12 november 2020

CDA heeft veel vragen bij opkoopregeling veehouderijen

CDA Overijssel plaatst de nodige vraagtekens bij de door het kabinet ingestelde regeling voor het gericht opkopen van veehouderijen nabij kwetsbare natuur (Natura 2000). De voorwaarde dat een verkopende veehouder niet elders opnieuw mag beginnen wordt gezien als een onnodige belemmering. Dit kan een reden zijn niet aan gewenste uitkoop mee te doen. Elders en bedrijf overnemen leidt niet tot meer stikstof.

Het is ook nog onduidelijk hoeveel veehouderijen voldoen aan de criteria van de opkoopregeling die ervoor moet zorgen dat in 2030 minimaal de helft van de kwetsbare natuurgebieden op een gezond stikstofniveau zit.

Vanuit de sector zelf is kritiek geuit dat de hiervoor landelijk beschikbare 350 miljoen euro beter besteed kan worden aan emissiereductie op grote schaal dan op het opkopen van een beperkt aantal agrarische bedrijven. Er is in eerste instantie landelijk 100 miljoen euro beschikbaar. Het maximale budget voor Overijssel is 3 miljoen euro, waarmee hooguit twee tot drie bedrijven kunnen worden opgekocht in deze provincie.

Het CDA-Statenlid Jeroen Piksen zit met de nodige vragen over de opkoopregeling. Zo wil hij van Gedeputeerde Staten te weten komen of de provincie veehouders gaat benaderen voor deelname aan de opkoopregeling, al dan niet in samenwerking met de Overijsselse gemeenten. ‘Die hebben daar soms ook belang bij, bijvoorbeeld omdat ze woningen willen bouwen op de plek van een veehouderij’, aldus Piksen. ‘Te allen tijde moet vrijwilligheid voorop staan.’

Het gaat om de volgende vragen aan Gedeputeerde Staten: 

  1. Zijn de provincies in IPO-verband betrokken geweest bij de opstelling van deze regeling, en zo ja, wat is hierbij de inzet van GS geweest?
  2. Wat betekent in dit verband de term ‘een gezond stikstofniveau’ van N200-gebieden?
  3. Hoeveel bedrijven kunnen naar shatting opgekocht worden met de toebedeelde middelen, geschat op maximaal 3 miljoen euro?
  4. Wat betekent de in de regeling vermelde opmerking dat ‘de inzet van alle sectoren’ wordt gevraagd?
  5. Hoeveel Overijsselse agrarische bedrijven voldoen aan de opkoopcriteria?
  6. Voor hoeveel Overijsselse PAS-melders kan de opkoopregeling naar schatting een oplossing bieden?
  7. Deelname aan de regeling is geheel vrijwillig. Welke situatie ontstaat er als in bepaalde gebieden geen belangstelling voor de regeling bestaat?
  8. Zal de provincie, gezien het vrijwillige karakter van de regeling zelf opkoopinitiatieven ondernemen?
  9. Wordt door GS samenwerking met gemeentes gezocht voor wat betreft uitvoering van en communicatie over de regeling? Wordt hierbij ook de mogelijkheid betrokken dat gemeenten financieel bijdragen aan de regeling, met het oog op andere lokale economische belangen, zoals woningbouw?
  10. Een aankoop moet zodanig geregeld worden dat met de verkoper wordt vastgelegd dat die niet elders in Nederland een veehouderij zal vestigen of overnemen, ook niet via deelnemingen etcetera. Ons inziens zal dit deelname aan de regeling onnodig belemmeren. Wij vragen GS deze zorg kenbaar te maken bij de minister, zodat mogelijk bij de tweede tranche van middelen deze voorwaarde verdwijnt.
  11. Een van de voorwaarden is dat de verkoper anderszins medewerking zal verlenen aan het realiseren van een blijvende vermindering van de stikstofemissie vanaf de vestiging. Kan GS hier een toelichting op geven?
  12. Vanuit de sector is de kritiek geuit dat geld effectiever ingezet kan worden door bij meer bedrijven te investeren in emissiereductie dan een beperkt aantal bedrijven op te kopen en te slopen, terwijl dar geen directe stikstofwinst wordt behaald. Deelt GS deze kritiek?

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.