CDA | Ogen sluiten voor consequenties pensioenamendement niet…

23 april 2025 2 minuten lezen

Ogen slui­ten voor con­se­quen­ties pen­si­oe­na­men­de­ment niet rea­lis­tisch

De Tweede Kamer debatteerde 23 april over de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel. Tijdens het debat kwam ook het veelbesproken pensioenamendement aan de orde. Voor Kamerlid Inge van Dijk is de kernvraag of dit amendement de echte zorgen van gepensioneerden over zekerheid en koopkracht oplost.

Het wetsvoorstel dat voorlag tijdens het debat ging over de verlening van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel met één jaar tot 1 januari 2028. Dat lijkt het CDA verstandig. De eerste stap in de transitieplannen is gezet, het leidt niet tot uitstelgedrag en het voorkomt een piekbelasting bij pensioenfondsen en toezichthouders.

Het amendement over bezwaarrecht roept vier zorgen op bij het CDA.

In de eerste plaats de kwaliteit van wetgeving. Bij de behandeling van de Wet Toekomst Pensioenen is uitgebreid gesproken ook over individueel bezwaarrecht en een referendum. Dat de indieners het niet eens zijn met de uitkomst, betekent niet dat er een onzorgvuldig proces is doorlopen. Het zou volgens het CDA beter zijn geweest als de indieners een apart initaitiefwetsvoorstel hadden ingediend na overleg met de sociale partners en een consultatie.

In het verlengde daarvan rijst de vraag of we in politiek Nederland nog wel een stap naar de toekomst kunnen zetten, als we telkens terugkomen op genomen besluiten? De autonome positie voor sociale partners en het arbeidsvoorwaardenoverleg en de vertegenwoordigende democratie zoals Nederland die heeft, zijn slecht verenigbaar met individueel zeggenschap en referenda. Inge van Dijk vroeg de coalitiepartijen daarom hoe zij aankijken tegen het verengen van grote stelselwijzigingen tot een individuele keuze.

Daarnaast heeft het CDA zorgen over het karakter van het pensioenstelsel. Nederland is uniek en relatief goed voorbereid op de komende vergrijzing. Onze pensioenen zijn collectief en solidair en onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. Dat we gezamenlijk is staat zijn geweest om een grote stap te zetten om het stelsel toekomstbestendig te maken is een pluspunt.

De vierde zorg van de CDA-fractie bij het amendement is dat individuele beslissingen gevolgen hebben voor het collectief. Anderen beslissen voor jou. Bij individueel bezwaarrecht is het zo dat jouw beslissing gevolgen heeft voor anderen en dat de gevolgen pas duidelijk zijn als bekend is wie er gebruik van maken. En omdat je vooraf niet weet hoeveel mensen gebruik maken van het individueel bezwaarrecht, weet je ook niet wat de financiële gevolgen zijn van jouw keuze. En ook de mensen die geen gebuikt maken van het bezwaarrecht kunnen de negatieve gevolgen ondervinden van de keuze van anderen.

De kernvraag is of we met dit amendement de echte zorgen van gepensioneerden over zekerheid en koopkracht oplossen en of het bezwaarrecht daarbij helpt. Inge van Dijk: "Ik zal maar gewoon heel eerlijk zijn. Dit amendement is voor het CDA een pijnlijke om nee tegen te zeggen. Omdat hij enerzijds gehoor geeft aan een aspect wat wij heel belangrijk vinden, namelijk mensen en hun zorgen serieus nemen versus wat we zien wat dit voorstel voor grote consequenties heeft. Een dictum d [advies Raad van State red.] ligt er niet zomaar. Daar onze ogen voor sluiten is niet realistisch."

Verbetervoorstellen

Dat neemt niet weg dat het CDA een aantal punten ziet waar snel verbetering in aangebracht kan en moet worden. In de eerste plaats in inzicht in wat de veranderingen betekenen voor specifieke situaties nodig. Van Dijk stelt daarom voor dat werkgevers financieel pensioenadvies verzorgen, vrijgesteld van loonbelasting. Daarnaast is het logisch om het zwaartepunt bij de inrichting van de pensioenregeling bij werkenden en gepensioneerden te leggen. Verder vroeg het Kamerlid van het CDA om de "additionele instrumenten" om te sturen op koopkracht waar de minister onderzoek naar doet binnen een maand naar de Tweede Kamer te sturen zodat het inhoudelijke debat ook snel gevoerd kan worden. Ook wilde Inge van Dijk weten welke concrete initiatieven de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid neemt om ervoor te zorgen dat pensioenfondsen gepensioneerden goed meenemen in de transitie.

Lees hier Inge's hele debatinbreng

Voorzitter,

Vandaag behandelen we het wetsvoorstel dat de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel regelt. Verlenging met één jaar tot 1 januari 2028. De minister had dit toegezegd aan de Eerste Kamer bij de behandeling van de Wet Toekomst Pensioenen.

De WTP is bijna twee jaar geleden in werking getreden. De eerste fase van het opstellen van de transitieplannen door sociale partners is afgerond en binnenkort moeten pensioenfondsen ook hun implementatieplannen afgerond hebben.

Inmiddels ligt er een advies van de regeringscommissaris transitie pensioenen, om de uiterste indieningsdatum voor het implementatie- en communicatieplan te dynamiseren.
Vanaf de gewenste transitiedatum van het pensioenfonds wordt teruggerekend met twaalf maanden voor de uiterste deadline voor deze plannen.

Dat lijkt verstandig, nu de eerste stap van de transitieplannen is genomen – het leidt niet tot uitstelgedrag bij de onderhandelingen - en tegelijkertijd wordt de uiterste transitiedatum met een jaar verlengd. Dit geeft pensioenfondsen en toezichthouders meer ruimte de werkzaamheden te spreiden en voorkomt een “piekbelasting”.

De minister kiest ervoor om niet de datum in de wet te veranderen, maar het bij AMvB te regelen. De Raad van State adviseert dat juist niet te doen. Kan de minister nog eens uiteenzetten waarom we nu niet kunnen beslissen de uiterste transitiedatum op 1 januari 2028 te stellen? We zijn inmiddels alweer twee jaar verder sinds de behandeling in de Eerste Kamer en de invoering geeft nu toch geen aanleiding tot verder uitstel. Of ziet hij dat anders? Want als dat zo is, laten we het dan in één keer goed doen.

Voorzitter, Normaal gesproken zou nu mijn inbreng klaar zijn.

Inmiddels ligt er een amendement dat zover buiten de inhoud van het wetsvoorstel ligt dat de considerans aangepast moet worden.
Ik heb daarover op vier punten zorgen en vragen.

Maar eerst wil ik iets zeggen over de beweegredenen van de indiener, los van de inhoudelijke argumentatie.

De doelen van de Wet Toekomst pensioenen zijn om het pensioenstelsel transparanter en persoonlijker te maken en directer perspectief te bieden op verhoging, met behoud van de collectieve en solidaire elementen.

Met de nieuwe WTP zijn meer mensen zich bewust van het aanvullend pensioen. Hoe dat tot stand komt en hoe het in elkaar zit. Met name natuurlijk gepensioneerden en bijna gepensioneerden. Zij zijn bezorgd over het nieuwe pensioen. Veranderingen in pensioen raken immers direct aan hun bestaanszekerheid. Dus het is ook heel logisch dat zij zich druk maken hierover.

En artikelen over spanningen op de beurs in Amerika, versterken dit.

Een deel van de mensen voelt zich niet gehoord bij de besluitvorming over hun pensioen. De WTP heeft hier een aantal waarborgen voor georganiseerd waaronder het hoorrecht en versterking van de interne governance. Echter, de bekendheid van het hoorrecht onder gewezen deelnemers en gepensioneerden is beperkt, zo blijkt uit de peiling van Ipsos en het survey zoals uitgevoerd door Ernst en Young. Daar komt bij dat de deelnemers en/of hoorrechtverenigingen die het hoorrecht hebben uitgeoefend, wisselend tevreden zijn over de uitvoering van het hoorrecht.

Voorzitter, We spreken overheidsuitvoerders aan op de menselijke maat. We trekken het ons aan als politiek dat mensen zich niet erkend en herkend voelen. En ook sociale partners en pensioenfondsen moeten deze verantwoordelijkheid intrinsiek voelen om mensen mee te nemen in deze grote veranderingen. Ik ben zelf erg teleurgesteld dat het hoorrecht in teveel gevallen niet goed van de grond is gekomen. Ik heb de afgelopen drie debatten hier iedere keer aandacht voor gevraagd. En het zal best allemaal zijn oorzaken en redenen hebben. En het is inmiddels een gepasseerd station. Maar ook deze minister heeft hier niet actief genoeg op geacteerd.

De minister schrijft in zijn brief dat hij zich wil inzetten om het vertrouwen in het pensioenstelsel te herstellen. Maar ik lees geen enkel concreet voorstel. Daarover later meer en we zullen zelf ook met een paar voorstellen komen.

En kom als minister alsjeblieft niet aanzetten met allerlei extra formele communicatie -en informatieverplichtingen. Dat leidt tot dikke brieven die mensen heel lastig te lezen vinden wat in sommige gevallen onzekerheid juist groter maakt. De AFM zou wat mij betreft minder op de formele eisen aan communicatie moeten focussen en meer op de materiele, met vrijheid in vorm en óók inhoud en beter aangesloten bij de lezer. Meer aandacht voor het hoe je de boodschap overbrengt waarbij inhoudelijk correct vanzelfsprekend is.

Dan mijn zorgen over het amendement.

De eerste is simpel gezegd de kwaliteit van wetgeving.

1) De behandeling van de WTP is, ondanks dat tegenstanders anders beweren, een van de meest zorgvuldige geweest in de parlementaire geschiedenis. En in die behandeling is ook uitgebreid gesproken over individueel bezwaarrecht en een referendum.

Het ergens mee oneens zijn, wil niet zeggen dat er een onzorgvuldig proces met elkaar is doorlopen.

2) Vervolgens komt er een dictum d van de Raad van State en dat nemen we serieus. Het verbaast me eerlijk gezegd dat NSC dit alleen serieus lijkt te nemen als het hun uitkomt. Terwijl dit de partij is die altijd zegt op te komen voor de rechtsstaat en behoorlijk bestuur.
En inderdaad, goed bestuur is ook zorgen van inwoners serieus nemen. Die van de gepensioneerde nu en van morgen maar ook de zorgen van de gepensioneerde van de toekomst. Die je logischerwijs nu niet hoort maar waar we wel degelijke verantwoordelijk voor zijn.

3) Het zou beter zijn geweest als voor een dergelijke ingrijpende wijziging een initiatiefwetsvoorstel was ingediend. Met consultatie en overleg met sociale partners. Ook de heer van Hijum zegt dat niet de zorgvuldige procedure doorlopen is waardoor er nog veel onduidelijk is wat tot grote problemen kan leiden.

Onze tweede zorg is breder maar wel in het verlengde van het vorige punt. Kunnen we in politiek Nederland nog wel een stap naar de toekomst zetten?

Als we telkens weer terugkomen op gemaakte besluiten. Ik begon met draagvlak en mensen meenemen in waarom we besluiten nemen. Maar we kennen ook een representatieve democratie én een autonome positie voor sociale partners en arbeidsvoorwaardenoverleg. Beiden zijn slecht verenigbaar met individuele zeggenschap en referenda.

Hoe moet ik het zien als coalities zelfs grote stelselwijzigingen, verengen tot een individuele vrije keuze? En dat zeg ik niet tegen NSC, maar vooral tegen het collectief van NSC, BBB, PVV en ja ook VVD. We hadden hier vandaag niet zo tegenover elkaar hoeven staan als jullie vier dit netjes in een hoofdlijnenakkoord geregeld hadden. Het CDA wil constructief zijn in de samenwerking maar hoe rijmt elkaar 25 uur de tent uitvechten over een paar miljard in de voorjaarsnota met niet keihard het gevecht met elkaar aangaan over 1500 miljard en de grootste stelselhervorming in decennia voor onze gepensioneerden en werknemers? Dan waren gewenste wijzigingen netjes in overleg met de polder in wetten geland, wat recht doet aan het belang van dit onderwerp. Ons pensioen, dat fundamenteel is in een vergrijzende samenleving. Ons pensioen, dat ons land een voorsprong geeft omdat we ons pensioen wél goed voor elkaar hebben in tegenstelling tot andere Europese landen. De WRR wees ons hier nog eens op.

Daar vecht je als coalitie voor met elkaar. Ongeacht de uitkomst.

De derde zorg betreft het karakter van ons pensioenstelsel. We zijn dus als Nederland uniek en relatief goed voorbereid op de komende vergrijzing: met een welvaartsvast basispensioen AOW en een aanvullend kapitaalgedekt arbeidspensioen dat door sociale partners wordt geregeld. Onze pensioenen zijn collectief en solidair en onderdeel van de arbeidsvoorwaarden. Het is een asset van ons land dat we, hoe moeilijk dat proces ook was, in staat zijn gebleken om hier gezamenlijk een grote stap te zetten om dit toekomstbestendig te maken. Wat mij betreft een goed voorbeeld van het Rijnlands model.

De vierde zorg van de CDA-fractie bij dit voorstel is dat een individuele beslissing effect heeft op het collectief. Anderen beslissen in feite voor jou.

De brief van de minister was hier vrij duidelijk over, maar ook Raad van State, DNB en Stichting van de Arbeid. Bij individueel bezwaarrecht is het zo dat jouw beslissing gevolgen heeft voor anderen en dat de gevolgen pas duidelijk zijn als bekend is wie er gebruik van maken. En omdat je vooraf niet weet hoeveel mensen gebruik maken van het individueel bezwaarrecht, weet je ook niet wat de financiële gevolgen zijn van jouw keuze. En ook de mensen die geen gebuikt maken van het bezwaarrecht kunnen de negatieve gevolgen ondervinden van de keuze van anderen.

Het lijkt nu alsof bezwaar maken tegen “invaren” in het nieuwe stelsel betekent dat alles blijft zoals het is. Maar dat is toch niet het geval? De bestaande regeling zal toch worden gesloten: geen premie-inkomsten meer en aanpassen van het beleggingsbeleid, dat steeds defensiever wordt naarmate de deelnemers die achterblijven ouder worden? En, het FTK gaat dan toch gelden? Dat betekent eerst buffers opbouwen voor we kunnen indexeren, waar we juist vanaf wilden. Het perspectief op verhogen van het pensioen zal in de meeste gevallen waarschijnlijk verminderen ten opzichte van wel invaren, zo schrijft de minister. Klopt dit?

Dus feitelijk is deze keuzemogelijkheid een keuze voor nog meer onzekerheid als ik doorredeneer. Vast niet de bedoeling van de indieners maar daar lijkt het nu wel op uit te draaien.

Voorzitter,

Bij de behandeling van de WTP heeft mijn collega Palland een motie ingediend om in de transitie een aantal belangrijke randvoorwaarden specifiek te monitoren. Ze noemde ondermeer: zo stabiel mogelijke uitkering, evenwichtige overstap voor alle generaties én zoveel mogelijk meenemen van de bestaande pensioenen naar het nieuwe contract. Een motie overigens die met algemene stemmen is aangenomen.

Monitoren kan er toe leiden dat er op punten bijgestuurd moet worden. Dat sluit ik zeker niet uit.

De kernvraag is of we met dit amendement de echte zorgen van gepensioneerden oplossen, die over zekerheid en koopkracht. En helpt bezwaarrecht daarbij? Zoals de Koepel van Gepensioneerden schrijft: “Ik ben meer gebaat bij maatregelen die mijn pensioen koopkrachtiger maken dan bij ja of nee mogen zeggen tegen iets wat ik moeilijk kan doorgronden.”.

De WTP is ingevoerd en aan ons nu om de transitie goed te volgen en waar mogelijk verbetervoorstellen te doen.

Voorzitter,

Ik zou graag zien dat we op een aantal punten snel stappen gaan zetten.

In de eerste plaats over inzicht en inspraak: om mensen beter mee te nemen:

  • Inzicht: in wat de verandering betekent in mijn specifieke situatie? Financieel advies is dan relevant. Vooral voor bijna gepensioneerden en gepensioneerden. Ons voorstel is om financieel pensioenadvies verzorgd via de werkgever vrij te stellen van loonbelasting. Het volgt immers uit de arbeidsvoorwaarde pensioen. Kan de minister hier een reactie op geven.
  • Inspraak: nu we naar een premieregeling gaan, waar de werkgever alleen een premie toezegt in het arbeidsvoorwaardenoverleg, en het risico expliciet bij de werkenden en gepensioneerden komt te liggen, is het logisch dat het zwaartepunt bij de inrichting van de pensioenregeling ook bij werkenden en gepensioneerden komt te liggen. Dat betekent een andere governance na de transitie. Mijn collega Palland heeft in december 2022 in een motie gevraagd om varianten hiervoor te onderzoeken. Kan de minister ons aangeven wanneer we deze varianten tegenmoet kunnen zien?

Op het derde punt koopkracht staan onder ander in de nota van de NSC op dit punt interessante voorstellen.
Als het goed is onderzoekt de minister nu al of er “additionele instrumenten denkbaar en uitvoerbaar zijn om te sturen op koopkracht”. Gelet op de discussie vandaag zou ik verwachten dat de minister hier met spoed tot voorstellen komt. Kunnen we deze voor het meidebat over pensioenen tegenmoet zien zodat we er ook snel inhoudelijk met elkaar over kunnen spreken is mijn vraag aan de minister.

En misschien een nobrainer maar ook hier is verbetering mogelijk, namelijk het goed meenemen van gepensioneerden door pensioenfondsen. Welke concrete initiatieven neemt de minister op dat punt?

Tot slot

Wil ik het nog hebben over het dilemma waar ik mee moet dealen vanuit de verantwoordelijkheid van volksvertegenwoordiger; én over minister zijn in een kabinet.

Ik zal maar gewoon heel eerlijk zijn. Dit amendement is voor het CDA een pijnlijke om nee tegen te zeggen. Omdat hij enerzijds gehoor geeft aan een aspect wat wij heel belangrijk vinden, namelijk mensen en hun zorgen serieus nemen versus wat we zien wat dit voorstel voor grote consequenties heeft. Een dictum d ligt er niet zomaar. Daar onze ogen voor sluiten is niet realistisch.

Dit dilemma zagen we ook bij de minister. De afgelopen maanden hoopte ik dan ook op een oplossing vanuit de minister, die, zowel recht deed aan de zorgen van mensen als aan de bezwaren tegen het amendement. Of, op een duidelijke afwijzing en dus een stevig ontraden van deze minister. Maar hij doet beide niet. Hij zegt geen ja en hij zegt geen nee.

En ook ministers kunnen worstelen met dilemma’s. Maar je hebt als minister ook een andere rol dan een volksvertegenwoordiger. Een minister die niet kiest, niet het lef heeft een fatsoenlijke appreciatie over zo'n ingrijpend amendement te geven, moet bij zichzelf te rade gaan, omdat het ten koste gaan van zijn geloofwaardigheid.

Tot zover voorzitter.

Lees
ver­der