Het CDA-bestuur is van plan om Henri Bontenbal voor te dragen als nieuwe lijsttrekker. Wie is dit Kamerlid, dat opgroeide in een reformatorisch gezin en als student werd gegrepen door rapporten over klimaatverandering?

Wie Henri Bontenbal (40) hoort praten, hoort Rotterdam. Hij is de vierde uit een gezin met acht kinderen. Hij genoot van die grootte. Er waren veel discussies thuis; zijn ouders probeerden hun kinderen de ruimte te geven. ‘Mijn ouders hebben het best wel knap gedaan.’ De taken waren klassiek verdeeld: moeder zorgde voor het huishouden en deed vrijwilligerswerk, vader werkte als cartograaf bij de gemeente Rotterdam. ‘We hadden geen auto; elke dag fietste hij – met het broodtrommeltje onder de snelbinders – naar z’n werk.’

Het gezin behoorde tot de Gereformeerde Gemeenten, een orthodox kerkverband waar Bontenbal al in z’n puberjaren van losraakte. ‘Ik was een jaar of zestien toen ik mij er wat meer in ging verdiepen. Ik dacht: dit is niet echt iets voor mij. Ik vond het net even te extreem. Mijn ouders deden er niet ingewikkeld over dat ik uit hun kerk vertrok; twee broers en een zus boven mij hadden die weg al gebaand. Ik ben toen lid geworden van de hervormde kerk. 

Later zijn mijn ouders zelf ook overgegaan naar die kerk, wat toen de Protestantse Kerk was geworden. Zij hebben dus zelf ook een ontwikkeling doorgemaakt; een beetje met de kinderen mee. Mijn vader komt oorspronkelijk uit nóg orthodoxere hoek. Hij heeft ook echt de negatieve kanten van de bevindelijkheid gezien; bepaalde delen van de reformatorische orthodoxie kunnen heel veroordelend zijn. Mijn moeder kwam uit een ander bevindelijk milieu; veel warmer. Daar kan ik veel meer begrip voor opbrengen, ook al kan het nog steeds ver bij je vandaan staan. Diep in mijn hart ben ik de afgelopen jaren steeds katholieker geworden.’

Katholieker in de zin van de breedte van het christelijke geloof, of rooms-katholieker?

‘Misschien wel beide. Het protestantisme in Nederland kan heel erg millimeteren. Dan denk ik: jongens, er is echt wel wat anders aan de hand in deze wereld. Veel mensen raken het geloof kwijt. Ik merk bij mijzelf ook die spanning.

Vroegere generaties vroegen zich wellicht af: hoor ik wel bij het volk van God? De huidige generatie vraagt zich af of God überhaupt wel bestaat, en of Hij nog iets van doen heeft met deze wereld. Dat is voor mij een heel existentiële vraag. Dan vallen andere dingen weg.

Het katholicisme heeft de charme van een wereldkerk, waarin tradities een grote rol spelen. Het protestantisme zou je – kort door de bocht geformuleerd – ook kunnen zien als een product van de Verlichting. Er zijn dingen overboord gezet die waardevol waren. Er wordt in het protestantisme veel nadruk gelegd op het individu, op zijn beleving van het geloof. Dat vind ik er moeilijk aan, al ben ik nog steeds lid van de Protestantse Kerk. 

‘Mijn keuzes zijn niet de maat der dingen.’

Het mooie van het katholicisme is of je die ochtend nou heel erg gelooft in God of niet: je komt binnen in de kerk, je knielt, en je neemt deel aan de eucharistie. That’s it. Het is niet de vraag wat jij die ochtend dan wel of niet voelt; je hoort er gewoon bij. Daar voel ik mij wel comfortabel bij, eerlijk gezegd. Bij vragen onbeantwoord laten, en gewoon het mysterie laten zijn.’

te calvinistisch
Tijdens zijn studie natuurkunde – ‘blootleggen hoe de werkelijkheid in elkaar zit, dat is echt schitterend’ – werd Bontenbal gegrepen door duurzaamheid en klimaatverandering. ‘Voor vakken over duurzame energie moesten we de rapporten van het IPCC, het klimaatpanel van de Verenigde Naties, lezen. Toen ik die rapporten op mij liet inwerken, dacht ik: nu ik dit weet, wil ik niet al genietend door het leven lopen – al ben ik daar óók te calvinistisch voor. Het klimaatvraagstuk komt op de mensheid af, het is te groot om omheen te lopen, en het is erger dan is doorgedrongen in de publieke opinie – in elk geval destijds. De vraag rees: waar ga ik mijn leven aan wijden? Ja, zo voelde dat voor mij wel een beetje.’

Waar schrok u van?

‘Van de enorme impact van klimaatverandering.’

Maak dat eens concreet.

‘Landen verdrogen en kunnen onleefbaar worden, de wereldvoedselproductie neemt af, en de weersextremen nemen sterk toe. Dat zet samenlevingen onder druk, vooral de allerarmste. Wij kunnen onze dijken nog wel een paar centimeter verhogen. Maar de mensen in Bangladesh, die toch al niks te makken hebben, gaan als eersten grote problemen ondervinden. Dat heeft iets wrangs. Daarom vind ik dat wij als westerse mensen, die een deel van het probleem hebben veroorzaakt en ook de mogelijkheden hebben het aan te pakken, aan de slag moeten.’

Waarom duwen we dit probleem vaak liever bij ons vandaan?

‘Dat zit ingebakken in de psyche van de mens. Er is altijd een probleem dat éérder actueel is dan iets wat over vijftien jaar een enorm probleem zal zijn. En we hebben allemaal onze belangen: als ons comfortabele leven wordt bedreigd, willen we dat niet graag opgeven. Wel vind ik dat de hele klimaatdiscussie erg snel over schuld en boete gaat. Het is een heel moreel debat geworden, terwijl veel milieuproblemen zijn gecreëerd door ontwikkelingen waarvan we destijds dachten dat ze de wereld alleen maar zouden verbeteren.’  

‘We hebben een aantal grote technologische, groene doorbraken nodig.’

‘Denk aan kolen: met een stoommachine konden we ons voortbewegen. We konden industrialiseren, en we dachten daarmee ook de armoede te kunnen verminderen. En dat is nog gebeurd ook. Er zijn hele lánden uit de armoe getrokken door fossiele brandstoffen.

Je ziet bij veel technologische ontwikkelingen dat ze grote voordelen hebben, maar ook een aantal schadelijke neveneffecten. Wij zijn maar beperkte mensen, en ontwikkelen ons met vallen en opstaan door de geschiedenis heen, en ontdekken achteraf dat bepaalde dingen niet verstandig waren.

Daarom vind ik ook dat sommige partijen wel heel gemakkelijk zeggen: ‘Jij bent fout en ik ben goed.’ Zo simpel is het niet; zo werkt de geschiedenis niet. Mensen maken vaker onwetend de boel kapot, dan dat ze bewust kwaad willen doen.’

Maar we weten nu meer dan vroeger. Moet dat consequenties hebben voor ons eigen leven?

‘Dat móét niet per se, maar mensen voelen instinctief wel aan dat dat het geval kan zijn. Ikzelf heb ik 2006 besloten niet meer het vliegtuig te pakken, en dat heb ik sindsdien ook niet meer gedaan. Toch zeg ik daarmee niet dat een ander niet mag vliegen. Dit is de keuze die ik zélf maak. Toen ik een paar jaar geleden naar mijn zusje in Madrid wilde, nam ik de trein. Dat kostte bijna 700 euro. Daarmee ligt dus al gelijk het dilemma op tafel: ik kon me dat treinticket wel veroorloven, maar een vliegticket was 100 euro. Met zulke prijsverschillen worden klimaatkeuzes al snel elitair, en daar wil ik echt bij wegblijven. Ik snap best dat voor gezinnen waarin hard wordt gewerkt en die één keer per jaar naar Frankrijk op vakantie gaan, het goedkoper is met de auto te gaan dan met de trein.

Mijn keuzes zijn niet de maat der dingen. Ook al maak ikzelf de ethische keuze om in principe niet te vliegen, ik wil die keuze niet aan de hele samenleving opleggen. Ik houd er ook niet van om hard te oordelen, waarbij zulke keuzes een sjibbolet worden: ben je goed of fout? Ik kan ook niet uitsluiten dat ik ooit nog weleens het vliegtuig zal pakken. Tegelijk: als je een grote mond hebt over duurzaamheid, maar je staat wel drie of vijf keer per jaar aan de gate op Schiphol – tja, dan is het wel de vraag of je consequent bent. Ik kom mensen – ook politici – tegen met een grote mond over klimaatbeleid, maar als ik ze vraag wanneer ze voor het laatst hebben gevlogen, blijft het angstvallig stil.’

De weg terug is misschien erg moeilijk.

‘Toch geloof ik dat er dingen aan het veranderen zijn. Ik vind dat je ook gewoon een appel mag doen op mensen. Een beter milieu begint bij jezelf. Het is niet alleen het systeem dat de schuld moet krijgen. Wij zíjn het systeem. Consumenten zijn bereid morele keuzes te maken, net zoals ze al decennia hun glas naar de glasbak brengen. We moeten dus ook werken aan die morele infrastructuur, want met alleen technologische verbetering gaan we het niet redden. We zullen ons gedrag moeten veranderen.

‘Ik erger me enorm aan platte politiek, die de problemen simplistisch maakt.’
Maar ik vind dat we ook wat grootser moeten denken. We hebben een aantal grote technologische, groene doorbraken nodig. Met alleen kleine stapjes gaan we er niet komen. Waarom zouden wij in Nederland niet een paar van die doorbraken kunnen forceren? Wij moeten de ambitie hebben om groen staal, groene kunstmest en groene chemie voort te brengen. En ja, dat zal tijd kosten.’

De praktijk is weerbarstig. In uw partij wordt al jaren gesproken over een circulaire economie en verkleining van de veestapel, maar telkens worden de scherpe kantjes eraf gehaald.

‘Alle intuïties die je in het maatschappelijk debat ziet, zie je ook terug in het CDA. Politiek is óók de afweging van meerdere belangen. Binnen een volkspartij als het CDA begint het er al mee dat je binnen je eigen club tot consensus komt. Ik word gebeld door mensen die windmolens toejuichen en door mensen die windmolens weg willen hebben, en mijn pleidooi voor kleine flexibele kerncentrales krijgt bijval, maar er zijn in de partij ook mensen die het verfoeien. Dat die ideeënstrijd al in de partij plaatsvindt, dat is juist de charme.

Steeds meer partijen vertegenwoordigen puur één belang. Door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Het stikstofprobleem bestaat niet.’ Of door helemaal aan de andere kant te gaan hangen en te vergeten dat de wereld ook gevoed moet worden.

Ik erger me enorm aan platte politiek, die de problemen simplistisch maakt. Dat vind ik ook ingewikkeld aan m’n huidige Kamerwerk. Alles wordt zwart-wit en plat gemaakt, terwijl dingen vaak gecompliceerder zijn. Oók partijen die we als fatsoenlijk beschouwen, zeggen niet: ‘Ik ben het oneens met uw klimaatvisie’, maar: ‘Het CDA wil achteraan de wagen hangen.’ Dat maakt me af en toe somber over onze huidige parlementaire democratie. Er is veel meer focus op de beeldvorming dan op de feiten. Vrijwel nooit stelt iemand z’n mening bij; het is alleen maar zenden. Ik weiger aan dat populisme mee te doen, omdat ik ervan overtuigd ben dat mensen zitten te wachten op een politiek van hoop, tégen het cynisme.’

Ik wil niet de sfeerbederver zijn, maar hier wordt in het CDA al jarenlang over gepraat, met vrij weinig succes.

‘We hebben ons verhaal nog niet overtuigend genoeg verteld, dat klopt. Toch moeten we geen verhaal gaan verkopen omdat we denken dat het wel zal scoren. Dat moet niet onze intentie zijn. We moeten een góéd verhaal hebben, en dat op de allerbeste manier uitdragen. Punt. Als het niet aanslaat, moet je altijd aan zelfreflectie doen, maar je moet niet opeens je verhaal gaan veranderen. Dat zou ik heel cynisch vinden.’

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.