Over de gezondheidszorg in Nederland gaan er vaak twee zeer tegenstrijdige verhalen in de rondte. In het ene verhaal is de zorg in Nederland van wereldniveau, waarbij we op alle internationaal vergelijkende lijstjes bovenaan staan. Volgens het andere verhaal verschraalt de zorg door ongebreidelde marktwerking en koersen we af op een ramp als het hele stelsel niet snel volledig wordt omgegooid. De nuance lijkt in deze tweestrijd vaak zoek. Aan de ene kant kan een grote stelselwijziging jarenlange onrust veroorzaken terwijl de uitkomsten ervan op zijn best ongewis zijn en er vele miljarden aan uitgegeven moet worden. Dat betekent echter niet dat er niet veel te verbeteren valt. Aan de andere kant zijn namelijk de grote zorgen die veel mensen hebben over hoe we de zorg georganiseerd hebben, heel terecht.

Uitganspunten van goede zorg

Waar hoort het in de zorg om te gaan? Zorg en aandacht voor de medemens, zeker als hij in nood verkeert, is een eerste opgave in de intermenselijke verhoudingen. Van oudsher ondersteunen en verzorgen mensen elkaar in familieverband, niet zelden aangevuld met hulp uit de directe eigen omgeving. De onderlinge zorg van mensen voor elkaar, van ouders voor hun kinderen, kinderen voor hun ouders, buren voor elkaar en vrijwilligers voor de ander, vervult een geheel eigen, onvervangbare rol in ons zorgbestel. Daarbovenop heeft de overheid een – Grondwettelijk  en internationaalrechtelijk  vastgelegde – inspanningsverplichting  om de toegankelijkheid van noodzakelijke zorg voor iedere burger te garanderen. Daarbij moet bedacht worden dat zeker bij zwaardere beperkingen zoals gevorderde dementie, ernstige handicaps en niet aangeboren hersenletsel na hersenbloedingen de zorg zo zwaar is, dat professionele hulp van buiten het gezin noodzakelijk is. Tegen die achtergrond moeten we de organisatie van de gezondheidszorg zien: toegang van noodzakelijke zorg voor iedere burger zo veel mogelijk garanderen. Daarmee liggen de twee belangrijkste uitgangspunten bij de manier waarop we de zorg organiseren op tafel: toegankelijkheid en solidariteit. 

Terechte zorgen over het zorgstelsel

Toegankelijkheid van zorg en solidariteit tussen gezond en ziek, rijk en arm, jong en oud  behoren de basis te zijn waar ons zorgstelsel op is gebouwd. De vraag dringt zich echter op of ons huidige zorgstelsel nog voldoende solidair is en of die solidariteit door de huidige ontwikkelingen in de nabije toekomst zal versterken of verzwakken. Door de stijging en de stapeling van het eigen risico en eigen bijdragen en het afschaffen van enkele compenserende regelingen voor chronisch zieken en gehandicapten dreigen zorg en ondersteuning voor veel Nederlanders met een modaal of net onder modaal inkomen steeds moeilijker betaalbaar te worden.  Er bestaat ook steeds meer onduidelijkheid en onbegrip over welke zorg wel of niet wordt vergoed, en zo ja, hoe en waar deze zorg dan aangevraagd kan worden. Die onzekerheid wordt versterkt door de grote zorghervormingen van de laatste jaren, die in een te hoog tempo en met te veel bezuinigingen zijn uitgevoerd met als schrijnend gevolg dat bijvoorbeeld voor veel ouderen geen passende plek meer in verpleeghuizen te vinden is terwijl de zorg in en nabij huis niet op orde is.

Zorgbehoevenden dreigen hierdoor steeds vaker tussen wal en schip te komen met hun zorgvraag. Het stelsel lijkt daarnaast een aantal onwenselijke tendensen te bevorderen, zoals schaalvergroting bij verzekeraars en (sommige) zorgaanbieders en het bijbehorende verlies van gevoel van eigenaarschap en verantwoordelijkheidsbesef. Zeker in regio’s buiten de grote steden leidt de schaalvergroting steeds vaker tot verschraling van zorg, wat onder andere blijkt uit de tendens dat steeds vaker spoedeisende hulpposten in streekziekenhuis moeten sluiten. Mede hierdoor dreigt ook voor veel mensen zorg dichtbij huis minder vanzelfsprekend te worden. Als we hier niets tegen doen, dan zullen in de toekomst steeds vaker mensen tot wel 45 minuten moeten rijden voor spoedeisende zorg.  Het systeem staat ten slotte zelf ook onder druk door een afkalvend maatschappelijk draagvlak. Zo lijken met name zorgverzekeraars zich vaak onvoldoende als maatschappelijke organisaties te gedragen, terwijl dit bij de stelselherziening van 2006 juist als een belangrijk uitgangspunt werd gezien. 

Terechte zorgen verdienen een eerlijke discussie

Terechte zorgen verdienen een eerlijke discussie over hoe we die zorgen kunnen aanpakken. Het is namelijk wel degelijk waar dat marktwerking in de zorg in de afgelopen jaren veelal een doel op zich is geworden, met als resultaat dat de pijlers  van het stelsel toegankelijkheid en solidariteit steeds meer ondermijnd worden. Dat voedt de maatschappelijke onvrede over hoe we de zorg hebben georganiseerd.

Zo is het verplichte eigen risico binnen enkele jaren fors gestegen, waardoor de solidariteit tussen gezonden en zieken steeds meer uit het lood geslagen raakt. Bovendien zien we door deze stijging van de zorgkosten die mensen maken dat steeds vaker patiënten noodzakelijke zorg zijn gaan mijden, met als gevolg  dat de financiële toegankelijkheid van de zorg ernstig beperkt wordt.  Een tweede voorbeeld is dat zorgverzekeraars de afgelopen jaren steeds vaker budgetpolissen aanbieden. Het probleem van deze relatief spotgoedkope polissen is, dat juist mensen die weinig zorg gebruiken, vaak deze spotgoedkope polis nemen. Daardoor wordt de solidariteit, waarbij de gezonden meebetalen aan de behandeling van de zieken, verder ondergraven.  Een derde voorbeeld waar het de afgelopen jaren mis gaat, is dat het voor mensen die veel zorg gebruiken steeds lastiger wordt om een goede, passende zorgverzekering af te sluiten. Dat heeft er deels mee te maken dat het door diverse politieke besluiten voor zorgverzekeraars steeds aantrekkelijker wordt om bijvoorbeeld chronisch zieken, ouderen en mensen met een handicap juist buiten te houden als klant.

Ook zorgverleners hebben te maken met doorgeslagen marktwerking. Huisartsen bijvoorbeeld merken steeds vaker dat ze elkaar moeten beconcurreren in plaats van te mogen samenwerken. Hier zijn met “Het roer moet om” in de afgelopen jaren inmiddels wel goede stappen gezet, maar samenwerking binnen de eerstelijnszorg wordt nog steeds te veel belemmerd. Ook medisch-specialisten in bijvoorbeeld ziekenhuizen merken nog te vaak dat de zorgverzekeraar te veel op de stoel van de arts zit, wat vaak  leidt tot een enorme bureaucratie aan verantwoording. Apothekers merken tegelijk dat zij steeds vaker hun klanten een ander medicijn moeten aanbieden, omdat er medicijntekorten zijn ontstaan door fout handelen van de farmaceutische industrie of de tussenhandel.  

Dat het de komende jaren nog erger kan worden met marktwerking in de zorg, blijkt uit het feit dat als het aan minister Schippers ligt, het per 2018 mogelijk moet worden voor zorgverzekeraars om het geld dat burgers betalen aan zorgpremies, als winstuitkering aan aandeelhouders uit te keren. Het CDA heeft hier samen met SP en PvdA een wetsvoorstel voor ingediend om dit te voorkomen.

Het opvallende van de politieke maatregelen die minister Schippers afgelopen jaren heeft genomen in de zorg, is dat die vrijwel allemaal enkel en alleen als doel hadden om de kostengroei te matigen. Ook de Algemene Rekenkamer concludeerde onlangs al dat zorginhoudelijk qua beleid de laatste jaren nagenoeg niets bereikt is.  Wat ons daarnaast vooral ook opvalt, is dat de minister wel steeds meer financiële prikkels in het systeem heeft ingebouwd, maar dat de belangrijkste noodzakelijke voorwaarde daarvoor – namelijk dat de kwaliteit van zorg inzichtelijk en leidend voor de inkoop van zorg is – nog lang niet op orde is. De conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat voor deze minister (gereguleerde) marktwerking geen middel is om tot het doel van kwalitatief goede zorg te komen. Voor haar is marktwerking een doel op zich geworden. 

Minder marktwerking en meer samenwerking in de zorg

Voor het CDA geldt dat een pas op de plaats hoognodig is. De toegankelijkheid en de solidariteit van de zorg zijn namelijk te veel onder druk komen te staan in de afgelopen jaren. Wij zijn er tegelijk ook van overtuigd dat niemand erbij gebaat is om een nieuwe grootschalige stelselhervorming uit te voeren waarvan nog volstrekt ongewis is of dat verbeteringen met zich mee zal brengen. De gezondheidssector kan ook wat rust vanuit de politiek gebruiken. Hoe willen wij dan dat we binnen het huidige stelsel aan de terechte zorgen van mensen tegemoet kunnen treden? Het CDA wil minder marktwerking en meer samenwerking in de zorg, zodat we de pijlers van de gezondheidszorg - toegankelijkheid en solidariteit – weer kunnen verstevigen.

Dat doen we in eerste plaats door te investeren om het verplichte eigen risico fors te verlagen.  Daarmee maken we een begin van het herstel van de solidariteit tussen zieken en gezonden en vergroten we de financiële toegankelijkheid van de zorg. Vooral chronisch zieken, ouderen en mensen met een beperking zullen hiervan profiteren. Het is voor ons onbegrijpelijk dat de VVD en D66 niets aan het eigen risico willen doen, nu niet alleen patiënten en artsen, maar zelfs ook zorgverzekeraars aangeven dat zorg wordt gemeden vanwege de hoge kosten daarvan. Partijen die aangeven het eigen risico geheel te willen afschaffen, nemen daarentegen een te groot risico met de structurele financiële houdbaarheid van de zorg. Bovendien verhogen deze partijen de maandelijkse zorgpremie en/of de belastingen om dit te betalen. Een dergelijke belofte is zeker op de lange termijn simpelweg niet waar te maken. Daarom vinden wij dat het eigen risico een goed instrument blijft om de kosten op de lange termijn in de hand te houden, maar moet die wel fors verlaagd worden om zorgmijding tegen te gaan.

Bij toegankelijkheid van zorg gaat het er ook om dat goede zorg dichtbij huis beschikbaar is. Daarbij zien we vooral in de regio in de afgelopen jaren dat de acute zorg en de ziekenhuiszorg aan het verschralen zijn. Ambulances halen buiten de grote steden steeds minder vaak de normen voor aanrijtijden en spoedeisende hulpen worden steeds vaker ‘geconcentreerd’ in de grote steden. Die trend moeten we stoppen, omdat dit ook ten koste gaat van de leefbaarheid in de regio. Wij vinden het daarom zeer onwenselijk dat een groot aantal partijen in de CPB-doorrekeningen hebben opgenomen dat zij een derde van alle spoedeisende hulpposten willen sluiten

Minder marktwerking in de zorg betekent wat ons betreft ook dat er een verbod komt op winstuitkering door zorgverzekeraars. Zorggeld mag niet als winst uitgekeerd worden aan aandeelhouders. Daarom hebben we samen met enkele andere partijen een wetsvoorstel ingediend om te voorkomen dat dit vanaf 2018 kan gaan gebeuren.  In dit wetsvoorstel is expliciet benoemd dat het zorggeld wel teruggegeven mag worden aan de verzekerden, waardoor de zorgpremies niet duurder worden door dit verbod. Winstuitkeringen willen we de komende jaren ook verbieden voor zorginstellingen in de langdurige zorg en ziekenhuizen.

Wij willen daarnaast meer helderheid in de polissen die zorgverzekeraars aanbieden. Zorgverzekeraars concurreren nu vaak op een volstrekt niet-transparante wijze met elkaar door onbegrijpelijke polissen aan te bieden. Vaak denk je ergens voor verzekerd te zijn, maar blijkt achteraf in de kleine lettertjes dat dit toch niet het geval is. Wij willen daarom zorgverzekeraars verplichten om in ieder geval één overzichtelijke standaardpolis met gelijke voorwaarden als de andere verzekeraars aan te bieden. Dit vereenvoudigt de vergelijking en laat ruimte voor concurrentie op aanvullende verzekeringen waar burgers zelf voor kunnen kiezen. Daarnaast willen we dat er een einde komt aan de budgetpolis, omdat die de solidariteit in de zorg aantast.

Terechte zorgen over de zorg voor ouderen

Een ander voorbeeld van de terechte zorgen over de zorg is de vraag die in het verkiezingsspotje door het kind aan zijn ouders gesteld werd: Waarom mag oma nog maar twee keer per week douchen? Waarom stelt dit kind deze vraag? Waar komt deze vraag vandaan en waarom kunnen de ouders dit niet uitleggen? Dit voorbeeld van het douchen in verpleeghuizen is symbool komen te staan voor hoe door veel mensen tegen de ouderenzorg wordt aangekeken. Als je sommige politieke partijen moet geloven, dan zijn verpleeghuizen nog enkel en alleen sterfhuizen geworden waarin geen enkele aandacht voor onze ouderen meer mogelijk is. Maar ook hier ligt de waarheid in het midden. Aan de ene kant zijn er heel veel verplegenden en verzorgenden die op een prachtige manier verschrikkelijk hard werken om goed voor onze ouderen te zorgen. En er zijn ook verpleeghuizen waarin dit gewoon heel goed lukt. Aan de andere kant gaat er ook veel mis, waardoor veel ouderen structureel niet de zorg krijgen die zij zo hard nodig hebben, en waardoor teveel ouderen niet de aandacht krijgen die zij verdienen. Wij herkennen die schrijnende gevallen, en het is dan ook zeer terecht en gewenst dat Hugo Borst en Carin Gaemers hier via hun manifest “Scherp op ouderenzorg” meer aandacht voor gevraagd hebben.

Versterken van de zorg voor onze ouderen

De zorgen over de zorg voor onze ouderen die door het kind in het verkiezingsspotje worden verwoord, verdienen ook een antwoord. In de verpleeghuiszorg moet flink geïnvesteerd worden, zodat er meer handen aan het bed komen. Gelukkig zien bijna alle politieke partijen het belang daarvan.  Daarnaast vinden wij dat ook flink meer geld moet gaan naar de ouderenzorg aan huis, die via de gemeenten (en deels de zorgverzekeraars) loopt. Er wordt ook steeds meer verwacht dat mensen voor zichzelf en voor de naasten zorgen. Veel mensen zijn hiertoe bereid, maar hebben daar dan wel de tijd en (financiële) ruimte voor nodig. Daarom willen we ook meer erkenning van mantelzorg, en vinden we dat zij beter gefaciliteerd moeten worden. Mantelzorgers ondersteunen we via een ‘mantelzorgvergoeding’ als compensatie voor mensen die verlof opnemen of minder gaan werken om de zorg aan een naaste te verlenen. Ook willen wij dat iemand met een AOW-uitkering niet langer wordt gekort als hij of zij een familielid of vriend in huis neemt om deze te verzorgen. Dat is immers een boete op solidariteit.

Hoe zeer meer geld naar de thuiszorg ook nodig is, met geld alleen komen we er niet. We moeten in de eerste plaats blijven beseffen dat de onderlinge zorg van mensen voor elkaar, van ouders voor hun kinderen, kinderen voor hun ouders, buren voor elkaar en vrijwilligers voor de ander, een geheel eigen, onvervangbare rol in onze samenleving heeft. Zorgen voor elkaar betekent dat we niet alleen oog hebben voor het medische aspect van zorg, maar ook voor de aandacht die we elkaar moeten geven. Een van de grootste sociale problemen van onze tijd is eenzaamheid. Het komt in alle leeftijdscategorieën voor, maar vooral onze ouderen zijn een kwetsbare groep. Meer dan 1 miljoen van de 55+-ers geeft wel eens aan zich eenzaam te voelen.  De zorg  en aandacht voor onze ouderen is en blijft een verantwoordelijkheid van ons allemaal, van familie, buren, kennissen en verenigingen. Wij willen daarom een landelijke aanpak eenzaamheid, die lokaal vorm krijgt.

Wat in ieder geval ook noodzakelijk is, is dat mensen die in de zorg werken weer tijd krijgen om aandacht te geven. Zorg begint immers met aandacht. Door de doorgeschoten regelgekkigheid in de zorg besteedt een verpleegkundige inmiddels meer dan 30% van haar tijd aan het invullen van computerprogramma's en afvinklijsten. Dit moet anders. Dit kan anders. Verpleegkundigen zijn in de zorg gaan werken om te gaan zorgen. Het CDA wil dat zij hier weer tijd voor krijgen. 

Concluderend

“Waarom mag oma maar twee keer per week douchen?”. Dat is een indringende vraag, waarop de politiek te lang geen antwoord heeft gegeven. De vraag staat symbool voor al die terechte zorgen die Nederlanders hebben over de zorg. We moeten niet wegkijken voor die problemen. In een land als Nederland horen we namelijk de beste zorg en aandacht voor elkaar en voor onze ouderen te hebben. De komende jaren moeten we daarom fors investeren in de ouderenzorg; in de verpleeghuiszorg, in zorg aan huis en in de mogelijkheden om voor elkaar te zorgen.

Daarmee bouwen we aan een land dat we door willen geven.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.