De WMO, een nieuwe uitdaging

 

De WMO, een nieuwe uitdaging

Waarom een nieuwe wet?

We hebben in Nederland een lappendeken van regels en wetten op het terrein van

Om zorg en welzijn te kunnen betalen wordt het geld door een meerderheid van de burgers opgebracht via premies en belastingen, geheven door de centrale overheid en de gemeenten.

Nu blijkt dat de kosten voor zorg en welzijn exorbitant gestegen zijn en vanwege de vergrijzing in de toekomst nog harder zullen stijgen, zullen de burgers steeds hogere belastingen moeten gaan opbrengen.

Dan komt al snel de vraag: "Hoe kunnen we het genoemde probleem oplossen?".

zorg en welzijn, die in de loop der jaren, op goede gronden overigens, door het Rijk en de Gemeenten zijn vastgesteld. De bekendste wetten in dit kader zijn de AWBZ, de Welzijnswet en de Wet Voorziening Gehandicapten. Heel veel instanties zijn betrokken bij de uitvoering van al deze wetgevingen. Dat heeft tot gevolg dat er een zekere mate van hokjesgeest en bureaucratisering is ontstaan, hetgeen er toe heeft geleid dat ook de burger moeite heeft met het begrijpen van de zaak en vaak niet meer weet waar hij of zij moet zijn om bepaalde dingen te vragen of te regelen.

Zoeken naar een oplossing van de problemen:invoering WMO.

Door de invoering van de WMO hoopt de overheid een betere dienstverlening te kunnen realiseren en tevens de kosten in de hand te kunnen houden. Allereerst wil de wetgever de maatschappelijke ondersteuning

zo dicht mogelijk bij de burgers organiseren. Den Haag staat te ver weg en kan niet alles overzien. De gemeenten, en daarbij dus de gemeenteraden, staan veel dichter bij de burgers en kennen veel beter de locale noden en mogelijkheden. Daarmee wordt de gemeentelijke politiek de mogelijkheid geboden om de ondersteuning veel meer toe te spitsen op de plaatselijke situatie, op lokale kansen en mogelijkheden. Natuurlijk zal het Rijk wel duidelijke kaders stellen.

De burger zo veel mogelijk laten participeren

Het is de bedoeling dat de burger zo veel als mogelijk betrokken wordt bij en participeert in de maatschappelijke ondersteuning. Die betrokkenheid en participatie is tweeledig. Allereerst wordt de ondersteuning op gemeentelijk niveau georganiseerd. De gemeente moet het organiseren en uitvoeren. De burgers hebben via de gemeenteraad, invloed op de manier waarop het college van B en W de ondersteuning uit moet voeren. Ook worden de burgers via de sociale verbanden als familie, verenigingen en vertegenwoordigers van de cliënten enz. er (nog) nauwer bij betrokken. Daarnaast wordt er van de burger ook "zorgzaamheid" in praktische zin gevraagd op dit terrein.

Uit onderzoek van het SCP blijkt, dat de bereidheid van de mensen om zich in te zetten voor de naaste nog steeds erg groot is. Dat moet indien mogelijk zo blijven.

Gevolgen van de WMO en reden voor de notitie.

Voor de burgers, de cliënten, veranderen er een aantal dingen. Ze moeten er zich bijvoorbeeld op instellen dat er minder door het Rijk wordt geregeld en dat ze voor vele zorg- en ondersteuningsvragen bij de gemeente moeten zijn. Ook de zorgaanbieders worden met de WMO geconfronteerd. Gemeenten en zorgaanbieders worden meer en meer partners en zullen in veel situaties tot zaken moeten zien te komen.

De gemeente krijgt de uiterst belangrijke taak om de ondersteuning in goede banen te leiden. Gelukkig is het werkterrein niet nieuw voor haar. Een aantal belangrijke taken voert ze nu ook al uit. Dat neemt niet weg dat haar takenpakket uitgebreid gaat worden.

Maar het belangrijkste is wel dat ze nu ook de plicht krijgt om het beleid van zorg, welzijn en ondersteuning op elkaar af te stemmen en er de regie over te voeren. Ook moet ze zorgen voor de financiering. Dat betekent dat de gemeenteraad keuzes moet maken en vervolgens moet toezien of het beleid goed wordt uitgevoerd.

Dat vraagt natuurlijk om een nieuw beleid. En dat is de reden dat deze notitie is geschreven.

Bedoeling van de notitie

Als plaatselijke CDA willen we allereerst laten zien hoe we denken over de WMO. We geven de hoofdlijnen aan van het beleid dat wij voorstaan en op een aantal punten geven we een concrete invulling van het beleid. We willen daarover met belanghebbenden en de burgers in discussie.

Daarnaast vervult de notitie een rol als leidraad voor de CDA-gemeenteraadsleden.

De rode draad van hoe de plaatselijke CDA-afdeling over de materie denkt is immers in de notitie aangegeven, waardoor de raadsleden een raamwerk hebben voor hun in te nemen standpunten als het college met voorstellen komt voor de implementatie van de wet.

Hoe is de notitie tot stand gekomen?

De notitie is opgesteld door een werkgroep van CDA-leden, aangevuld met mensen uit "het veld" die "a titre personel" een belangrijke inbreng hebben gehad. Er zijn diverse bijeenkomsten geweest, waarbij de materie in het totaal en op onderdelen uitvoerig is bediscussieerd.

Dity Zuidwijk-van Lenthe (lid Managementteam Stichting Iselgouw), Greetje de Klerck (voorzitter Gehandicaptenraad) en Joop Boendermaker (lid College van Toezicht Iselgouw) hebben als ingewijden, een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van deze notitie, met name ook in het kennis en bewustwordingsproces betreffende de materie, van de andere leden.

Het CDA werd vertegenwoordigd door Wim Blom, Gerry Ypma, Klaasje Schoouwstra, Gerrit te Bokkel, Jan Plasman, Wim Wisselink, Frans Volker (tevens voorzitter cliëntenraad), Toos Haijtink (partieel), Ben Kaasschieter , Henk Roelofs en Jaap Ypma (voorzitter).

De standpunten ten aanzien van het beleid

komen natuurlijk uitsluitend voor rekening van de CDA-leden.

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

12 december 2005

Inhoudsopgave

Voorwoord en samenvatting

Voorwoord pagina 3

Samenvattende CDA-visie betreffende de WMO pagina 5

Inkomensaspecten

Contracten gemeente pagina 5

Voorzieningen pagina 5

Indicatiestelling en mantelzorg pagina 6

Advies en informatie pagina 6

WMO pagina 3 . pagina 5

Beschrijving en analyse

1.1 De WMO : de integrale aanpak van zorg en welzijn. pagina 7

1.2 Zorg en Welzijn nader bekeken pagina 7

1.3 Verandering Regelgeving pagina 8

2.1 Wie zijn betrokken bij de WMO? pagina 10

2.2 Producten en diensten vallend onder de WMO pagina 10

Overzicht Vragers en aanbieders per prestatieveld pagina 11

2.3 Vragers, aanbieders, adviseurs en informatieverschaffers in Brummen pagina 12

2.4 De financiering van de WMO pagina 14

2.5 Centrale rol van de gemeente pagina 14

pagina 7

Het beleid

Financiële aspecten. Pagina 15

3.1 Eigenbijdrageregeling pagina 16

3.2 Persoonsgebonden budget (PGB) of zorg in natura pagina 16

3.3 Aanbesteding en Keuzevrijheid pagina 17

3.4 Pakket individuele voorzieningen pagina 17

3.5 Beleidsafweging uitgaven WMO pagina 17

Juridische aspecten pagina 18

4.1 Hoe worden rechten, aanspraken en plichten gewaarborgd? pagina 18

4.2 Wat houdt de ‘tijdelijke zorgplicht’ in? pagina 18

4.3 Hoe ziet de gemeentelijke verordening WMO-voorzieningen er uit? pagina 18

Medische aspecten pagina 20

5.1 Toegankelijkheid en Indicatiestelling pagina 20

Sociale aspecten pagina 21

6.1 De inbreng van de burgers in de vorm van inspraak en advies pagina 21

6.2 De burger als mantelzorger of vrijwilliger pagina 21

6.3 De burger als professional pagina 21

Organisatorische aspecten pagina 22

7.1 De positie van de Stichting welzijn Brummen pagina 22

7.2 Eigen verantwoordelijkheid versus ondersteuning pagina 22

7.3 Ondersteuning van de burgers pagina 22

7.4 Het inkoopbeleid pagina 23

7.5 Wanneer moet de gemeentelijke verordening WMO gereed zijn pagina 23

Communicatieve en informatieve aspecten pagina 24

8.1 Een loket voor informatie, advies en begeleiding pagina 24

8.2 Hoe transparant wordt de WMO voor de burger? pagina 25

Bijlage: Inventarisatie van de aanbieders en de adviesinstanties

pagina 15

Voorwoord en samenvatting

Voorwoord

Waarom een nieuwe wet?

We hebben in Nederland een lappendeken van regels en wetten op het terrein van

Om zorg en welzijn te kunnen betalen wordt het geld door een meerderheid van de burgers opgebracht via premies en belastingen, geheven door de centrale overheid en de gemeenten.

Nu blijkt dat de kosten voor zorg en welzijn exorbitant gestegen zijn en vanwege de vergrijzing in de toekomst nog harder zullen stijgen, zullen de burgers steeds hogere belastingen moeten gaan opbrengen.

Dan komt al snel de vraag: "Hoe kunnen we het genoemde probleem oplossen?".

zorg en welzijn, die in de loop der jaren, op goede gronden overigens, door het Rijk en de Gemeenten zijn vastgesteld. De bekendste wetten in dit kader zijn de AWBZ, de Welzijnswet en de Wet Voorziening Gehandicapten. Heel veel instanties zijn betrokken bij de uitvoering van al deze wetgevingen. Dat heeft tot gevolg dat er een zekere mate van hokjesgeest en bureaucratisering is ontstaan, hetgeen er toe heeft geleid dat ook de burger moeite heeft met het begrijpen van de zaak en vaak niet meer weet waar hij of zij moet zijn om bepaalde dingen te vragen of te regelen.

Zoeken naar een oplossing van de problemen:invoering WMO.

Door de invoering van de WMO hoopt de overheid een betere dienstverlening te kunnen realiseren en tevens de kosten in de hand te kunnen houden. Allereerst wil de wetgever

de maatschappelijke ondersteuning

zo dicht mogelijk bij de burgers organiseren. Den Haag staat te ver weg en kan niet alles overzien. De gemeenten, en daarbij dus de gemeenteraden, staan veel dichter bij de burgers en kennen veel beter de locale noden en mogelijkheden. Daarmee wordt de gemeentelijke politiek de mogelijkheid geboden om de ondersteuning veel meer toe te spitsen op de plaatselijke situatie, op lokale kansen en mogelijkheden. Natuurlijk zal het Rijk wel duidelijke kaders stellen.

De burger zo veel mogelijk laten participeren

Het is de bedoeling dat de burger zo veel als mogelijk betrokken wordt bij en participeert in de maatschappelijke ondersteuning. Die betrokkenheid en participatie is tweeledig. Allereerst wordt de ondersteuning op gemeentelijk niveau georganiseerd. De gemeente moet het organiseren en uitvoeren. De burgers hebben via de gemeenteraad, invloed op de manier waarop het college van B en W de ondersteuning uit moet voeren. Ook worden de burgers via de sociale verbanden als familie, verenigingen en vertegenwoordigers van de cliënten enz. er (nog) nauwer bij betrokken. Daarnaast wordt er van de burger ook "zorgzaamheid" in praktische zin gevraagd op dit terrein.

Uit onderzoek van het SCP blijkt, dat de bereidheid van de mensen om zich in te zetten voor de naaste nog steeds erg groot is. Dat moet indien mogelijk zo blijven.

Gevolgen van de WMO en reden voor de notitie.

Voor de burgers, de cliënten, veranderen er een aantal dingen. Ze moeten er zich bijvoorbeeld op instellen dat er minder door het Rijk wordt geregeld en dat ze voor vele zorg- en ondersteuningsvragen bij de gemeente moeten zijn. Ook de zorgaanbieders worden met de WMO geconfronteerd. Gemeenten en zorgaanbieders worden meer en meer partners en zullen in veel situaties tot zaken moeten zien te komen.

De gemeente krijgt de uiterst belangrijke taak om de ondersteuning in goede banen te leiden. Gelukkig is het werkterrein niet nieuw voor haar. Een aantal belangrijke taken voert ze nu ook al uit. Dat neemt niet weg dat haar takenpakket uitgebreid gaat worden.

Maar het belangrijkste is wel dat ze nu ook de plicht krijgt om het beleid van zorg, welzijn en ondersteuning op elkaar af te stemmen en er de regie over te voeren. Ook moet ze zorgen voor de financiering. Dat betekent dat de gemeenteraad keuzes moet maken en vervolgens moet toezien of het beleid goed wordt uitgevoerd.

Dat vraagt natuurlijk om een nieuw beleid. En dat is de reden dat deze notitie is geschreven.

Bedoeling van de notitie

Als plaatselijke CDA willen we allereerst laten zien hoe we denken over de WMO. We geven de hoofdlijnen aan van het beleid dat wij voorstaan en op een aantal punten geven we een concrete invulling van het beleid. We willen daarover met belanghebbenden en de burgers in discussie.

Daarnaast vervult de notitie een rol als leidraad voor de CDA-gemeenteraadsleden.

De rode draad van hoe de plaatselijke CDA-afdeling over de materie denkt is immers in de notitie aangegeven, waardoor de raadsleden een raamwerk hebben voor hun in te nemen standpunten als het college met voorstellen komt voor de implementatie van de wet.

Hoe is de notitie tot stand gekomen?

De notitie is opgesteld door een werkgroep van CDA-leden, aangevuld met mensen uit "het veld" die "a titre personel" een belangrijke inbreng hebben gehad. Er zijn diverse bijeenkomsten geweest, waarbij de materie in het totaal en op onderdelen uitvoerig is bediscussieerd.

Dity Zuidwijk-van Lenthe (lid Managementteam Stichting Iselgouw), Greetje de Klerck (voorzitter Gehandicaptenraad) en Joop Boendermaker (lid College van Toezicht Iselgouw) hebben als ingewijden, een belangrijke bijdrage geleverd aan de totstandkoming van deze notitie, met name ook in het kennis en bewustwordingsproces betreffende de materie, van de andere leden.

Het CDA werd vertegenwoordigd door Wim Blom, Gerry Ypma, Klaasje Schoouwstra, Gerrit te Bokkel, Jan Plasman, Wim Wisselink, Frans Volker (tevens voorzitter cliëntenraad), Toos Haijtink (partieel), Ben Kaasschieter , Henk Roelofs en Jaap Ypma (voorzitter).

De standpunten ten aanzien van het beleid

komen natuurlijk uitsluitend voor rekening van de CDA-leden.

Brummen, 28 november 2005

Samenvatting

Samenvattende CDA-visie betreffende de WMO

De plaatselijke afdeling van het CDA onderschrijft de noodzaak van een herijking van de bestaande wetgeving en kan zich in principe heel goed vinden in de WMO.

Het CDA is wel van mening dat we geen overdreven verwachtingen moeten hebben van een (nog) zwaarder beroep op de burgers. Dat geldt in ieder geval voor onze gemeente. Wij zijn het er mee eens dat we door de ondersteuning als het ware te "verankeren" in de samenleving , winst kunnen boeken. Maar we moeten ervoor waken dat we een te grote druk gaan leggen op het saamhorigheidsgevoel en de inbreng van mantelzorgers en vrijwilligers.

Daarom hechten we eraan, dat de (gemeentelijke) overheid haar rol als hoedster van de zwakkere in deze blijft vervullen (en waar mogelijk ook de vrijwilligers en de mantelzorgers ondersteunt).

Belangrijkste beleidsconsequenties(samenvatting)

Inkomensaspecten

.

· Het CDA is voorstander van de eigenbijdrageregeling voor de functies, die vergelijkbaar zijn met de bestaande in de AWBZ en de WVG. Deze moet echter niet op elkaar gestapeld worden, waardoor de eigen bijdrage te hoog uitvalt. Minderdraagkrachtigen moeten worden ontzien.

· Het CDA wil een evenwichtige samenstelling van het totale pakket van PGB en individuele en collectieve voorzieningen.

Contracten gemeente

· Bij het contracteren van de zorgaanbieders zou het CDA graag zien dat de gemeente zo veel mogelijk rekening houdt met de maatschappelijke en culturele verscheidenheid van de Brummense bevolking. Verder pleit het CDA voor een vrije keuze van de burgers uit de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders.

· Het CDA is van mening dat de plaatselijke aanbieders ook reële kansen moeten hebben om mee te dingen.

Voorzieningen

· Bij de voorzieningen gaat het om zo veel mogelijk maatwerk. Dat kan ertoe leiden dat de kosten erg hoog worden. Daarom pleit het CDA voor een sober, maar doelmatig pakket van individuele voorzieningen, zodat iedereen geholpen kan worden. Verder pleit het CDA ervoor de verstrekkingen inkomensafhankelijk te maken. De eigen bijdrage mag echter niet hoger worden dan het kostprijsniveau.

· Voor de gemeente geldt een zorgplicht. De gemeente dient duidelijk aan te geven welke zorgonderdelen, verstrekkingen en middelen ze onder de zorgplicht denkt te rangschikken. Daarom is het van belang dat de gemeente dit tijdig in de verordeningen aangeeft en de burgers er ook tijdig van in kennis stelt. Wij geven de gemeente sterk in overweging de huidige WvG- en Welzijnswetvoorzieningen onverkort over te nemen in de verordening WMO-voorzieningen.

Indicatiestelling en mantelzorg

· Het CDA pleit ervoor dat de gemeente bij de indicatiestelling gaat samenwerken met de omringende gemeenten (Stedendriehoek) en dat ze komt tot vaststelling van een protocol (voor de nieuwe gevallen t.a.v. de indicering voor de huishoudelijke verzorging), dat het eerste jaar zo veel mogelijk aansluit bij de op dit moment gehanteerde criteria door het CIZ. Verder is het CDA voorstander van dat het eerste jaar (als overgangsperiode) zo soepel mogelijk zal verlopen, zodat iedereen in ruime mate ervaring kan opdoen en de betrokken vragers geen abrupte veranderingen voorgeschoteld krijgen

.

· Bij de indicatiestelling wordt rekening gehouden met de draagkracht en de draaglast van de mantelzorgers. Voorts vindt het CDA dat mantelzorgers recht hebben op ondersteuning. Mantelzorgers moeten door professionals en vrijwilligers vervangen kunnen worden, op de wijze waarop zijzelf die zorg uitvoeren. Voorts dient het aanbod van vrijwilligers goed in kaart te worden gebracht. Vrijwilligers kunnen aanspraak maken op ondersteuning en deskundigheidsbevordering

.

Advies en informatie

· Het CDA stelt voor dat er een WMO-raad wordt ingesteld, waarin afgevaardigden van de bestaande ouderraden en adviesraden en van de kerken participeren. De WMO-raad krijgt een adviesrecht over een aantal nader te benoemen onderwerpen. Deze raad wordt ook ingeschakeld bij de eerste opzet van het vierjarenplan en bij het opstellen van de verordeningen. De adviesraden blijven ook intact.

· Het CDA is van menig dat er organisatorisch één loket voor de informatie en verwijzing dient te komen. Dat loket zou onder de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de gemeente gebracht moeten worden en niet meer onder die van de SWB en de andere zorgaanbieders. Wat de fysieke plaats (locatie) betreft is in deze toegankelijkheid voor de cliënt en onafhankelijkheid (van een zorgaanbieder) bepalend. Het CDA neigt ernaar om het loket in Brummen onder te brengen in het gemeentehuis, mede om een korte fysieke lijn met het bijstandsloket te realiseren. In Eerbeek zou het wellicht op de huidige locatie kunnen blijven, maar de verantwoordelijkheid moet bij de gemeente komen. Het CDA hecht er ook aan dat er een uiterst korte lijn komt met het loket betreffende de uitvoering van de WBB. De mogelijkheden moeten worden onderzocht om WEGWIJS uit te bouwen tot een echt loket, zoals boven bedoeld. De pilot moet daarom worden verlengd en er moet een budget komen voor deskundigheidsbevordering van de medewerkers van het loket.

Inrichting van de notitie

De notitie begint met een beschrijvend en analytisch deel. De belangrijkste elementen van de wet worden beschreven en tegelijk in de context gezet van een vraag en aanbod systematiek, waarbij tevens in hoofdlijnen wordt beschreven over welke zaken (producten en diensten) het bij de WMO nu eigenlijk gaat. Daarna wordt in een zevental hoofdstukken ingegaan op evenzoveel beleidsaspecten van de (invoering) van de WMO.

Beschrijving en analyse

Wat houdt de WMO in?

1.1 De WMO : de integrale aanpak van zorg en welzijn.

De overheid wil met de invoering van de WMO bereiken, dat zorg en welzijn dichter bij de burgers worden vormgegeven (het maken van regels) en wordt uitgevoerd. De centrale overheid zorgt ervoor, dat er op hoofdzaken een duidelijk gedefinieerd wettelijk kader komt en geeft de gemeenten opdracht om een en ander zo goed mogelijk voor de burgers te regelen.

De WMO is een brede kaderwet, waarin de minister via AMvB de kaders aangeeft op het ruime gebied van ondersteuning, zorg en welzijn. De gemeente krijgt de regie bij de verdere invulling van de wet en bij de uitvoering en de financiering hiervan.

Maar we moeten wel eerst eens kijken hoe dat nu precies zit met ondersteuning, zorg en welzijn, want dat zijn ruime begrippen en er vallen veel activiteiten onder.

1.2 Zorg en Welzijn nader bekeken

Eigenlijk wordt in de WMO het woord ondersteuning gebruikt als verzamelterm, als een woord dat zowel zorg als welzijn alsmede (huishoudelijke hulp en) ondersteuning inhoudt.

De zorg.

Het is in dit verband vooral zinvol om de "zorg" te bekijken vanuit de individuele burger die zorg nodig heeft. Dan kunnen we een onderscheid maken tussen

De algemene doelstelling van (dit deel van) de wet, namelijk het zorgdeel, is:

medische zorg (huisarts, ziekenhuis), niet op herstel gerichte en niet verzekerbare zorg (verpleging), op herstel gerichte zorg en op ondersteuning. Bij de WMO gaat het om de laatste twee elementen. De op herstel gerichte zorg en de ondersteuning gaan onderdeel uitmaken van de WMO.

De door ziekte, door ouderdom of door andere oorzaken kwetsbaar geworden (groepen van) burgers, als zij dat willen, zo veel mogelijk ondersteunen, hun ontplooiings-mogelijkheden vergroten, alsmede hun zelfredzaamheid in het dagelijks leven en hun deelname aan de samenleving stimuleren en zo veel mogelijk voorkomen dat ze in een achterstandpositie en/of isolement terechtkomen

.

Het welzijn.

Welzijn kunnen we op de individuele burger betrekken, maar dan moeten we bedenken dat het welzijnsgevoel nogal subjectief is. Het is dus lastig te concretiseren. Het is derhalve ook niet scherp af te bakenen. Soms staat het ook in relatie tot een groep van mensen. Bij "welzijnswerk" bijvoorbeeld denken we meestal aan activiteiten voor een groep van mensen. Zo kennen we bijvoorbeeld het jongerenwerk.

De ondersteuning

Ondersteuning heeft vooral betrekking op individuen en duidt erop dat er hulp wordt geboden om hen verder nog zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren of zelfstandig te maken.

Zorg, welzijn en ondersteuning lopen als begrip nogal eens door elkaar, vullen elkaar aan of liggen in elkaars verlengde. Samengevat gaat het in het algemeen bij de activiteiten die onder de WMO gaan vallen om een breed scala van zorg, welzijn en ondersteuning zoals huishoudelijke hulp thuis, persoonlijke verzorging, gehandicaptenvervoer, sociale activering en begeleiding, ondersteunen van vrijwilligerswerk en van mantelzorg, algemene en specifieke welzijnszorg, alsmede voorlichting over al deze zaken.

Zoals aangegeven legt de minister de regie voor het organiseren en het (laten) uitvoeren van al deze activiteiten bij de

Dit betekent dat

gemeentelijke overheid. Dat is nieuw, want de zorg was tot dusverre geen onderdeel van gemeentelijke verantwoordelijkheid. Wel het welzijn en ondersteuning. alleen de gemeente verantwoordelijk wordt voor maatschappelijke zorg, welzijn en ondersteuning. Daarbij wordt tevens een beroep gedaan op de burgers zelf om te proberen de kosten in de hand te houden. Maar daarbij hebben burgers niet langer recht op een voorziening, maar de gemeente is wel verplicht (zorgplicht) een zo goed en passend mogelijk voorzieningenniveau aan te bieden.

Wat dit voorzieningenniveau precies inhoudt en hoe de voorzieningen worden georganiseerd bepaalt de gemeente zelf. Waarbij de centrale overheid natuurlijk wel de kaders aangeeft en bewaakt en tevens zorgt voor een belangrijk deel van de financiering. Maar het beleid, de inzet en de prioriteitsstelling bepaalt de gemeente, toegespitst op de lokale situatie.

De WMO wordt in juli 2006 ingevoerd. Welke delen van zorg dan precies overgaan hangt nog af van een aantal pilots (proefprojecten) in een aantal gemeenten. Daarbij staat de vraag centraal of alleen de enkelvoudige (huidige alfa-hulp) of de meervoudige huishoudelijke hulp in de WMO komt.

1.3 Verandering Regelgeving

In het algemeen kunnen we zeggen dat de bestaande regelingen uit de Welzijnswet, de WVG en delen van de AWBZ in de WMO worden samengevoegd. Daarbij waren de eerste twee wetten al een gemeentelijke aangelegenheid. Het betekent dus dat die integraal onderdeel worden van de WMO. Het overbrengen van elementen uit de AWBZ naar de WMO en de integrale aanpak van het geheel door de gemeente is de belangrijkste wijziging.

Concreet betekent dit:

De zware, niet op herstel gerichte (chronische) en niet verzekerbare zorg (o.a. voor ouderen) blijft in de AWBZ. De op genezing gerichte zorg wordt in 2006 uit de basis(ziektekosten)verzekering vergoed en de overige zorg wordt via de gemeenten geregeld in de WMO.

De burger is in de nieuwe situatie verzekerd via de

- Deze dekt alle ziektekosten die gerelateerd zijn aan de inspanningen om de ziekte te genezen en te beheersen.

- (dit loopt via de ziektekostenverzekering)

- Dekt de kosten voor langdurige verpleging en verzorging (chronisch ziek en ouderenzorg), alsmede die van de

- Geestelijke gezondheidszorg (chronisch psychische zorg) en

- De zorg die individueel niet te dragen en te verzekeren is

(dit wordt door het rijk, via de belastingen geregeld)

- Is bedoeld voor alle (overige)kosten die te maken hebben met de hulp en ondersteuning van mensen die beperkingen hebben. (dit gaat de gemeente regelen en betalen).

In de oude (nu nog actuele) wetgeving vallen de volgende functiecategorieën (van kosten) onder de AWBZ:

Basisverzekering: huishoudelijke verzorging, persoonlijke verzorging, verpleging, ondersteunende begeleiding, activerende begeleiding, behandeling, verblijf en overige.

En dat wordt:

alle functies die niet medisch van aard zijn en gericht zijn op (verder) herstel en ondersteuning gaan van de AWBZ naar de WMO.

Iedereen die op dit moment zorg en ondersteuning ontvangt via AWBZ, krijgt derhalve met de WMO te maken. Duidelijk is geworden dat bij de start van de WMO de huishoudelijke verzorging en de verpleging voor burgers die in de verpleeg en verzorgingshuizen

Burgers die nu "extramuraal" huishoudelijke hulp en overige dienstverlening aangeboden krijgen door verzorgingshuizen, krijgen wel met de WMO te maken. Dat geldt tevens voor de burgers die tot nu toe van de thuiszorg huishoudelijke verzorging ontvangen. Met andere worden, dat wordt dan door de gemeente gefinancierd. Ook de burgers met psychische / psychiatrische problemen die thuis ondersteuning/begeleiding van bijv. het RIBW-Oost Veluwe ontvangen, krijgen in een later stadium met de WMO te maken.

Voor de SWB betekent het dat de activiteiten die nu nog via de AWBZ worden bekostigd, straks via de Gemeente(WMO) gaan lopen.

verblijven, niet in de WMO komen. Dat geldt ook voor burgers, die vanwege psychische/psychiatrische problemen in een zorginstelling verblijven. Dat blijft voorlopig allemaal geregeld in de AWBZ.

Nadere analyse van de nieuwe wetgeving

2.1 Wie zijn betrokken bij de WMO?

Het gevaar bestaat, als we praten over de WMO, dat we al heel gauw verzeild raken in een wirwar van afkortingen, abstracte termen en globale richtlijnen en kaders. En dat terwijl het "gewoon" gaat om mensen die om de een of andere reden concrete hulp, verzorging, verpleging of ondersteuning nodig hebben.

Het is uitermate lastig om er achter te komen wie er nu eigenlijk allemaal betrokken zijn bij de WMO en wie er belang bij hebben en welke vorm de ondersteuning etc. heeft. Toch is het nodig om dat in

We onderscheiden

De aanbieders zijn allereerst de professionele verzorgers zoals de zorginstellingen, maar natuurlijk ook de mantelzorgers en de vrijwilligers. Ook zijn er instanties en belangenbehartigers die er tussenin staan en een soort

hoofdlijnen te weten om de juiste vragen te kunnen stellen voor het bepalen van het beleid. Daarom gaan we er wat dieper op in. vragers van maatschappelijke ondersteuning in de vorm van zorg en voorzieningen (meer individueel gericht) en welzijn (meer op groepen van mensen gericht) en aanbieders hiervan. De vragers zijn dus de individuen die hulp en ondersteuning nodig hebben en ook groepen van mensen, bijvoorbeeld jongeren, die meedoen aan buurthuiswerk. makelaars- en adviesfunctie hebben. Dat zijn bijvoorbeeld de gehandicaptenraad, ouderenbonden en diaconieën van kerken. En dan zijn er natuurlijk de producten of diensten die geleverd en afgenomen worden.

We spreken over zorg in natura als deze rechtstreeks geleverd wordt door bijvoorbeeld een verzorgingstehuis of een andere zorginstelling. Indien een cliënt geld krijgt en dit zelf voor de zorg besteedt, dan spreken we van een eigen (persoonsgebonden) budget.

2.2 Producten en diensten vallend onder de WMO

Een belangrijk aanknopingspunt geeft ons de indeling in prestatievelden die de minister heeft gemaakt. De wetgever heeft in dit kader een zevental (soms leest men een negental, maar dan worden een aantal afzonderlijk benoemd) "prestatievelden" gedefinieerd.

Dat zijn gebieden van ondersteuning waarop de aandacht van de beleidsmakers en de aanbieders onderscheidenlijk en in samenhang moet worden gericht

We hebben geprobeerd met behulp van de prestatievelden een dekkende indeling te maken. Op de volgende pagina is het schematisch weergegeven. De cijferaanduiding verwijst naar de prestatievelden, die de minister heeft gedefinieerd.

(NB: Deze prestatievelden dekken naar onze mening niet het totale beleidsveld af. Het werkterrein van de WMO is breder. Zie daarvoor m.n. het laatst genoemde aandachtsveld.)

Vragers en aanbieders per prestatieveld.

Prestatieveld

Aandachtsveld /

Activiteiten

Vragers

Huidige Aanbieders

Bemiddeling/advies

(Nieuwe)

Rol gemeente

1-Versterken van de sociale samenhang en de leefbaarheid in wijken en buurten.

Activering om burgers bij de wijk te betrekken.

<//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//em><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//em><//strong><//em><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//em><//strong><//strong><//em><//em><//strong><//strong><//strong><//em><//strong><//em><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//em><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong><//strong>

 

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.