CDA | Debat conversietherapie

19 februari 2025 4 minuten lezen

Debat con­ver­sie­the­ra­pie

Het CDA is tegen conversietherapie, wat ook terug te lezen is in ons verkiezingsprogramma. Om conversietherapie effectief te bestrijden is goede wetgeving nodig. De initiatiefwet strafbaarstelling conversiebehandelingen van D66, VVD, GroenLinks/PvdA, SP en PvdD is alleen conceptueel onduidelijk, juridisch problematisch en moeilijk handhaafbaar. Daarom doet het CDA met NSC het voorstel een verbod op conversietherapie onderdeel te maken van de strafbaarstelling van psychisch geweld.

Op 19 februari debatteerde de Tweede Kamer over het initiatiefwetsvoorstel strafbaarstelling conversiehandelingen van D66, VVD, GroenLinks-PvdA, SP en Partij van de Dieren. Lees hieronder de volledige debatbijdrage van Derk Boswijk namens het CDA.

Voorzitter, allereerst dank aan de initiatiefnemers en hun ondersteuning voor de inspanningen om dit wetsvoorstel tot stand te laten komen. Dat is een flinke klus, dus het verdient waardering dat collega’s hiertoe bereid zijn. Conversietherapie is ook een belangrijk thema dat gevoelig ligt. De vreselijke misstanden uit het verleden en dat de kerk en scholen niet altijd een veilige plek zijn geweest terwijl zij dat wel hadden moeten zijn, zijn al genoemd.

Voorzitter, laat helder zijn dat het CDA staat pal voor de waardigheid van ieder mens, ongeacht geslacht, afkomst, de seksuele voorkeur of genderidentiteit. Iedereen heeft het recht om zichzelf te zijn. De opvatting dat homoseksualiteit een aandoening is waarvan iemand zou kunnen of moeten “genezen”, moet bestreden worden. Intolerantie en geweld wegens seksuele geaardheid brengt enorm veel schade toe aan de slachtoffers en is in geen geval te rechtvaardigen.

Het CDA is tegen conversietherapie, wat ook terug te lezen is in ons verkiezingsprogramma. Er moet iets gebeuren om conversietherapie effectief te bestrijden, en dat kan alleen met goede wetgeving. Wij denken alleen dat deze initiatiefwet dat niet is. De wet is conceptueel onduidelijk, juridisch problematisch en moeilijk handhaafbaar. Daarom komen we samen met NSC met een eigen voorstel. Namelijk om een verbod op conversietherapie onderdeel te maken van de strafbaarstelling van psychisch geweld, dat op dit moment in voorbereiding is bij de staatssecretaris.

Voorzitter, laat ik onze bezwaren tegen deze initiatiefwet toelichten en onze dilemma’s schetsen met betrekking tot dit wetsvoorstel, omdat het raakt aan belangrijke grondrechten en er fundamentele tekortkomingen in de onderbouwing zijn. De doelstelling van de wet steunen we, namelijk het verbieden van conversietherapie, maar we moeten ook vaststellen dat de wet een conceptuele en juridische vaagheid kent die kan leiden tot grote problemen. Het wetvoorstel laat veel te wensen over in termen van duidelijkheid, effectiviteit en noodzaak.

In de eerste plaats zijn een aantal begrippen en definities onhelder. Het wetsvoorstel vat uiteenlopende handelingen samen onder de noemer “conversiehandelingen”, zonder een heldere en scherpe definitie te bieden. Dit is een fundamenteel probleem. Gesprekken, pastorale zorg en praattherapieën worden op één hoop gegooid met schadelijke praktijken, zoals elektroshocks zonder dat wordt uitgelegd waar precies de grens ligt. Dit gebrek aan conceptuele helderheid is geen kleinigheid, maar een wezenlijk probleem. Hoe kan een wet effectief zijn en gehandhaafd worden als de afbakening ervan onduidelijk is? De Wetenschapstoets wijst hier expliciet op en vraagt om een veel scherpere afbakening. Zijn de initiatiefnemers het hiermee eens en deelt de minister die opvatting ook?

Daarnaast blijft onduidelijk hoe het wetsvoorstel onderscheid maakt tussen pastorale begeleiding en daadwerkelijke pogingen om iemands seksuele gerichtheid te veranderen. Waar ligt de grens tussen geloofsadvies en conversietherapie? En hoe wordt dat bewijsbaar in de rechtszaal? De initiatiefnemers geven hier geen overtuigend antwoord op. Dit roept niet alleen juridische problemen op, maar ook vragen over de effectiviteit en proportionaliteit van het verbod. Graag ook een reactie van de minister op deze vragen.

Daarbij laat de Wetenschapstoets ook zien dat de schade van conversietherapie in de huidige onderbouwing van het wetsvoorstel onvoldoende wordt aangetoond. Dit is cruciaal, want het strafrecht moet pas worden ingezet als de schade daadwerkelijk significant en objectief vast te stellen is. Het schadebeginsel is een fundament van ons rechtssysteem, en we betwijfelen het of dit wetsvoorstel daaraan voldoet. Want zonder deze onderbouwing is het wetsvoorstel juridisch wankel.

Bovendien is de redenering over “vrijwilligheid” en “druk” problematisch. De initiatiefnemers stellen dat vrijwilligheid niet bestaat. Maar hoe wordt bepaald wat wel of niet vrijwillig is? Druk mag volgens de initiatiefnemers wel worden uitgeoefend, als die druk maar niet ziet op het veranderen of onderdrukken van iemands seksuele voorkeur of genderidentiteit, dus alleen als het de juiste richting op gaat. Dit is een gevaarlijk uitgangspunt. Het impliceert een ongelijke behandeling waarbij religieuze overtuigingen onder druk worden gezet, terwijl andere vormen van beïnvloeding ongemoeid blijven.

Moeten we echt het strafrecht inzetten om dit soort opvattingen af te dwingen? Dit dreigt te ontaarden in ideologisch gedreven wetgeving, in plaats van een noodzakelijke en juridisch onderbouwde maatregel. We zijn benieuwd hoe de initiatiefnemers en de minister hierover denken.

Verder wijst de Wetenschapstoets op een potentieel averechts effect van de wet: een verbod kan ertoe leiden dat seksuele gerichtheid en genderidentiteit juist minder bespreekbaar worden in religieuze gemeenschappen. (aanbeveling 11) Dit risico wordt onvoldoende erkend in het wetsvoorstel. Hoe denken de initiatiefnemers dit te voorkomen?

Voorzitter, dwang en mishandeling zijn in Nederland al strafbaar, bijvoorbeeld onder artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (mishandeling). Dit roept een fundamentele vraag op, die de Raad van State ook stelde, namelijk: wat voegt deze wet precies toe? We moeten vaststellen dat bepaalde delen van het voorgestelde verbod overlappen met bestaande wetgeving. De initiatiefnemers hebben niet afdoende uitgelegd waarom het huidige juridische kader niet volstaat.

Tot slot blijkt uit ervaringen in het buitenland dat een verbod weinig tot geen veroordelingen heeft opgeleverd. Dit roept de vraag op: waarom zou dit in Nederland anders zijn? De Raad van State wijst erop dat conversiehandelingen moeilijk te definiëren zijn en het moeilijk is om te handhaven. De initiatiefnemers onderschrijven dit grotendeels. Hoe ziet de minister dit?

Voorzitter, het CDA staat pal voor de bescherming van kwetsbare personen en wijst conversietherapie sterk af. Maar de kernvraag blijft: is deze wet in de huidige vorm de juiste manier om dat doel te bereiken? Op basis van de huidige tekst en onderbouwing twijfelen we daar sterk aan. Het wetsvoorstel is conceptueel onduidelijk, juridisch problematisch en praktisch moeilijk handhaafbaar. Bovendien is het de vraag of dit verbod daadwerkelijk iets verandert of het op de meest effectieve manier bestrijdt. Sterker nog, mogelijk het bespreekbaar maken van genderidentiteit in bepaalde geloofsgemeenschappen moeilijker maken.

Wij roepen de initiatiefnemers op om hier nader op in te gaan en kijken uit naar een constructief vervolg van dit debat.

Lees
ver­der