12 februari 2024

Radiostilte

Het Binnenhof (historische naam: Hof van Holland) is al eeuwenlang het middelpunt van de Nederlandse politiek. Hier zetelen en vergaderen de Eerste- en Tweede Kamer, de twee colleges die samen de Nederlandse volksvertegenwoordiging vormen, het parlement genoemd. Het ontstaan van het Binnenhof gaat terug tot de bouw van een kasteel door de graven van Holland, die er sinds de dertiende eeuw hun residentie hielden. Later werden zij in deze keuze opgevolgd door stadhouders, de Staten van Holland en West-Friesland, de Staten-Generaal van de Nederlanden en, sinds 1815, de Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden.

De afgelopen twee eeuwen is er een Binnenhof-jargon ontstaan, de politieke taal zoals die op het Haagse Binnenhof gesproken wordt. Het vocabulaire van het Binnenhof is veranderlijk: oude woorden verdwijnen, nieuwe uitdrukkingen ontstaan. Die dynamiek maakt het onderzoek naar het taalgebruik in ’s lands belangrijkste vergaderzaal buitengewoon interessant.

De taal van de politiek is wollig, ambtelijk, clichématig en langdradig. Het Binnenhof-jargon is niet bevorderlijk voor de politieke overtuigingskracht en voor een helder politiek debat. Niet zelden bedienen politici zich, zodra ze achter het spreekgestoelte kruipen, van ingewikkelde zinnen, lange analyses en uitgebreide, wollige antwoorden – kortom, er wordt nogal wat gepraat, gerateld, gekeuveld en gesnaterd in de Tweede Kamer.

De woorden zijn een prachtige spiegel van de Nederlandse politieke geschiedenis; soms zijn de woorden taai jargon, dan weer humoristisch, dan weer grappig, maar ze zijn altijd verrassend; en van sommige woorden is het goed dat ze uitgestorven zijn, terwijl andere uitdrukkingen nodig nieuw leven ingeblazen zouden moeten worden.

Achter sommige woorden blijven je ogen onwillekeurig even haken. Dat gebeurt niet alleen bij abstracte ‘Haagse’ woorden als boreale samenleving en koopkrachtplaatjes. Maar ook bij een eenvoudig woord als radiostilte. Ra-dio-stil-te. Een gek woord, zeker in de context van een kabinetsformatie anno nu. Waarom noemen ze dat geen mediastilte? Dat is gezien het huidige aanbod communicatiemiddelen toch logischer? In de Handelingen van de Tweede Kamer komt het woord radiostilte eerst alleen voor in de letterlijke betekenis, dus de afwezigheid van radiosignalen in de scheep-, lucht- en ruimtevaart. Pas in de jaren tachtig werd radiostilte een neologisme in de betekenis van een absoluut stilzwijgen tegenover de media.

Het duurde tot 1994 voordat het begrip volledig ingeburgerd raakte in de politieke taal van kabinetsformaties de toenmalige informateur maakte bekend dat de onderhandelaars een ‘absolute radiostilte’ in acht namen over de inhoud en voortgang van de besprekingen. Volgens de informateur moest dit voorkomen dat iedereen ging meeformeren. Aan gejoel en gefluit langs de zijlijn hadden de onderhandelaars geen behoefte.

Radiostilte als fenomeen in kabinetsformaties leidt tot ongeduld en geknarsetand bij de buitenstaanders, het botst immers met het belang dat wordt gehecht aan transparantie, een democratische kernwaarde. Om het onderhandelingsproces niet te bemoeilijken wordt verantwoording pas achteraf afgelegd. Het geduld van journalisten en niet-onderhandelende partijen wordt op de proef gesteld. Broeden op scherpe vragen aan de informateur en de onderhandelaars lijkt voor nu de enige optie.

Tot dat moment daar is, moeten we het doen met een hoop nietszeggende onzin, die bij gebrek aan beter toch de kranten haalt. Want wie zit er nu te wachten op uitspraken als: ‘We zitten ergens tussen een doorbraak en een impasse, het zijn harde onderhandelingen’. Of ‘Ik hoop op snel resultaat, we zijn de zaken op een rij aan het zetten’ en ‘We hebben een constructief gesprek gehad’. Van dat laatste is de afgelopen week helaas niets gebleken. Pieter Omtzigt gooide een spreekwoordelijke granaat in de formatiekamer en vertrok, partijleiders verbijsterd en groggy van deze manoeuvre achterlatend. Venijnige berichten over en weer en lekkages van de formatietafel naar de media deden de stoppen bij hem doorslaan. De gevoelige econometrist kent het politieke spel, maar let meer op procedurele correctheid, ethiek en rechtsstatelijkheid.

Politiek is taal – niet voor niets is ons woord in het parlement afgeleid van het Franse woord parler, spreken, maar tegelijkertijd is taal politiek. Op welke manier iets gezegd wordt, is vaak net zo belangrijk als wàt er gezegd wordt. Bepaald taalgebruik, zorgvuldig gekozen, het maakt de lezer bewust van door politici gebezigd taalgebruik en van de lading en het karakter van die woorden en uitdrukkingen. Politici gebruiken allerlei taaltechnieken met een specifiek effect op de toehoorder. Om hun boodschap beter over te brengen en ervoor te zorgen dat deze meer indruk maakt en beter bij de kiezer blijft hangen. Kortom: de politieke taal is zo divers als de gebruikers ervan. Woorden hebben hun betekenis, weet iedere politicus. Wie het woord beheerst, beheerst de kiezer en bij voldoende kiezers misschien wel de macht.

Voorlopig is er na bijna drie maanden na de verkiezingen nog steeds radiostilte, wie draait straks aan de geluidsknop?

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.