BODEMDALING

Bodemdaling door veenoxidatie, inklinking van het veen, is een proces dat al sinds het jaar 1100 bezig is en wordt versneld door grotere drooglegging: het verlagen van het waterpeil. Omdat veengrond nogal drassig of ‘slap’ is, wordt voor bijvoorbeeld landbouwkundig gebruik gezorgd voor ontwatering van het veen door verlaging van het slootpeil. Hierdoor start een proces van krimp (minder volume door uitdroging), oxidatie (verbranding) en inklinking (minder opwaartse druk door wateronttrekking) met als gevolg dat de veenbodem daalt. Als reactie daarop wordt het veen weer verder ontwaterd. Daarmee is een doorgaand proces van bodemdaling ingezet. Pas als het gehele veenpakket verdwenen is, komt dit proces tot een eind. Afhankelijk van de dikte van het veenpakket zal dit proces zo’n 30 tot wel 500 jaar duren. Dit resulteert dan in een diepgelegen polder.

Naast bodemdaling als gevolg van het verlagen van het (grond)waterpeil kan dit ook optreden als gevolg van het onttrekken van grondwater, en het belasten van veengrond met zware gebouwen/ wegen. De laatste jaren nemen de problemen zoals schade aan wegen- en waterinfrastructuur, verzakkingen en aantasting van funderingen van woningen en andere gebouwen als gevolg van bodemdaling verder toe. De beheer- en onderhoudslasten nemen toe, evenals de kwetsbaarheid voor wateroverlast. Door de bodemdaling neemt het rendement van de landbouwsector af. Bovendien krijgen we door bodemdaling te maken met hogere maalkosten als gevolg van toenemende kwel en grotere peilverschillen en het vrijkomen van broeikasgassen en belasting van het oppervlaktewater met nutriënten.
Bodemdaling komt op verschillende plaatsen in Nederland voor, maar vooral in de westelijke veengebieden van ons land is de problematiek enorm. In de werkgebied van waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft de problematiek van de bodemdaling zowel betrekking op het ‘stedelijk gebied’, de bebouwing in dorpen en steden en infrastructuur, en op het landelijk gebied waar door de bodemdaling het waterpeil periodiek moet aangepast (peilbeheer). Het verlagen van het peil is na inklinking van het veen noodzakelijk om de landbouw te faciliteren.

Het CDA is van mening dat AGV in veenweidegebieden een toekomstbestendig peilbeheer voert, opdat de bodemdaling wordt afgeremd. Het CDA is er voorstander van dat waterschap AGV in samenwerking met andere instanties verder onderzoek doet naar nieuwe technieken (onder meer onderwaterdrainage) die de bodemdaling effectief beperken. Het CDA is voor het behoud van het veenweidelandschap en wil dat de functie van de landbouw wordt gefaciliteerd (voor die gebieden waar de provincies voor de functie ‘landbouw’ heeft gekozen) en dat die gebieden niet onder water worden gezet. Alleen in die gebieden waar nadrukkelijk voor de functie ‘natuur’ is gekozen, is het CDA voorstander van een hoger (water)peil. Het CDA ziet in de veenweidegebieden een belangrijke rol weggelegd voor de agrarische sector als landschapsbeheerder.

Concreet:
Samen met gemeenten, provincies en het Rijk het probleem van bodemdaling aanpakken door kennis te bundelen en samen naar mogelijke oplossingen te zoeken. Het CDA vindt dat de problematiek van de bodemdaling  moet worden gezien als een algemeen maatschappelijk probleem dat gezamenlijk met lokale en provinciale overheden en het Rijk moet worden opgelost en bekostigd .

Landelijk/​Provinciaal

De twaalf provinciale afdelingen vormen de schakel tussen de gemeentelijke afdelingen en het landelijke bestuur.