13 mei 2023

Fantasist

Onlangs bezocht ik een bijeenkomst van het Montesquieu Instituut, het Kenniscentrum voor Parlementaire democratie in Den Haag met als thema: De Eerste Kamer 1996-2021. Tussen nuttig en overbodig.

Politieke betekenis

Welke belangrijke ontwikkelingen heeft de Eerste Kamer de afgelopen 25 jaar doorgemaakt? Die vraag werd beantwoord door Bert van den Braak, bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis aan Universiteit Maastricht en fellow van het Montesquieu Instituut, in zijn nieuwe boek over het functioneren van de Eerste Kamer. De afgelopen 25 jaar heeft deze aan politieke betekenis gewonnen, zeker gezien kabinetten sinds 2010 niet langer op een meerderheid in de Senaat kunnen rekenen. In zijn voorgaande boek was de conclusie van de schrijver dat discussie over het voortbestaan zinloos was, omdat er toch geen grondwettelijke meerderheid was voor afschaffing. Hij ziet inmiddels wel noodzaak om iets te veranderen. Want de vraag dringt zich steeds meer op of het uit democratisch oogpunt nog te verdedigen is dat niet de rechtstreeks gekozen Tweede Kamer, maar de indirect gekozen Senaat het laatste woord heeft over wetsvoorstellen.

 

Oude bekende

Tijdens de pauze ontmoette ik een oude bekende uit m’n studietijd in Leiden. In die periode bracht hij aanzienlijk meer tijd door in de kroeg dan in de collegezaal. Uiteindelijk kwam het toch nog goed en studeerde -hij na vele jaren- af in het notarieel recht en kreeg vervolgens een bloeiende praktijk.

Zijn gezicht is nog steeds enorm expressief en zijn vertellingen twinkelen van een humoristische vindingrijkdom en blijmoedige uitbundigheid. Hij spreekt ook vreemde talen, maar hij maakt ze zelf. In zijn eigen Frans vertelt hij een mop die je helemaal kunt volgen. Hij weet anderen te amuseren met dolzinnigheden en stapelt zulke verrukkelijke onzin op elkaar dat je bevrijd zit te schateren als een klein jochie bij de poppenkast. In België noemen ze dat een fantasist, een overgewaaide beroepsaanduiding vanuit onze zuiderburen. Maar als je hem bezig ziet begrijp je volkomen dat het een mooi vak is. De echte humoristen zijn bijzonder kwetsbaar. Ze leven tegen de onzekerheid, ja soms tegen de vertwijfeling aan.

Rapenburg

Mooi is zijn verhaal dat hij onlangs tijdens een wandeling aan het Rapenburg in Leiden een klein jongetje zag lopen met zijn opa. De bekoorlijkheid van die dreumes inspireerde hem zó, dat hij bij het passeren het niet kon laten even zijn hand op zijn blonde krullen te leggen. Maar het ventje stond niet erg vast op zijn beentjes, want nauwelijks had hij hem beroerd of hij stortte ter aarde en barste in luid huilen uit. Verschrikt zei hij: ‘Och dat spijt me!’ Maar de opa maakte duidelijk dat er van een onuitwisbaar misverstand sprake was.

‘Schaam jij je niet?’, zei hij.

“Nou, nou, antwoorde de oud-notaris waardig, ‘ik wou alleen…’

Maar de opa was zijn drift niet meester, hief zijn wandelstokje dreigend omhoog en schreeuwde: ‘Ga je weg, gluiperd.’ De notaris nam geen risico en rende in gestrekte draf het Rapenburg uit.

Tram

Ook grappig is zijn verhaal dat hij in de jaren zestig in Leiden in de tram stapte en bemerkte dat hij geen geld bij zich had.  Halverwege werd het vol en kon hij achter dikke mannen wegkruipen. Maar de conducteur zat hem vlak op de hielen. Had hij het in de gaten? Telkens dacht hij: nu ben ik de volgende -maar dan koos de kaartjesknipper op het laatst tóch een ander. Hij maakte zich klein en telde nerveus de halten: Rapenburg -Breestraat – Stationsstraat… Ja, hij had het gehaald! Zegevierend drong hij naar buiten, maar toen hij er bijna uit was, zei de conducteur lachend: ‘Jongeman, dat je niet betaalt vind ik niet zo erg, maar dat je niet eens gedag zegt….’

Wetsvoorstellen terug sturen

Na de pauze analyseerde Bert van den Braak hoe de senaat functioneerde. De taak van de Eerste Kamer ofwel de Chambre de reflection kwam na 1848 geleidelijk meer op het gebied van de bewaking van de kwaliteit van de wetgeving te liggen. De aanwezigen gaven aan weinig te zien in institutionele veranderingen, want die duren lang en krijgen uiteindelijk onvoldoende steun, maar meer in bezinning op het gedrag van de senaat: meer op kerntaken terugvallen en met erkenning van het primaat van de Tweede Kamer.  

 

Het boek heeft als ondertitel Tussen nuttig en overbodig en dat lijkt te suggereren dat men na analyse van de laatste 25 jaar toch een stuk kritischer is gaan kijken.

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.