10 december 2023

Taxi

Vorige week besloot ik met het openbaar vervoer naar m’n oude woonplaats Leiden te gaan en kwam tijdens m’n wandeling langs een groot verkiezingsbord met daarop door wind en regen half afgescheurde afbeeldingen van politieke lijsttrekkers. Alleen de foto van Henri Bontenbal was door de weergoden niet aangetast. Hij keek betrouwbaar en opgewekt, zoals we hem hebben leren kennen. Omdat ik dicht bij het adres van m’n neef was, besloot ik aan te bellen en hem te verblijden met een onverwacht bezoek. Ik werd hartelijk verwelkomd en na vijf kopjes thee en eigengebakken appelkoek, stond ik op en verklaarde dat het nu heus mijn tijd werd. Er kwamen tegenwerpingen zoals dat gaat bij familie, maar ik hield moedig vol en kwam tenslotte in de vestibule waar zijn echtgenote door het kleine deurluikje keek en vaststelde dat het sneeuwde.  Neef sprong ook in het venster, om de constatering van zijn vrouw aan zijn eigen waarneming te toetsen. Hij zag dat er inderdaad vlokken dwarrelden, zodat hij mij onmogelijk de straat op kon sturen. Ik zag mij al in het logeerbed op zolder liggen, maar neef besloot dat er een taxi zou worden gebeld.

‘Onzin neef, ’sprak ik luchthartig, ‘ik loop wel effe naar het station’. De werkelijkheid was dat ik wel een vervoerbewijs had voor de terugreis, maar geen contant geld voor een taxi. Zijn vrouw voelde dat intuïtief aan, want zij zei: ‘Nee, jij gaat met een taxi. Neef zal je wel geld meegeven’.

Er werd druk getelefoneerd en in afwachting van de taxi zat ik weer achter thee en appelkoek. Neef zette een nieuw verhaal over vroeger tijden op. De pointe heb ik niet gehoord want toen hij nog met het exposé bezig was kwam de taxi. Neef tastte moeilijk in zijn achterzak en drukte mij, met een vertrouwelijk knikje, iets in de hand. Het deed mij denken aan de goede dagen toen ik als twaalfjarig knaapje naar de kermis mocht, want toen greep mijn vader ook zo karakteristiek in zijn broekzak en zei: ‘Hier ga jij maar eens in de draaimolen’.

In de taxi zei ik: ‘Station graag’, opende mijn hand en zag dat neef mij twintig euro had gegeven.  Zou dat genoeg zijn? Ik ging rechtop zitten en hield de taximeter in het oog. Hij stond op vijf euro en lange tijd bleef dat zo, tot enige korte ogenblikken later de stand op tien en even later op twintig euro tikte. Zoveel bedroeg ook mijn kapitaal en ik was nog niet bij het station.

Wat doet men onder zulke omstandigheden? Er zijn mensen die rustig blijven zitten en te bestemder plaatse een excuus maken dat zo’n chauffeur voor zoete koek neemt, maar wellicht zou ik worden gewantrouwd en mishandeld, zodra het tekort aan duiten duidelijk zou worden.

‘Chauffeur,’ riep ik waardig, ‘stopt u hier maar.’ De man zette de wagen inderdaad stil, en zei: ‘Hier is geen station meneer’. Maar ik stapte uit en vroeg achteloos alsof ik het niet wist: ‘Hoeveel krijgt u?’ Hij boog zich. ‘Da’s precies twintig euro’. Ik haalde het geld uit mijn broekzak met de allure van iemand die daar ook nog briefjes van vijftig bewaart. ‘Goedenavond meneer’, zei ik deftig. De chauffeur keek mij verbaasd aan. ‘Mot u hier wezen?’ ‘Natuurlijk!’ zei ik parmantig en draaide mij om.

Nu werd zijn verbazing duidelijk: ik stond vlak voor de ingang van een kerkhof. Onwillekeurig maakte ik een gebaar en keek weer, enigszins onzeker nu, naar de chauffeur, wiens gelaat een en al verbazing en groot wantrouwen uitstraalde. ‘Goedenavond’, zei ik nog eens en wuifde vaagjes.

Ik rekende erop dat hij nu weg zou rijden, maar hij bleef om te zien wat ik zou doen. Ik wandelde naar het hek, bleef staan en keek eens naar binnen. Duisternis, alleen de lichte sneeuwval gaf wat licht. Ik greep de pijlers van het hek vast en schudde er wat aan. Meteen keek ik om, maar de auto stond er nog altijd. De chauffeur hing eruit met een door verwondering verwrongen gelaat. Zijn hand hield hij als een dakje boven de ogen, zoals zeelieden wel eens doen wanneer zij staren naar een stip op de horizon. Ik lachte maar eens, maar blij was ik niet. Zolang die chauffeur daar bleef staan was ik aan mijn prestige verplicht mijn komedie aan het hek vol te houden. Want ik had nu eenmaal gezegd dat hij daar moest stoppen. Zou ik hem niet onder een of ander voorwendsel weg kunnen krijgen?

Ik draaide mij om en ging op een sukkeldrafje naar hem toe. Toen ik vlakbij kwam gebeurde er iets merkwaardigs. De chauffeur, die mij vol ontsteltenis had zien naderen zette zijn motor aan en reed gehaast in volle vaart weg!

Waarschijnlijk hield hij mij voor het kerkhofspook dat naar zijn werk ging, want een verre torenklok sloeg juist twaalf keer….

 

 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.