister van Volksgezondheid was, hij vaak werd geconfronteerd met complottheorieën. ‘Mensen die het allemaal niet zo op een rijtje hebben, kunnen zich door politici als Baudet gelegitimeerd voelen om te denken: ik moet iets doen! Dat is wat we elke dag zien op sociale media, en soms ook letterlijk aan de voordeur. Dat geldt voor mij, maar zeker voor Sigrid Kaag en Christianne van der Wal, en ook voor wetenschappers als Jaap van Dissel en Marion Koopmans. We mogen het parlementaire debat niet verder laten vervuilen.’

De kritiek dat het kabinet het recht niet heeft uit het debat weg te lopen, laat De Jonge van zich af glijden. ‘Ik vind dat de Kamer zélf veel eerder een streep had moeten trekken. Deze keer gebeurde dat gelukkig uiteindelijk wel, maar keer op keer is dat nagelaten. Het is in de Kamer al zo vaak over de schreef gegaan. Door niet op te treden als dat wel moet, verwildert het debat. Ja, het is altijd een moeilijke afweging of je een grens trekt of de provocatie negeert. Het allerlaatste wat het verdorven gedachtegoed van Baudet nodig heeft, is een podium waardoor het meer aandacht krijgt. Maar net zo waar is dat onkruid voortwoekert als je het niet uittrekt.’

Zelf wordt De Jonge minder bedreigd, nu hij niet meer de coronaminister is. Maar afwezig zijn de bedreigingen en scheldpartijen nooit. Op de vraag of het knaagt aan het veiligheidsgevoel van hemzelf en de mensen om hem heen, zegt hij: ‘Ja, dat doet het natuurlijk. En tóch mag angst niet onder je huid kruipen, waardoor je dingen niet meer zegt of doet.’

Loodzwaar
Bijna negen maanden geleden verruilde De Jonge zijn ministerschap van Volksgezondheid voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Het is geen geheim dat de CDA’er graag was doorgegaan op Volksgezondheid, maar zijn partij vond het genoeg geweest met die grote verantwoordelijkheid in coronatijd. ‘Het was loodzwaar, dat ga ik niet verbloemen. Maar onder de streep was het heel mooi als minister van Volksgezondheid van betekenis te kunnen zijn voor mensen. Ik geniet ook ontzettend van de plek die ik nu heb, omdat ook dit thema direct met het leven van mensen te maken heeft. De grote zorgen over de woningnood en de betaalbaarheid van huizen raken mensen in hun gevoel van bestaanszekerheid.’

Stelt u zich eens voor dat u op dit moment twintig jaar jonger bent, en op zoek naar een huis. Hoe zou u zich voelen?

‘Het is natuurlijk écht een grote zorg dat er veel te weinig betaalbare woningen zijn. Met de gestegen rente is het ook nog eens moeilijker een hypotheek te krijgen, en mensen moeten ook veel te lang wachten op een sociale huurwoning. De zorgen voor starters zijn gewoon groot. Wel zie ik de woningmarkt nu wat afkoelen. Door de stijgende rente kunnen mensen minder bieden en dus ook minder óverbieden. Maar ondanks die afkoeling blijft het woningtekort bestaan.’

Maar wat heeft u jongeren concreet te bieden?

‘Het beste voor álle groepen is voldoende bouwen. Dat is de enige echte oplossing. Daarmee demp je de schaarste en wordt wonen dus beter betaalbaar.’

Meer bouwen is al jaren het doel.

‘Er is jarenlang juist veel te weinig gebouwd, ook omdat er een heilig geloof was dat de markt van vraag en aanbod vanzelf wel in evenwicht zou komen. Dat gebeurde niet. Veel gemeenten hebben te weinig aan sociale woningbouw gedaan, deels omdat woningcorporaties te weinig konden investeren, maar ook omdat gemeenten dit liever aan hun buurgemeenten overlieten. De afgelopen jaren was meer dan de helft van de opgeleverde woningen niet te betalen voor mensen met een gewoon inkomen. Mijn taak is daarom de regie rond volkshuisvesting te herpakken. We maken inzichtelijk hoeveel er gebouwd moet worden tot en met 2030: 900.000 huizen, waarvan twee derde betaalbaar moet zijn. We hebben het dan over maximaal 1000 euro huur, of een koopprijs onder de 355.000 euro (de huidige grens van de Nationale Hypotheek Garantie, red.).’

Met provincies en gemeenten worden nu afspraken gemaakt, en begin volgend jaar wil De Jonge duidelijk hebben waar de nieuwe woningen komen te staan en voor wie ze zijn bedoeld. ‘Die duidelijkheid geeft de bouwsector een impuls flink te industrialiseren, waardoor huizen straks voor een belangrijk deel in de fabriek kunnen worden gebouwd. Dat is belangrijk vanwege de efficiëntie en de krappe arbeidsmarkt, maar ook omdat dit duurzamer is.’

Intussen neemt de bevolkingsomvang flink toe: de afgelopen tien jaar is het inwonertal van Nederland met één miljoen mensen gegroeid. Valt die aanwas wel te huisvesten?

‘Demografie krijgt te weinig aandacht in Den Haag, terwijl er op dat gebied twee belangrijke ontwikkelingen zijn. De eerste is de vergrijzing, en die gaat hard. In 2040 is het aantal 80-plussers verdubbeld, en is het aantal 90-plussers zelfs verdrievoudigd. Dat gaat veel invloed hebben op onder meer de zorg en de volkshuisvesting.

Naast de vergrijzing groeit de bevolking hard, vooral door migratie. Het migratiesaldo is té hoog. We zullen daar meer grip op moeten krijgen. Een jaarlijkse groei met – zoals nu – meer dan 100.000 inwoners kunnen we ons echt niet veroorloven; dan gaan we naar 20,7 miljoen inwoners in 2050. Het is moeilijk voorstelbaar dat we met meer dan 20 miljoen mensen op dit kleine stukje aarde kunnen wonen. Als minister voor Ruimtelijke Ordening zie ik dat de claims op ruimte enorm zijn: voor natuur, voor de transitie van de landbouw, voor de energietransitie, en voor wonen en werken.’

Wordt migratie te veel gezien als een natuurverschijnsel?

‘Ja. We leggen onszelf uit dat we het migratiesaldo niet kunnen beïnvloeden, omdat we ons moeten houden aan internationale verdragen. Maar dat is niet het hele verhaal; er zijn landen om ons heen die het echt beter doen. Je kunt niet schouderophalend voorbijgaan aan een groei die in potentie disruptief (ontwrichtend, red.) is voor alles wat we belangrijk vinden. Ik vind het fascinerend dat we bezig zijn met stikstof- en CO2-doelen tot 2050, en met hoe natuurgebieden er dan uit moeten zien.

Maar met hoeveel mensen leven we dan in Nederland? We doen alsof dat ons overkomt en we er niets aan kunnen doen. Alsof bevolkingsgroei geen impact heeft op diezelfde natuur, of op de manier waarop we wonen. Ik denk dat middenpartijen lang om dat thema heen zijn gelopen, omdat we het op een gegeven moment een rechts thema zijn gaan vinden. Dat is het niet.’

Dus zegt u: jullie hebben mij gevraagd als woonminister, maar als wij dat migratiesaldo niet onder controle krijgen, kan ik niet iedereen huisvesten?

‘Dat is een kwestie van rekenen. We groeien op dit moment met een stad als Zoetermeer per jaar. Iedereen die kan rekenen, weet dat we ons dat niet kunnen veroorloven. Er zal altijd migratie zijn en dat is ook nodig, maar je ziet nu dat we de spankracht van de samenleving overvragen.’

Wat betekent méér grip?

‘De grootste factor binnen migratie is arbeidsmigratie, vooral uit Oost-Europa. We zullen veel nadrukkelijker moeten kijken in welke beroepen we daadwerkelijk personeelstekorten hebben, en op welke terreinen we selectiever moeten zijn. Dus moet er rond migratie een ‘beleidsmatig richtgetal’ komen; dat is ook afgesproken in het regeerakkoord.

We moeten doordenken welke implicaties de vergrijzing en bevolkingsgroei hebben op de volkshuisvesting. Daarvoor hebben we een staatscommissie aan het werk gezet; daar verwachten we volgend jaar de uitkomsten van. Verder willen we komen tot een fundamentele herziening van ons asielbeleid; dat is in het regeerakkoord afgesproken. Dat is niet gemakkelijk, ook gezien de samenstelling van de coalitie. Maar we moeten er niet langer met een boog omheen lopen. Met mijn collega’s Eric van der Burg (Asiel) en Karien van Gennip (Sociale Zaken) ben ik hiermee bezig.’

Welk getal kunnen we aan?

‘Heel veel minder dan het migratiesaldo van nu.’

25.000 per jaar? Of nog minder?

‘Ik ga geen getal noemen; dat zullen we met elkaar moeten formuleren. We moeten een veel lager migratiesaldo als richtgetal afspreken. We kunnen het ons als land niet veroorloven geen grip te hebben op migratie. Juist omdat we draagvlak willen houden voor migratie, moeten we er grip op krijgen.’

Er wordt veel geld uitgetrokken voor flexwoningen voor asielzoekers. Snapt u dat mensen denken: zo’n woning wil ik ook wel hebben?

‘Als je al jaren op de wachtlijst voor een huis staat, is het begrijpelijk dat je zegt: hallo, wanneer kom ik aan de beurt? De afgelopen tien jaar zijn er te weinig sociale huurwoningen gebouwd. Dat kun je statushouders die op huisvesting wachten, niet verwijten. Die zijn gevlucht en mogen hier blijven.

De snelste manier om sociale huurwoningen neer te zetten, is door flexwoningen te bouwen. Dat doen we natuurlijk niet alleen voor statushouders, maar zeker ook voor andere spoedzoekers. Er worden 900.000 nieuwbouwwoningen gebouwd tot en met 2030; 250.000 daarvan zijn sociale huurwoningen. Door het afschaffen van de verhuurderheffing kunnen woningcorporaties ook meer investeren in nieuwbouw.

Elke gemeente moet haar aandeel leveren, als het om sociale woningbouw gaat. Dat betekent dus dat we die 250.000 sociale huurwoningen met name gaan neerzetten in gemeenten die daar tot nu toe te weinig aan deden. Eerlijk delen helpt echt! Zo voorkom je ook dat je op andere plekken  de spankracht van de samenleving overvraagt.’

U heeft ook plannen voor de koopmarkt van bestaande huizen. U wilt gemeenten de mogelijkheid geven voor goedkopere huizen een huisvestingsvergunning te verplichten, zodat alleen mensen met een bepaald inkomen, specifiek beroep of lokale binding er mogen wonen. Daarover bestaan aarzelingen, ook binnen de coalitie.

‘Volkshuisvesting is zoveel méér dan stenen stapelen en wijken uit de grond stampen. Het gaat om het bouwen van gemeenschappen. In grote steden zien we dat de leraar, agent en verpleegkundige nauwelijks een huis kunnen kopen of huren. Dat is problematisch, want dan gaan ze er misschien ook niet meer werken. Daarom wil ik dat gemeenten meer woningen beschikbaar kunnen stellen voor specifieke beroepsgroepen.

Een ander vraagstuk – maar met dezelfde oplossing – speelt op het platteland. Daar zie je dat betaalbare woningen worden gekocht door mensen uit de Randstad. De starters en ouderen uit het eigen dorp worden overboden. Ook dat zullen we moeten reguleren, zeker zolang we schaarste op de woningmarkt hebben. Gemeenten moeten daarom de helft van de woningen kunnen bestemmen voor specifieke beroeps- of inkomensgroepen, of juist voor de eigen inwoners. Dat gaat wat mij betreft ook gelden voor de koopmarkt tot de NHG-grens. Ja, als een gemeente van die mogelijkheid gebruikmaakt, is dat een forse overheidsingreep. Maar het zijn ook ongekende tijden. Het tekort aan betaalbare woningen knaagt aan het gevoel van bestaanszekerheid van mensen. En dus moet de volkshuisvesting in ere worden hersteld. We moeten onze grondwettelijke opdracht serieus nemen, en daarom is forse regulering nodig.’

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.